gepubliceerd op 04 januari 2021
23 DECEMBER 2020. - Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/050 tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeer Verslag aan de Regering Op 30 april 2020 heeft de Regering een gedelegeerde opdracht toevertrouw(...)
23 DECEMBER 2020. - Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/050 tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis Verslag aan de Regering Op 30 april 2020 heeft de Regering een gedelegeerde opdracht toevertrouwd aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) om kredieten tegen matige rentevoeten toe te kennen aan bepaalde ondernemingen uit de horecasector of toeleveringsbedrijven ervan, tegen de achtergrond van de door COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis.
Gelet op het aanhouden van de crisis, is het noodzakelijk om de gedelegeerde opdracht aan te passen, door: - het doelpubliek uit te breiden naar alle sectoren, naast de horecasector, aangezien bijzonder veel sectoren door de crisis zijn getroffen; - een minimumbedrag vast te leggen voor de leningen; - de duur van de steunmaatregel te verlengen.
Deze uitbreiding van de opdracht vergt geen bijkomende financiële middelen voor de uitvoering ervan door de GIMB. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 van het ontwerpbesluit past de titel van het oorspronkelijk besluit tot toekenning van de gedelegeerde opdracht aan.
Artikel 2 voegt een definitie van "Brusselse onderneming" toe.
De artikelen 3 tot 6 breiden het toepassingsgebied van de maatregel uit naar alle sectoren. Gelet op het feit dat de steunmaatregel valt onder de de-minimisverordening, spreekt het voor zich dat de sectoren die zijn uitgesloten op basis van de de-minimisverordening nog altijd geen aanspraak zullen kunnen maken op de kredieten (zoals de ondernemingen actief in de primaire landbouwproductie).
De uitbreiding van het toepassingsgebied heeft geen invloed op de leningen die worden toegekend aan de leveranciers van de horecasector.
Daar blijft de voorwaarde dat het gaat om ondernemingen die levensmiddelen of diensten leveren aan meerdere Brusselse horecaondernemingen van toepassing. Om die reden blijft de definitie van "Brusselse horecaonderneming" in artikel 1, 6°, van het besluit nr. 2020/010 ook behouden.
Artikel 4 van het ontwerpbesluit legt bovendien een minimumbedrag voor de leningen vast, met name 75.000 euro. De invoering van dit minimumbedrag wordt gerechtvaardigd door de volgende overwegingen: - De regeling is bedoeld voor ondernemingen met meer dan 10 VTE's. De financiële behoeften van deze ondernemingen en de duur van de crisis lijken in overeenstemming te zijn met de vaststelling van een minimumbedrag van 75.000 euro per lening. - Dit financiële product is een aanvulling op een leenregeling voor ondernemingen met minder dan 10 VTE's die bij Brusoc werd opgezet en die leningen tot 100.000 euro zal aanbieden. Andere steunregelingen, zoals de premies, zijn ook bijzonder geschikt voor kleine ondernemingen. - De werkingskosten die aan de GIMB worden toegekend vertegenwoordigen slechts 1,25% van het voor de leningen voorziene budget. Ze liggen onder de marktstandaard. In dit kader, moet de tijd van het personeel noodzakelijkerwijs worden geoptimaliseerd.
Artikel 7 van het ontwerpbesluit verlengt de duur van de steunmaatregel. De leningen zullen tot 31 december 2021 aangevraagd kunnen worden en ten laatste op 28 februari 2022 toegekend kunnen worden.
Artikel 8 van het ontwerp verleent de bevoegdheid aan de Regering om, bij gewoon besluit, bepaalde parameters van de maatregel te wijzigen.
De ervaring met eerdere steunmaatregelen heeft aangetoond dat het van groot belang is dat de Regering, zelfs na het verstrijken van de bijzondere machten, haar flexibiliteit behoudt om deze maatregelen aan te kunnen passen.
Ten slotte, worden in artikel 9 verschillende overgangsbepalingen voorzien. Zij hebben betrekking op de lopende leningen, evenals op de aanvragen die in behandeling zijn bij de inwerkingtreding van de wijziging.
Inachtneming van het advies van de Raad van State Er werd gevraagd om dit advies met spoed uit te brengen binnen een termijn van 5 werkdagen. De Raad van State heeft op 17 december 2020 advies 68.464 uitgebracht. Dat advies wordt hierna bekendgemaakt.
In dit advies formuleert de Raad van State verschillende opmerkingen.
Allereerst, merkt de Raad (in punt 5) op dat het gebruik, in artikel 3 van het ontwerp, van het woord "bepaalde" voor de woorden "Brusselse ondernemingen" misleidend kan zijn. Het woord 'bepaalde' werd daarom weggelaten uit dit artikel, maar ook uit artikel 1, dat de aanhef van het gewijzigde besluit vervangt.
De Raad van State is (in punt 6) ook van mening dat de rechtvaardiging voor de invoering van een minimumbedrag van 75.000 euro voor de leningen niet volstaat en moet worden aangevuld met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel. De rechtvaardiging van het minimumbedrag werd hierboven uitgewerkt.
Artikel 8 van het ontwerp voert in het gewijzigde besluit de bepaling in die de Regering de bevoegdheid verleent om bij gewoon besluit bepaalde parameters van de maatregel te wijzigen. De Raad van State is van mening dat de woorden "zelfs na het einde van de bijzondere machten" overbodig zijn en de lezer kunnen misleiden.
Desalniettemin, zijn wij van mening dat deze verduidelijking van de reikwijdte van de bepaling in de tijd niet overbodig is, met dien verstande dat het uiteraard het Parlement zal toekomen te bepalen op welke wijze het bijzondere machtenbesluit kan worden gewijzigd nadat het Parlement dit besluit bij ordonnantie heeft bekrachtigd. Deze machtiging is dus duidelijk in de tijd beperkt. In dit artikel 8 werd een correctie aangebracht om rekening te houden met de collegiale werking van de Regering.
Tot slot, neemt de Raad van State (in punt 8) akte van een voorstel tot aanvulling van de overgangsbepaling. Dit voorstel werd opgenomen in artikel 9 van het ontwerp.
Raad van State, Afdeling Wetgeving
Advies 68.464/1 van 17 december 2020 over een ontwerp van bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/0NN `tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis' Op 10 december 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/0NN `tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 14 december 2020. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Johan PUT, assessor, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 december 2020. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt: "La crise sanitaire du COVID-19 a un impact significatif sur l'activité économique de nombreuses entreprises à la fois directement et indirectement, du fait des mesures sanitaires imposées. Il est et reste donc nécessaire de répondre rapidement aux besoins des entreprises concernées, afin de les protéger au maximum des conséquences financières de la crise. Parmi un large éventail de mesures d'aide, il apparaît nécessaire d'étendre l'octroi de crédits aux entreprises bruxelloises au-delà du secteur HORECA et de prolonger la durée de la mesure, qui a été mise en oeuvre à travers une mission déléguée à la SRIB. Tel est l'objet de l'arrêté modificatif soumis à votre examen". 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt tot het wijzigen van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr.2020/010 van 30 april 2020 `betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis'. De ontworpen wijzigingen houden onder meer een verruiming in van de bestemmelingen van de betrokken kredieten aangezien voortaan niet uitsluitend de horecasector, maar ook Brusselse ondernemingen buiten de horecasector voor de kredietverlening in aanmerking komen. Daarnaast wordt een minimumbedrag voor de leningen vastgesteld, wordt de terugbetalingstermijn verlengd van vijf naar zeven jaar en wordt de duur van de steunmaatregel verlengd. Ook worden verschillende machtigingen verleend aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die ook gelden na het einde van de bijzondere machten. Voor leningen toegekend voor de inwerkingtreding van het ontworpen besluit wordt een overgangsregeling uitgewerkt. Het is de bedoeling om de ontworpen regeling in werking te laten treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. 4. De ontworpen wijzigingen kunnen worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 23 november 2020 `tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19', waarnaar wordt verwezen in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp. Het ontworpen besluit moet, eens aangenomen, overeenkomstig artikel 3, § 1, van de voornoemde ordonnantie ook nog worden bekrachtigd binnen een termijn van zes maanden die ingaat op het einde van de periode van bijzondere machten die door de ordonnantie worden geregeld. Gebeurt dat niet binnen die termijn dan zal de ontworpen regeling geacht worden nooit uitwerking te hebben gehad.
Artikel 3 5. Blijkens de bewoordingen van de vervangende zinsnede die in artikel 3, eerste lid, van het te wijzigen bijzondere machtenbesluit zal worden ingevoegd, worden de terugbetaalbare kredieten toegekend aan "bepaalde" Brusselse ondernemingen en de leveranciers van de horecasector.Het woord "bepaalde" is misleidend omdat ermee de indruk wordt gewekt dat slechts welbepaalde categorieën ondernemingen voor de terugbetaalbare kredieten in aanmerking zullen komen en de vraag zou kunnen rijzen welke die categorieën zijn en op basis van welke criteria zij worden vastgelegd. Allicht bedoelen de stellers van het ontwerp met het woord "bepaalde" tot uitdrukking te brengen dat uitsluitend die ondernemingen voor een terugbetaalbaar krediet in aanmerking komen die beantwoorden aan de voorwaarden die in het ontworpen besluit worden vermeld. Dat het gebruik van het woord "bepaalde" trouwens overbodig is, blijkt uit diverse andere bepalingen van het ontwerp waarin melding wordt gemaakt van "Brusselse ondernemingen" en niet van "bepaalde Brusselse ondernemingen". Het woord "bepaalde" ("certaines") wordt derhalve het best geschrapt in artikel 3 van het ontwerp.
Artikel 4 6. De in artikel 6, eerste lid, van het te wijzigen bijzondere machtenbesluit, bedoelde lening zal minimaal 75.000 euro bedragen (artikel 4, 2°, van het ontwerp). Dit minimumbedrag strekt er volgens de nota aan de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering toe "om te vermijden dat de GIMB wordt overspoeld door aanvragen". Het invoeren van een minimumbedrag voor de betrokken leningen mag tot de beoordelingsvrijheid van de stellers van het ontwerp worden gerekend.
Niettemin mag de vaststelling van de hoogte van dat bedrag niet arbitrair gebeuren, maar wel met inachtneming van het grondwettelijk gewaarborgde gelijkheidsbeginsel. Dit laatste impliceert dat er een redelijk verband van evenredigheid dient te bestaan tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. Het invoeren van een minimumbedrag van 75.000 euro kan bezwaarlijk worden geacht op een redelijke wijze te worden verantwoord door de enkele verwijzing naar het risico dat erin bestaat dat de GIMB zou dreigen te worden overspoeld door aanvragen, terwijl het doel van de maatregel er precies in dient te bestaan om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen. De stellers van het ontwerp zullen de keuze van een minimumbedrag van 75.000 euro op een andere, beter op het gelijkheidsbeginsel afgestemde verantwoording moeten kunnen steunen.
Artikel 8 7. In de inleidende zin van het ontworpen artikel 14/1 van het te wijzigen bijzondere machtenbesluit, is de zinsnede ", zelfs na het einde van de bijzondere machten," tegelijk overbodig en misleidend.Er kan uit die zinsnede uiteraard niet worden afgeleid dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zelf en onbeperkt in de tijd kan beslissen over de uitoefening van bevoegdheden die haar bij een bijzondere machtenordonnantie zijn toegekend.
Artikel 9 8. Artikel 9 van het ontwerp bevat een overgangsregeling voor begunstigden van reeds voor de inwerkingtreding van het ontworpen besluit toegekende leningen.De vraag rijst echter of geen overgangsregeling vereist is voor leningsaanvragen die hangende zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van het ontworpen besluit.
Hierover om nadere toelichting verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Les quelques modifications apportées par le présent projet d'arrêté vont dans la direction d'un assouplissement des conditions : élargissement du champ des bénéficiaires, prolongation du délai maximum de remboursement et prolongation de la mesure elle même. Une seule exception à cela: l'instauration d'un montant plancher de 75.000 euros pour les prêts octroyés.
En ce qui concerne les demandes pendantes émanant d'entreprises entrant dans le champ d'application initial, il nous semble judicieux, par souci de sécurité et de prévisibilité juridique, de ne pas leur appliquer le nouveau montant plancher. Les autres nouvelles conditions ne restreignent pas leurs droits. Par conséquent, nous pourrions ajouter à l'article 9 un 3e alinéa rédigé comme suit: `(...) La demande de prêt introduite par une entreprise HORECA bruxelloise ou par un fournisseur du secteur HORECA qui n'a pas encore fait l'objet d'une décision au moment de l'entrée en vigueur du présent arrêté est traitée sur la base de l'arrêté tel que modifié par le présent arrêté, si ce n'est que le montant du prêt peut être inférieur à 75.000 euros'.
En ce qui concerne les entreprises dont la demande aurait été rejetée, rien dans l'arrêté modifié ne s'oppose à ce qu'elles introduisent une nouvelle demande".
De griffier De Voorzitter W. GEURTS M. VAN DAMME _______ Nota's 1. Zie de artikelen 4, 1°, 5 en 6 van het ontwerp.2. Ook in het opschrift van het ontwerp wordt het woord "bepaalde" het best geschrapt. 23 DECEMBER 2020. - Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/050 tot wijziging van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 23 november 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19, artikel 2, § 1;
Gelet op het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis, gewijzigd bij het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/046 van 18 juni 2020;
Gelet op artikel 2, § 3, 5°, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 november 2020;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 4 december 2020;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de voortdurende gezondheidscrisis, die zowel rechtstreeks als onrechtstreeks via de opgelegde veiligheidsmaatregelen een gevoelige impact heeft op de economische bedrijvigheid van veel ondernemingen;
Dat het dus noodzakelijk is en blijft om snel in te spelen op de noden van de getroffen ondernemingen, ten einde hun zoveel als mogelijk te vrijwaren van de financiële gevolgen van de crisis;
Dat, als deel van een breed gamma aan steunmaatregelen, het nodig blijkt om de toekenning van kredieten uit te breiden naar Brusselse ondernemingen buiten de horecasector en de duur van de maatregel te verlengen;
Gelet op het advies 68.464/1 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3 °, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, artikelen 2, § 3, en 4, § 5;
Overwegende dat de hierboven uiteengezette spoedeisendheid het niet mogelijk maakt het advies van de Economische en Sociale Raad in te winnen, zoals toegelaten door artikel 2, § 4, van de ordonnantie van 23 november 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van COVID-19;
Op voorstel van de Minister van Economie;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Het opschrift van het bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 van 30 april 2020 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis wordt vervangen als volgt: "Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan Brusselse ondernemingen en de leveranciers van de horecasector vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis".
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 6° /1 ingevoegd, luidende: "6° /1 Brusselse onderneming: een onderneming die minstens één vestigingseenheid heeft in het Gewest, er een economische activiteit uitoefent en er over menselijke middelen en goederen beschikt die specifiek voor haar bestemd zijn;".
Art. 3.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "aan ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering van deze sector" vervangen door de woorden "aan Brusselse ondernemingen en de leveranciers van de horecasector".
Art. 4.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "Brusselse horecaondernemingen" vervangen door de woorden "Brusselse ondernemingen" 2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin: "De lening bedraagt minimaal 75.000 euro."; 3° in het derde lid wordt het getal "0" vervangen door het getal "75.000"; 4° in het vierde lid wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "zeven".
Art. 5.In artikel 7, § 2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Brusselse horecaondernemingen" vervangen door de woorden "Brusselse ondernemingen".
Art. 6.In artikel 8, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Brusselse horecaondernemingen" vervangen door de woorden "Brusselse ondernemingen".
Art. 7.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "28 februari 2021" vervangen door de woorden ""31 december 2021"; 2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "30 april 2021" vervangen door de woorden "28 februari 2022."
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, luidende: «
Art. 14/1.De Regering wordt gemachtigd om, zelfs na het einde van de bijzondere machten, bij besluit te wijzigen: 1° de rentevoeten bedoeld in artikel 6, derde lid;2° de bedragdrempels en -plafonds bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid;3° het aantal tewerkgestelde personen bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 1° ; 4° de kalender van de gedelegeerde opdracht bedoeld in artikel 12.".
Art. 9.De leningen toegekend voor de inwerkingtreding van dit besluit voor een bedrag van minder dan 75.000 euro blijven geldig.
De begunstigden van leningen toegekend voor de inwerkingtreding van dit besluit kunnen aan de GIMB vragen om de mogelijkheid om een verlenging van de aflossingstermijn te bestuderen, zonder dat die termijn meer dan zeven jaar mag bedragen.
De leningaanvragen ingediend door Brusselse horecaondernemingen of leveranciers van de horecasector waarover op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit nog geen beslissing is genomen, worden behandeld op basis van het besluit zoals gewijzigd door dit besluit, met dien verstande dat de lening minder dan 75.000 euro kan bedragen.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 11.De minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 december 2020.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Economie, A. MARON De Minister van Financiën en Begroting, S. GATZ