gepubliceerd op 29 april 2020
Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/014 betreffende de belasting op de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
23 APRIL 2020. - Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/014 betreffende de belasting op de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, artikel 2;
Gelet op ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, de artikelen 13 en 26, § 1;
Gelet op ordonnantie ordonnantie 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 14;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 3, 5° van ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, de gelijkekansentest niet moet worden opgesteld voor een reglementaire tekst waarvoor het advies van de Raad van State wordt gevraagd bij hoogdringendheid;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 de exploitanten van taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur erg treft en dat het noodzakelijk is om onmiddellijk maatregelen te nemen om een economische catastrofe te voorkomen. Om deze sector die in gevaar verkeert te ondersteunen, moeten de lasten gelinkt aan de belasting op de de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen onmiddellijk worden opgeheven;
Gelet op advies 67.236/4 van de Raad van State, gegeven op 20 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet vereist zijn;
Overwegende dat de sector van de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur grote impact ondervindt van de gezondheidscrisis van de COVID-19;
Overwegende dat de uitbating van deze diensten voor het betalend vervoer van personen onderworpen is aan belastingen;
Overwegende dat deze belastingen jaarlijks verschuldigd zijn door iedere persoon die houder is van een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst of van een dienst voor het verhuur van voertuigen met chauffeur;
Overwegende dat het bedrag van de belasting op de vergunning om een taxidienst te exploiteren 575 per jaar is en dat het bedrag van de belasting voor de exploitatie van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur 682 euro per jaar is;
Overwegende dat de Regering dus, gelet op de economische urgentie, gebruik wenst te maken van de volmachten die haar werden toevertrouwd door het parlement om de exploitanten van taxidiensten en van diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur te ondersteunen in deze moeilijke periode opdat deze crisis de activiteit niet onherroepelijk zou beschadigen;
Op voorstel van de Minister belast met Financiën, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De belasting bedoeld in artikel 13 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, is niet verschuldigd voor het belastingjaar 2020.
Art. 2.De belasting bedoeld in artikel 26, § 1, van dezelfde ordonnantie, is niet verschuldigd voor het belastingjaar 2020.
Art. 3.In afwijking van artikel 14 van ordonnantie 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is geen interest verschuldigd op de bedragen die worden terugbetaald bij toepassing van dit besluit.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 5.De minister bevoegd voor Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 april 2020.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar ambt en de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, de Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn, B. CLERFAYT