Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 mei 2020
gepubliceerd op 04 juni 2020

Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/020 tot invoering van versoepelingsmaatregelen voor de registratierechten in de context van de COVID-19 pandemie

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020021118
pub.
04/06/2020
prom.
28/05/2020
ELI
eli/besluit/2020/05/28/2020021118/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 MEI 2020. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/020 tot invoering van versoepelingsmaatregelen voor de registratierechten in de context van de COVID-19 pandemie


VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING Ter attentie van de leden van de Regering, De WHO heeft het coronavirus COVID-19 op 11 maart 2020 gekwalificeerd als een pandemie.

De door de COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis heeft geleid tot de toepassing van grootschalige nationale gezondheidsmaatregelen, in het bijzonder de zogenaamde "social distancing" maatregelen waartoe de Nationale Veiligheidsraad op 12 en 13 maart 2020 besloten heeft.

Deze maatregelen kunnen ertoe leiden dat bepaalde belastingplichtigen in het kader van de registratierechten worden geconfronteerd met onverwachte bijkomende fiscale lasten.

Dit besluit beoogt om deze fiscale gevolgen te minimaliseren door een aantal termijnen te verlengen en door onder bepaalde voorwaarden het tarief van het registratierecht op de vestiging van een hypotheek te verlagen. 1. Verlenging van de termijn waarin bepaalde handelingen moeten worden gesteld De "social distancing" maatregelen hebben in het kader van de registratierechten een impact op de mogelijkheid om bepaalde termijnen te respecteren om zodoende van een voordelige belastingmaatregel te kunnen genieten. Het gaat met name om onderstaande termijnen: 1) Artikel 46bis van het W.Reg.

Aan belastingplichtigen die genieten van het abattement van 175.000 euro in het verkooprecht bij de aankoop van hun onroerend goed, wordt een termijn van 2 jaar (of 3 jaar in geval van nieuwbouw) toegekend om in het betrokken goed hun hoofdverblijfplaats te vestigen. 2) Artikel 71 van het W.Reg Aan personen die een beroepsverklaring hebben ondertekend en die genieten van een verminderd verkooprecht tot 8% overeenkomstig artikel 62 van hetzelfde Wetboek wordt een termijn van 5 jaar toegekend om een reeks wederverkopen aan te tonen. 3) Artikel 212 van het W.Reg Aan belastingplichtigen die 36% van hun betaalde registratierechten kunnen terugvorderen bij wederverkoop van het door hen verkregen onroerend goed wordt een termijn van 2 jaar toegekend om deze wederverkoop via authentieke akte te laten vaststellen. 4) Artikel 212bis van het W.Reg Aan personen, die niet konden genieten van het "rechtstreekse" abattement bepaald in artikel 46bis, wordt een termijn van 2 jaar toegekend om over te gaan tot vervreemding van de onroerende goederen die de toepassing van dit "rechtstreekse" abattement hebben verhinderd, om de teruggave van de rechten die geheven werden boven het bedrag dat zou verschuldigd geweest zijn met toepassing van artikel 46bis alsnog aan te vragen.

Om de betrokken personen niet te beroven van een voordelige belastingmaatregel waarvan zij zonder de "social distancing" maatregelen hadden kunnen genieten, dienen de bovengenoemde termijnen te worden verlengd indien ze verstrijken tijdens de periode van "social distancing".

Alle betrokkenen die in het kader van het vervullen van hun verplichtingen werden geconfronteerd met de gevolgen van de voornoemde maatregelen moeten van deze verlenging kunnen genieten. Dit betekent dat de verlenging van de termijnen moet retroageren tot 16 maart 2020.

Dit is immers de eerste werkdag die volgde op het uitvaardigen van de eerste maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus die vervat zaten in het Ministerieel besluit van 13 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/03/2020 pub. 13/03/2020 numac 2020030303 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.

Op basis van de aankondigingen van de Nationale Veiligheidsraad op 24 april en 6 mei 2020 met betrekking tot de afbouwstrategie, wordt verwacht, onder voorbehoud dat de gezondheidscrisis gunstig evolueert, dat hoewel bepaalde "social distancing" maatregelen nog steeds van kracht zullen zijn, de economische en sociale activiteiten in mei en juni 2020 geleidelijk zullen worden hervat.

Deze verlenging moet dus tevens worden toegestaan wanneer de bovengenoemde termijnen verstrijken in de periode onmiddellijk na het geleidelijk hervatten van de economische en sociale activiteiten, aangezien een terugkeer naar normale omstandigheden waarschijnlijk niet onmiddellijk zal plaatsvinden, ook niet voor de notariële functie en ook moet rekening gehouden worden met de achterstand die in de periode van "social distancing" is opgebouwd en in de daaropvolgende maanden bijkomend verwerkt moet worden.

Concreet heeft de Brusselse Hoofdstedelijk Regering besloten de bovengenoemde termijn te verlengen tot 1 oktober 2020 voor al de bovengenoemde termijnen die verstrijken tussen maandag 16 maart 2020 en 30 september 2020.

De termijnen van de bovengenoemde artikelen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten worden concreet, bij wijze van voorbeeld en in de hypothese dat een groot deel van de economische en sociale activiteiten zullen worden hervat tegen 8 juni 2020, als volgt verlengd: 1) Stel dat de termijn verstrijkt op 22 april 2020, een datum binnen de periode van de "social distancing" maatregelen.Door de verlenging van de termijn heeft de betrokkene in dit geval tot 1 oktober 2020 tijd om zich in regel te stellen. 2) Stel dat termijn verstrijkt op 15 juni 2020, een datum net na het hervatten van de economische activiteiten.Door de verlenging van de termijn heeft de betrokkene ook in dit geval tot 1 oktober 2020 tijd om zich in regel te stellen. 3) Stel dat de termijn verstrijkt op 26 september 2020, een datum lang na het hervatten van de economische activiteiten.Door de verlenging van de termijn heeft de betrokkene ook in dit geval tot 1 oktober 2020 tijd om zich in regel te stellen.

De aanbeveling van de Raad van State in zijn advies nr. 67.337/4 om rekening te houden met een vaste periode in plaats van met het abstracte begrip van het einde van de maatregelen van "social distancing", is opgevolgd om de grootst mogelijke rechtszekerheid te waarborgen en de risico's van uiteenlopende interpretaties van het begrip "einde van de maatregelen van social distancing" te voorkomen.

In plaats van de datum van het einde van deze vaste periode te moeten wijzigen (door een nieuw bijzonderemachtenbesluit), is de regering tevens gemachtigd om tot twee keer toe te besluiten de termijnen met een maand te verlengen, indien het geleidelijk hervatten van de economische activiteiten, voorzien door de Nationale Veiligheidsraad op 24 april en 6 mei 2020, wordt teruggedraaid wegens de ongunstige evolutie van de huidige gezondheidscrisis. 2. Verlaging van het registratierecht op de hypotheekvestigingen bij omzetting van bestaande hypothecaire mandaten Daarnaast hebben de huidige "social distancing" maatregelen evenals de tijdelijke stopzetting van een groot aantal economische en commerciële activiteiten een negatieve impact op de financiële situatie van huishoudens en bedrijven waardoor de financiële sector wordt aangemoedigd tot de omzetting van hun hypothecaire mandaten in hypothecaire inschrijvingen. In de praktijk wordt overeenkomstig artikel 87 van hetzelfde Wetboek, het recht van één procent geheven op de vestiging van een hypotheek verschuldigd door de hypotheekgever. Het is bijgevolg opportuun om belastingplichtigen tijdelijk van dit recht vrij te stellen.

Deze versoepelingsmaatregel dient echter in de tijd te worden beperkt om misbruiken te voorkomen.

Concreet heeft de Brusselse Hoofdstedelijk Regering besloten dat het hypotheekrecht vervat in artikel 87 van hetzelfde Wetboek niet verschuldigd is voor een hypothecaire inschrijving die tussen 16 maart en 30 juni is gedaan op basis van een hypothecair mandaat dat dateert van vóór 16 maart 2020.

Het toepassingsgebied van het ingevoerde nultarief werd beperkt tot de hypotheken die voortvloeiden uit hypothecaire mandaten die van voor de Corona-crisis dateerden om misbruiken te voorkomen.

De limitering in de tijd van het nultarief werd doorgevoerd opdat deze maatregel gelijk zou lopen met de federale maatregelen inzake het hypotheekrecht.

Dit ontwerp van bijzondere machtenbesluit werd ter spoedadvies voorgelegd aan de Raad van state, rekening houdend met de hoogdringendheid van de genomen maatregelen. De Raad van State heeft op 7 mei 2020 advies nr. 67.337/4 verleend in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 3° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Met de suggesties van de Raad van State is rekening gehouden in de mate die hierboven is toegelicht.

Ter informatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister van Financiën en Begroting, S. GATZ

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 67.337/4 van 7 mei 2020 over een ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/020 `tot invoering van versoepelingmaatregelen voor de registratierechten in de context van de COVID-19 pandemie' Op 30 april 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/XXX `tot invoering van versoepelingmaatregelen voor de registratierechten in de context van de COVID-19 pandemie'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 7 mei 2020. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Marc OSWALD, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 mei 2020.

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten 'op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt: "Deze hoogdringendheid wordt gemotiveerd door het feit dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dringend de rechtszekerheid wenst te vrijwaren, zowel wat de verlenging van de termijnen betreft als wat het registratierecht op de vestiging van een hypotheek betreft. Door het feit dat de maatregelen van "social distancing" de belastingplichtigen sterk hinderen in de uitvoering van bepaalde verplichtingen binnen de daartoe voorziene termijn, dienen deze termijnen inderdaad onmiddellijk te worden verlengd zodat de betrokken belastingplichtigen met zekerheid weten dat zij niet zullen worden gesanctioneerd. En door de vertraging van de economische activiteit en de tijdelijke werkloosheid van een aanzienlijk aantal werknemers, is de financiële positie van vele kredietnemers dermate verzwakt wat tot effect kan hebben dat de banken overgaan tot activering van de hypothecaire mandaten en het dus noodzakelijk is de lasten die gepaard gaan met een hypothecaire inschrijving voor zulke kredietnemers onverwijld op te heffen".

Krachtens artikel 84, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moet de motivering van het spoedeisend karakter, die in de adviesaanvraag opgegeven wordt, in de aanhef van het besluit worden overgenomen.

In casu is dat vereiste evenwel niet helemaal vervuld.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorstel, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP 1. Hoewel zulks krachtens artikel 3bis, § 1, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' niet uitdrukkelijk verplicht is, wordt voorgesteld om tegelijkertijd met dit besluit een verslag aan de regering met een uiteenzetting van de draagwijdte en de concrete gevolgen van dit besluit bekend te maken en het te vergezellen van dit advies.2. De artikelen 3 en 5 van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten' bieden geen rechtsgrond voor het ontwerp.Het eerste lid moet dus uit de aanhef worden weggelaten. 3. Artikel 3 van het ontwerp voorziet in een periode die ingaat op 16 maart 2020 en eindigt op 30 juni 2020, tijdens welke het in artikel 87 van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten bepaalde recht niet verschuldigd is ingeval de inschrijving van een hypotheek wordt gevraagd op overlegging van een hypothecair mandaat dat dagtekent van vóór 16 maart 2020. Op de vraag waarom die twee datums in aanmerking zijn genomen, verwijst de gemachtigde van de minister naar de artikelen 14 en 16, 2°, van een wetsontwerp `houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie' dat op 24 april 2020 bij het bureau van de Kamer van volksvertegenwoordigers is ingediend, en waarbij geen recht verschuldigd is voor de inschrijving van een hypotheek die is gevraagd in de periode van 16 maart 2020 tot 30 juni 2020 en voor de handelingen tot uitvoering van een hypothecair mandaat die verleden zijn van 16 maart 2020 tot 30 juni 2020, wanneer dat mandaat dagtekent van vóór 16 maart 2020.

De afdeling Wetgeving heeft in haar advies 67.203/3 van 14 april 2020 over dat wetsvoorstel de uitleg van de gemachtigde van de minister met betrekking tot de keuze van de datums opgenomen: "Les premières mesures de confinement datent de l'A.M. du vendredi 13 mars 2020, d'où la date retenue en ce qui concerne les procurations notariées.

C'est dans les jours suivants immédiatement qu'a été signalé le risque de conversion massive de mandats hypothécaires en inscriptions effectives. Ce qui menaçait d'accentuer les difficultés des entreprises concernées (et le cas échéant des ménages). D'où la date retenue du 16 mars, aussi pour l'article 14 et l'exemption de rétribution hypothécaire par le projet d'A.R. précité.

Bovendien houdt de ene maatregel geen [enkel] verband met de andere, waardoor het gerechtvaardigd is om, gelet op die specifieke omstandigheden van die bepalingen, andere startdata te voorzien." In onderhavig geval verantwoordt de gemachtigde van de minister zijnerzijds de keuze van dezelfde datums door een streven naar samenhang met de door de federale overheid voorgestelde regeling. 4.1. De artikelen 1, 2, 4 en 5 van het voorliggende ontwerp voorzien dan weer in een periode die eveneens ingaat op 16 maart 2020, maar die verstrijkt drie maanden na het einde van "de maatregelen van `social distancing' voorzien door het ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals desgevallend gewijzigd of vervangen".

Vooreerst moet de steller van het ontwerp erop toezien dat hij, anders dan voor het ontworpen artikel 3 en, in voorkomend geval, in het verslag aan de regering waarvan de redactie aanbevolen wordt, verantwoordt waarom hij 16 maart 2020 in aanmerking neemt als begindatum van de periode waarin diverse termijnverlengingen mogelijk worden wanneer die termijnen in de loop van die periode vervallen. 4.2. Bovendien is het begrip "einde van de maatregelen van `social distancing' voorzien door het ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals desgevallend gewijzigd of vervangen" niet duidelijk genoeg en kan het tot rechtsonzekerheid leiden.

Gezien de geleidelijke en voorwaardelijke afbouw van de lockdown die momenteel onder leiding van de federale overheid plaatsvindt, zal het wellicht niet eenvoudig zijn om met de nodige nauwkeurigheid te bepalen wanneer de zogenaamde maatregelen van "sociale distancing" volledig zullen zijn opgeheven.

Het verdient dan ook aanbeveling om in de desbetreffende bepalingen te voorzien in een specifieke einddatum voor de geplande periode die ingaat op 16 maart 2020 (en die datum desnoods later te wijzigen). 5. Net zoals voor de artikelen 1, 2, 4 en 5 moet de steller van het ontwerp kunnen motiveren waarom het voorliggende besluit met terugwerkende kracht in werking treedt op 16 maart 2020. De griffier, Anne Catherine Van Geersdaele De voorzitter, Martine Baguet _______ Nota's (1) Parl.St. Kamer, 2019-20, nr. 55-1174/001 (2) Advies 67.203/3, http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/67203.pdf.

28 MEI 2020. - Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/020 tot invoering van versoepelingsmaatregelen voor de registratierechten in de context van de COVID-19 pandemie De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, artikel 2;

Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, artikelen 46bis, 71, 87, 212 en 212bis;

Gelet op de hoogdringendheid die voortvloeit uit het feit dat de door COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis heeft geleid tot de toepassing van grootschalige nationale gezondheidsmaatregelen, in het bijzonder de zogenaamde "social distancing" maatregelen waartoe de Nationale Veiligheidsraad op 12 en 13 maart 2020 besloten heeft;

Gelet dat deze hoogdringendheid wordt gemotiveerd door het feit dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dringend de rechtszekerheid wenst te vrijwaren, zowel wat de verlenging van de termijnen betreft als wat het registratierecht op de vestiging van een hypotheek betreft;

Gelet op het feit dat de `social distancing' maatregelen de belastingplichtigen sterk hinderen in de uitvoering van bepaalde verplichtingen binnen de daartoe voorziene termijn, dienen deze termijnen inderdaad onmiddellijk te worden verlengd zodat de betrokken belastingplichtigen met zekerheid weten dat zij niet zullen worden gesanctioneerd;

Gelet op het feit dat door de vertraging van de economische activiteit en de tijdelijke werkloosheid van een aanzienlijk aantal werknemers, de financiële positie van vele kredietnemers dermate is verzwakt wat tot effect kan hebben dat de banken overgaan tot activering van de hypothecaire mandaten en het dus noodzakelijk is de lasten die gepaard gaan met een hypothecaire inschrijving voor zulke kredietnemers onverwijld op te heffen;

Gelet op het advies 67.337/4 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 3, 5° van ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, deze test niet moet worden opgesteld voor een reglementaire tekst waarvoor het advies van de Raad van State wordt gevraagd bij hoogdringendheid;

Overwegende dat het, rekening houdend met de hoogdringendheid om zowel de rechtszekerheid als het gelijkheidsbeginsel te vrijwaren, aangewezen is om overeenkomstig artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Regering, met spoed het advies van de Raad van State in te winnen;

Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, het advies van de Inspecteur van Financiën en het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet vereist zijn;

Overwegende de kwalificatie van het coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020;

Overwegende dat de wereldwijde en gewestelijke economische activiteit is vertraagd als gevolg van gezondheidsmaatregelen om de COVID-19 epidemie te vertragen;

Overwegende dat de "social distancing" maatregelen evenals de tijdelijke stopzetting van een groot aantal economische en commerciële activiteiten een negatieve impact hebben op de financiële situatie van huishoudens en bedrijven;

Overwegende dat het noodzakelijk is om fiscale maatregelen te nemen om de belastingplichtigen in tijden van crisis te helpen;

Overwegende dat, wegens de "social distancing" maatregelen, de naleving van de in artikel 46bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bedoelde termijn, opgelegd aan belastingplichtigen voor de vestiging van hun hoofdverblijfplaats in het onroerend goed dat zij hebben gekocht met het voordeel van het abattement in het verkooprecht, voor sommige van hen, niet zal kunnen worden nageleefd;

Overwegende dat de inachtneming van de in artikel 71 van hetzelfde Wetboek bedoelde termijn van 5 jaar die aan personen, die een beroepsverklaring hebben ondertekend, wordt gegeven om een reeks wederverkopen te laten blijken, in gedrang zou kunnen komen gezien de onmogelijkheid om, binnen de aangegeven termijn, over te gaan tot deze reeks wederverkopen;

Overwegende dat de in artikel 212, eerste lid van hetzelfde Wetboek bedoelde termijn kan verstrijken tijdens de op nationaal niveau vastgestelde "social distancing" periode;

Overwegende dat aan personen, die ten gevolge van deze "social distancing" maatregelen niet in staat zijn om een authentieke akte van wederverkoop te sluiten, de teruggave van de rechten, die ze zonder de algemene "social distancing" maatregelen zouden hebben genoten, wordt ontzegd;

Overwegende dat het van essentieel belang is een verlenging van deze termijn toe te staan om de kandidaten voor terugvordering niet onnodig te bestraffen voor de teruggave van 36% van het registratierecht in geval van wederverkoop op korte termijn;

Overwegende dat de inachtneming van de in artikel 212bis van hetzelfde Wetboek bedoelde termijn om over te gaan tot de vervreemding van de onroerende goederen die de toepassing van het voornoemde abattement hebben verhinderd, in het gedrang kan komen gezien de onmogelijkheid om binnen de aangegeven termijn over te gaan tot de verkoop met vaste datum, met name door de onmogelijkheid om zich tot een notaris te wenden;

Overwegende dat de bovengenoemde termijnen derhalve moeten worden verlengd om de belastingplichtigen niet te beroven van een voordelige belastingmaatregel waarvan zij zonder de "social distancing" maatregelen hadden kunnen genieten;

Overwegende dat deze verlenging moet retroageren tot 16 maart 2020, de eerste werkdag waarop de "social distancing" maatregelen, waartoe de Nationale Veiligheidsraad op 12 en 13 maart 2020 besloten heeft, van kracht waren;

Overwegende dat, op basis van de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad op 24 april en 6 mei 2020 met betrekking tot de afbouwstrategie, verwacht wordt, onder voorbehoud dat de gezondheidscrisis gunstig evolueert, dat hoewel de "social distancing" maatregelen nog steeds van kracht zullen zijn, de economische activiteiten in mei en juni 2020 geleidelijk zullen worden hervat;

Overwegende dat de verlenging van de bovengenoemde termijnen tevens moet worden toegestaan wanneer deze termijnen verstrijken in de periode onmiddellijk na het geleidelijk hervatten van de economische en sociale activiteiten aangezien een terugkeer naar normale omstandigheden waarschijnlijk niet onmiddellijk zal plaatsvinden, ook niet voor de notariële functie en ook moet rekening gehouden worden met de achterstand die in de periode van "social distancing" is opgebouwd en in de daarop volgende maanden bijkomend moet verwerkt worden;

Overwegende dat de regering deze verlenging tweemaal kan verlengen met één maand, indien het geleidelijk hervatten van de economische activiteiten, zoals bepaald door de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad op 24 april en 6 mei 2020, wordt teruggedraaid ingevolge de ongunstige evolutie van de door COVID-19 veroorzaakte gezondheidscrisis.

Overwegende dat de huidige financiële context waarschijnlijk de massale omzetting van hypothecaire mandaten die in handen zijn van de financiële sector in effectieve hypothecaire inschrijvingen zal aanmoedigen;

Overwegende dat in praktijk het recht van één procent geheven op de vestiging van een hypotheek verschuldigd is door de hypotheekgever, voor zowel natuurlijke als rechtspersonen, en dat het opportuun is om hem van dit recht vrij te stellen wegens uitzonderlijke omstandigheden van economische tegenspoed;

Overwegende dat de verlening van deze versoepelingsmaatregelen in de tijd moet worden beperkt om misbruiken te voorkomen;

Overwegende dat de Regering dus, gelet op de economische urgentie, gebruik wenst te maken van de volmachten die haar werden toevertrouwd door het Parlement om de burgers en de bedrijven van het Gewest te ondersteunen in deze moeilijke periode;

Op voorstel van de Minister belast met Financiën, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De termijnen bedoeld in artikel 46bis, vijfde lid, 2°, b), van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten die verstrijken tussen 16 maart 2020 en 30 september 2020 worden verlengd tot 1 oktober 2020.

Art. 2.De termijn bedoeld in artikel 71 van hetzelfde Wetboek die verstrijkt tussen 16 maart 2020 en 30 september 2020 wordt verlengd tot 1 oktober 2020.

Art. 3.Het in artikel 87 van hetzelfde Wetboek bepaalde recht is niet verschuldigd in geval in de periode van 16 maart 2020 tot 30 juni 2020 de inschrijving van een hypotheek wordt gevraagd op overlegging van een hypothecair mandaat dat dagtekent van voor 16 maart 2020.

Art. 4.De termijn bedoeld in artikel 212, eerste lid van hetzelfde Wetboek die verstrijkt tussen 16 maart 2020 en 30 september 2020 wordt verlengd tot 1 oktober 2020.

Art. 5.De termijnen bedoeld in artikel 212bis, eerste lid, en tweede lid, 2°, a) van hetzelfde Wetboek die verstrijken tussen 16 maart 2020 en 30 september 2020 worden verlengd tot 1 oktober 2020.

Art. 6.De Regering kan, tweemaal en door een besluit waarin de Regering de noodzaak om dit te doen in het licht van de evolutie van de gezondheidscrisis verantwoordt, de termijnen bedoeld in de artikelen 1, 2, 3 en 5 en de datum tot dewelke de termijn wordt verlengd, verlengen met één maand.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 16 maart 2020.

Art. 8.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 mei 2020.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en van de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, de Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn, B. CLERFAYT

^