Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2019
gepubliceerd op 06 mei 2019

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot het typebestek voor de effectenstudie, bedoeld in artikel 175/3 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en de voorstelling van deze studie

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019041123
pub.
06/05/2019
prom.
25/04/2019
ELI
eli/besluit/2019/04/25/2019041123/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot het typebestek voor de effectenstudie, bedoeld in artikel 175/3 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en de voorstelling van deze studie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 39 van de Grondwet, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, meer bepaald op artikel 6, § 1, punt I, 1° en punt II, 1°, en op artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, met name haar artikel 8;

Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO), artikel 175/3, § 1, eerste lid, 9° en tweede lid, en artikel 175/8, tweede lid, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, en op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni betreffende de milieuvergunningen (OMV), artikel 26, tweede lid, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, en op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen;

Overwegende dat het project, aangezien het huidige besluit geen noemenswaardige impact heeft op de ontwikkeling van het Gewest in de zin van artikel 7 van het BWRO, niet ter advies aan de Gewestelijk Comité voor Territoriale Ontwikkeling voorgelegd werd; dat het huidige besluit zich daarom beperkt tot het opleggen van een formeel, gemeenschappelijk kader voor alle effectenstudies die op grond van het BWRO en van de OMV vereist zijn;

Gelet op het evaluatieverslag over de gelijkheid van kansen, de 'gelijkheidstest' genaamd, die vereist wordt door artikel 2, § 1 van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, en door artikel 1, § 1 van het besluit van 22 november 2018 tot uitvoering van deze ordonnantie, waarvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kennisgenomen heeft op 25 april 2019 ;

Gelet op advies Nr. 2019-03-27/04 van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgebracht op 27 maart 2019 in toepassing van artikel 4, § 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 15 maart 1990 houdende de regeling van de oprichting, de samenstelling en de werking van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 8maart 2019 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het ontbreken van communicatie van het advies binnen die termijn;

Op voorstel van de minister-president bevoegd voor Territoriale Ontwikkeling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het typebestek voor de effectenstudie, bedoeld in artikel 175/3, § 1, eerste lid, 9° van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26, tweede lid van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen wordt in bijlage bij dit besluit gevoegd.

Art. 2.De effectenstudie, bedoeld in artikel 175/8 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen wordt conform het typebestek in bijlage bij dit besluit voorgesteld.

Art. 3.Het huidige besluit wordt van kracht op dezelfde dag als de bepalingen tot wijziging van Titel IV van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van Titel II, hoofdstuk II van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, vastgelegd in de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen. Het is niet van toepassing op de dossiers voor attest- of een vergunningsaanvragen die voor deze datum ingediend werden.

Art. 4.De minister bevoegd voor Territoriale Ontwikkeling, en de minister bevoegd voor Leefmilieu worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 april 2019.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2019 met betrekking tot het typebestek voor de effectenstudie, bedoeld in artikel 175/3 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en de voorstelling van deze studie BIJLAGE - BESLUIT VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING MET BETREKKING TOT HET TYPEBESTEK VOOR DE EFFECTENSTUDIE, BEDOELD IN ARTIKEL 175/3 VAN HET BRUSSELS WETBOEK VAN RUIMTELIJKE ORDENING EN IN ARTIKEL 26 VAN DE ORDONNANTIE VAN 5 JUNI 1997 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNINGEN EN DE VOORSTELLING VAN DEZE STUDIE Typebestek voor de effectenstudie, bedoeld in artikel 175/3, § 1, eerste lid, 9° van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en in artikel 26, tweede lid van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen INLEIDING De effectenstudie omvat een beknopte beschrijving van het waarom van de studie en een korte voorstelling van de actoren in het redactieproces van de studie (opdrachthouder, aanvrager, begeleidingscomité, gevraagde deskundigen, enz.). HOOFDSTUK 1 - Voorstelling van het project A. Beschrijving van de betreffende site De beschrijving van de betreffende site omvat: 1. de ligging van de site ten opzichte van de omringende kadastrale percelen, van de verschillende wegeninfrastructuren en van het openbaar vervoer;2. de bestaande feitelijke toestand en het algemene reliëf van de site (het referentieniveau vermelden - gekozen als gelijkvloers - om de bovengrondse constructies van de ondergrondse te onderscheiden);3. de duidelijke bepaling van de grenzen tussen het openbare domein en het privédomein, dat boven-, noch ondergronds voor het publiek toegankelijk is (openbare ruimte, gekadastreerd en niet-gekadastreerd perceel), evenals de zones en de verschillende lagen (ondergrond, bovengrond) met een bijzonder statuut;4. het overzicht van alle erfdienstbaarheden op private bodem;5. het grondbeleid, de juridische en de administratieve toestand van de betrokken kadastrale percelen van de niet-gekadastreerde zones, hun huidige en geplande bestemmingen (afbakening, randen, bouwlijnen) evenals de eventuele erfdienstbaarheden;6. de historiek van de site met een beknopt overzicht van de verschillende stedenbouwkundige en milieuvergunningen die al aangevraagd of afgegeven werden;7. het overzicht van alle nutsvoorzieningen en ondergrondse werken die schade kunnen oplopen door of gevolgen kunnen ondergaan van de uitvoering van het project. B. Beknopte beschrijving van de administratieve toestand In de beknopte beschrijving van de administratieve toestand wordt de bestaande rechtstoestand voorgesteld met onder meer de relevante plannen en regelgeving, de vergunde projecten (stedenbouwkundige of milieuvergunning) en alle andere relevante juridische elementen (erfdienstbaarheid, overeenkomst, rooilijnen, enz.) op basis waarvan de administratieve toestand van de betreffende percelen samengesteld kan worden. Na analyse van de verbanden tussen de relevante plannen, regelgevingen en projecten enerzijds en het project anderzijds dient het mogelijk te zijn: 1. de doelstellingen te definiëren van de plannen of regelgevingen, hierin begrepen de milieudoelstellingen die internationaal, communautair, federaal of gewestelijk bepaald werden, die voor dit project relevant zijn;2. de genoemde milieudoelstellingen te benadrukken en toelichten op welke manier ze aangepakt werden tijdens de uitwerking, wijziging of verlenging van het project;3. te verwijzen naar milieueffectenevaluaties van plannen/ regelgevingen of andere projecten en te oordelen over de relevantie - wat betreft pertinentie, actualiteit en nauwkeurigheid - van het hergebruik van (een deel van de of alle) gegevens van die evaluaties. C. Definitie van de voorspelbare toekomstige toestand De definitie van de voorspelbare toekomstige toestand omvat een beschrijving en een synthese van de hypotheses aan de hand waarvan de toekomstige toestand binnen een relevante straal rond het project uitgetekend wordt, rekening houdend met de onderzochte geografische gebieden. Dienen in aanmerking genomen te worden: 1. de grote projecten in uitvoering of waarvoor een stedenbouwkundig(e) attest of vergunning of een niet-vervallen verkavelingsvergunning bestaat;2. de grote projecten waarvoor een stedenbouwkundig(e) attest of vergunning en een verkavelingsvergunning aangevraagd werd;3. de grote projecten waarvoor de plannen goedgekeurd werden. Deze voorspelbare toekomstige toestand houdt rekening met de waarschijnlijke ontwikkeling van de omgeving van het project, met een ongewijzigd planningsregime (regelgeving en programmering), tegen de theoretische uitvoeringsperiode van het project. Hij vormt een van de referentiepunten bij de evaluatie van het project en van de eventuele vervangingsoplossingen.

Indien dit door de bijzondere eigenschappen van het project nodig is (project maakt deel uit van een globaal planologisch kader dat in ontwikkeling is, wijziging van bekende norm, ...), kunnen andere voorspelbare toekomstige toestanden voor verschillende tijdsbestekken of verschillende ontwikkelingshypotheses bepaald worden. Die toestanden worden aanvullend op de toestand in de uitvoeringsperiode onderzocht.

D. Beschrijving van het project en van zijn doelstellingen De beschrijving van het project en van zijn doelstelling betreft: 1. de inplanting en de ligging van de verschillende geplande constructies en infrastructuren;2. de afmetingen, doorsnedes en bouwprofielen van deze constructies en infrastructuren (evenals de gevels, insprongen en bouwlijnen);3. de bouwkundige kenmerken die voorzien worden voor de bovengrondse constructies;4. een vergelijkende voorstelling van de oppervlakten met hun uiteenlopende bestemmingen en van het aantal parkingplaatsen in de geplande toestand;5. een beschrijving van de technieken gebruikt voor de verschillende functies die in de gebouwen van het project toegepast worden;6. de door aanvrager aangeleverde verantwoording van het project, zowel vanuit het standpunt van de aanvrager als vanuit het algemeen belang;7. een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen van de aanvrager, zowel van de interne aspecten (inherent aan de werking) als van de externe aspecten (integratie in het stadsweefsel, participatie in de socio-economische dynamiek van de wijk, de gemeente, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest);8. desgevallend de voorstelling en de volledige lijst (met nummers, benamingen en normen voor de rangschikking van de verschillende rubrieken) van de nieuwe, geplande en te vernieuwen inrichtingen, ingedeeld conform de bepalingen van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning, evenals hun ligging aan de hand een kaart en eventuele doorsneden.In verband hiermee dient de opdrachthouder een duidelijk onderscheid te maken tussen: (i) de inrichtingen die de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag vermeldt, en (ii) de eventuele inrichtingen die in die aanvraag opgenomen zouden moeten worden (in het kader van eventuele aanpassingen na het afronden van de studie).

E. Beschrijving van de werf De beschrijving van de werf houdt in: 1. de algemene planning voor de uitvoering van het project; 2. de fasering van de werken: afbraak, grondwerken, bouwwerken, aanleg van de onmiddellijke omgeving, enz.; 3. het/de voorstel/len voor de reorganisatie van het verkeer bij elke fase; 4. de werforganisatie: aantal voertuigen, personeel, enz.; 5. een raming van de volledige duur, waarbij de verschillende fases van de werken 's nachts en/of in het weekend gepland worden, enz.; 6. de geplande bouwtechnieken. HOOFDSTUK 2 - Voorstelling van de onderzochte vervangingsoplossingen De effectenstudie stelt de vervangingsoplossingen (alternatieven en varianten) voor die tijdens de studie onderzocht werden.

Deze vervangingsoplossingen dienen een aanvaardbaar karakter te hebben, rekening houdend met de doelstellingen die de verantwoording zijn van het project.

De evaluatie van de alternatieven beoogt vooral de inperking van de milieu-impact van het project via vervangingsoplossingen die evenwel de doelstellingen van het project inlossen. De uitwerking van deze oplossingen wordt bepaald door de materies die het project behandelt, en kunnen betrekking hebben op bv. de programmering, de ligging, de aanleg, de inplanting, de aangewende technieken, enz.

Naast de alternatieven moeten ook door het begeleidingscomité opgelegde varianten - d.w.z. gedeeltelijke wijzigingen van een van de onderdelen van het project - onderzocht worden om de impact die de evaluatie aan het licht gebracht heeft, te beperken.

De voorstelling van de alternatieven en de varianten omvat de uiteenzetting van de uitwerkingswijze van die onderzochte alternatieven en varianten, de motivering van de keuzes en een overzicht van alle moeilijkheden die bij de verzameling van de nodige informatie gebleken zijn (technische tekortkomingen, gebrek aan referentieknowhow, enz.).

HOOFDSTUK 3 - Diagnose van de vermoedelijke effecten De diagnose van de mogelijke effecten wordt gestructureerd in onder-hoofdstukken volgens volgende verschillende thematieken: 1. de omringende gebouwen;materiële goederen, cultureel erfgoed met inbegrip van het bouwkundige en het archeologische erfgoed, landschappen; 2. mobiliteit;3. sociale en economische gebieden;4. bevolking, menselijke gezondheid;5. biologische diversiteit, fauna, flora;6. bodem en grondwater;7. drinkwater, afvalwater en regenwater;8. luchtkwaliteit;9. energie;10. klimaatfactoren en microklimaat;11. omgevingstrillingen en -geluiden;12. het afvalbeheer. De effectenstudie rapporteert de manier waarop ze de milieueffecten in de betreffende thematiek blootlegt. De opdrachthouder beschrijft de methodologie en de resultaten van de effectenevaluatie van het project, van de onderzochte aanvaardbare oplossingen en van de werf; indien de methodologie tussen deze drie luiken van de studie verschilt, beschrijft hij ze elk apart. Ook de moeilijkheden die zich gesteld hebben bij de verzameling van de nodige informatie en bij de analyse, worden opgesomd (technische mankementen, gebrek aan referentieknowhow, enz.).

De effectenstudie overloopt systematisch voor elke thematiek: A. Bestaande toestand: De voorstelling van de bestaande feitelijke toestand omvat vooral een beschrijving van de huidige milieusituatie, d.w.z. de beschrijving van zowel de negatieve als de positieve relevante punten, evenals van de milieukenmerken van de zones die een aanzienlijke impact kunnen ondergaan van de uitvoering van het project of van de vervangingsoplossingen. De milieukenmerken van alle zones die een aanzienlijke impact kunnen ondergaan van de uitvoering van het project en van de vervangingsoplossingen, worden beschreven en, voor zover mogelijk, gerangschikt in volgorde van belangrijkheid.

B. Evolutie van de voorspelbare toekomstige situatie, buiten het project Voor elke milieuthematiek omvat de studie een analyse van de waarschijnlijke evolutie van de huidige milieutoestand bij niet-uitvoering van het project, gebaseerd op de voorspelbare toekomstige situatie die in punt C van Hoofdstuk 1 beschreven werd.

De effectenstudie vermeldt voor elke milieuthematiek de manier waarop de beschrijving van deze evolutie uitgewerkt werd, in het bijzonder de gegevensbronnen en de verantwoording van hun relevantie, de eventuele specifieke methodes die toegepast werden en de moeilijkheden die zich voorgedaan hebben.

C. Mogelijke effecten Met de mogelijke effecten worden de waarschijnlijke milieueffecten bedoeld van de uitvoering van het project en van de werf, en van de uitvoering van de onderzochte alternatieven en varianten. Dit behelst alle mogelijke effecten: de waarschijnlijke en aanzienlijke, rechtstreekse en onrechtstreekse, bijkomende, cumulatieve, synergetische, en dit op korte, middellange of lange termijn, permanent of tijdelijk, zowel positief als negatief.

De effecten van de werf worden geëvalueerd binnen de grenzen van de aspecten die op het moment van de studie gekend of voorspelbaar zijn, zowel voor het project als voor de alternatieven en varianten.

Desgevallend worden in de relevante hoofdstukken de specifieke beoordelingen en studies in verband met volgende regelgevingen uitgevoerd: - de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en richtlijn 2009/71/Euratom van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties; - het BWLKE. De effecten van het project en van de alternatieven en varianten worden geëvalueerd in het licht van de beschrijving van de voorspelbare toekomstige situatie, bepaald in hoofdstuk 1, punt C. Het detailniveau van de effectenbeschrijving staat in verhouding tot het belang van de milieukenmerken van de zones waarop de uitvoering van het project een impact kan hebben.

D. Aanbevelingen Desgevallend worden maatregelen aanbevolen voor de preventie, de beperking en, voor zover mogelijk, de compensatie van elke aanzienlijke negatieve impact van de uitvoering van het project of van de werf die gedefinieerd zou zijn. De aanbevelingen worden in een overzichtstabel weergegeven, gerangschikt in volgorde van doeltreffendheid inzake milieubescherming.

HOOFDSTUK 4 - Interacties, besluiten, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen A. Analyse van de interacties De effectenstudie houdt een gekruiste analyse in van de verschillende thema's, evenals desgevallend de interacties die na afloop van deze analyse gedefinieerd worden en die zich tijdens de werffase of na de uitwerking van het project kunnen voordoen.

Hierin wordt de verenigbaarheid bestudeerd tussen de vaststellingen in de verschillende geanalyseerde disciplines (convergenties of divergenties); indien divergenties vastgesteld worden, moet de meest pertinente aanbeveling geformuleerd worden.

Er wordt ook rekening gehouden met het gecumuleerde effect als resultaat van de opeenstapeling, binnen eenzelfde discipline, van de overlasten van het project en andere, vooraf reeds aanwezige overlast in de buurt. Elk cumulatie-effect wordt met de meest strikte Belgische en Europese normen vergeleken die in de verschillende betreffende domeinen nageleefd dienen te worden.

B. Aanbevelingen en besluiten De aanbevelingen en besluiten betreffen: - een synthese van de significante resultaten; - de eindaanbevelingen per prioriteit en per actor; - algemene conclusies waaruit duidelijk de positieve en de negatieve effecten, evenals alternatieven/ varianten van het project afgeleid kunnen worden, en die een waardevolle hulp vormen: (i) voor de aanvrager, bij het opmaken van eventuele amendementen, (ii) voor het publiek, voor het inzicht in de globale effecten, en (iii) voor de overheid, bij haar definitieve keuze om al dan niet over te gaan tot de afgifte van de vergunningen en om de aanvrager voorwaarden op te leggen om de overlast te voorkomen, te beperken en/of zoveel mogelijk te compenseren.

BIJLAGE bij de effectenstudie A. Niet-technische samenvatting Een tekst in het Nederlands en in het Frans vat de hele effectenstudie samen. Hij dient de voornaamste besluiten van de studie te hernemen, meer bepaald de voor- en de nadelen van de verschillende mogelijke alternatieven, evenals de verschillende aanbevelingen.

Deze niet-technische samenvatting dient zo opgesteld te worden dat zij voor de burger bevattelijk is, in een heldere en gebalde stijl. De basistekst wordt geherformuleerd om hem zo toegankelijk mogelijk te maken.

Aan de hand van de niet-technische samenvatting moeten de beslissingnemers zich een duidelijk en nauwkeurig beeld kunnen vormen van de effecten.

De niet-technische samenvatting dient in een aparte bundel ingediend te worden. Ze is samenhangend en kan los van het eindrapport gelezen worden.

Bij deze niet-technische samenvatting worden plannen, tekeningen en schema's gevoegd om de tekst in kwestie te verhelderen. Deze plannen, tekeningen en schema's worden uitgevoerd op de gepaste schaal, die vergelijking toelaat en die voor het grote publiek makkelijk leesbaar is.

B. Andere bijlagen - het huidige typebestek van de effectenstudie; - alle beslissingen van het begeleidingscomité, evenals de processen-verbaal van de vergaderingen van het begeleidingscomité; - de voornaamste gegevens die een hergebruik en een controle van de analyses die in de effectenstudie gemaakt worden, mogelijk maken.

^