gepubliceerd op 06 februari 2019
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 6, § 2 van de Ordonnantie van 27 juli 2017 tot opstelling van een kader voor de Brusselse ontwikkelingssamenwerking
24 JANUARI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 6, § 2 van de Ordonnantie van 27 juli 2017 tot opstelling van een kader voor de Brusselse ontwikkelingssamenwerking
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, artikel 6ter, ingevoegd bij bijzondere
wet van 13 juli 2001Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
13/07/2001
pub.
31/08/2001
numac
2001003390
bron
ministerie van financien
Wet houdende diverse institutionele hervormingen betreffende de lokale instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
type
wet
prom.
13/07/2001
pub.
03/08/2001
numac
2001021379
bron
diensten van de eerste minister
Bijzondere wet tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten
type
wet
prom.
13/07/2001
pub.
03/08/2001
numac
2001021378
bron
diensten van de eerste minister
Bijzondere wet houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen
type
wet
prom.
13/07/2001
pub.
04/08/2001
numac
2001022558
bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
Wet tot wijziging van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
sluiten;
Gelet op de ordonnantie van 27 juli 2017 tot opstelling van een kader voor de Brusselse ontwikkelingssamenwerking, inzonderheid op artikel 6, § 2;
Gelet op de gendertest opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2° van de Ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van het genderaspect in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gelet op de uitgevoerde handistreaminganalyse;
Gelet op het verzoek ingediend bij de Raad van State op 27 december om advies te verstrekken binnen de 30 dagen en dit overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, eerste alinea, (1/ of 2/) van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;
Aangezien het advies niet binnen deze termijn is verstrekt;
Gelet op artikel 84, § 4, alinea 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;
Op voordracht van de minister belast met Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaan we onder: 1° "Ordonnantie": de Ordonnantie van 27 juli 2017 tot opstelling van een kader voor de Brusselse ontwikkelingssamenwerking;2° "Brusselse ontwikkelingssamenwerking" : het beleid en de acties van de Regering op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, zowel in ontwikkelingslanden als op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bijdragen tot het dichten van de Noord-Zuidkloof, het bevorderen van duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden en een versterking van een rechtvaardige, vreedzame en welvarende internationale gemeenschap;3° "Regering": de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;4° "Regeringslid ": de Minister of Staatssecretaris belast met Ontwikkelingssamenwerking;5° "partners": de verschillende actoren met wie de Regering samenwerkt voor de verwezenlijking van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking;6° "bestuur": het deel van de diensten van de Regering belast met de uitvoering van het Brusselse beleid inzake ontwikkelingssamenwerking;7° "Brussels Gewestcomité voor ontwikkelingssamenwerking": comité opgericht bij Ordonnantie van 27 juli 2017 tot opstelling van een kader voor de Brusselse ontwikkelingssamenwerking om een structureel overleg te organiseren met betrekking tot initiatieven die worden genomen in ontwikkelingslanden door de diensten van de Regering en de autonome bestuursinstellingen en geregeld door het besluit van de Regering van 31 mei 2018 tot bepaling van de samenstelling en de werking van het Brussels Gewestcomité voor ontwikkelingssamenwerking;8° "ODA": Officiële Ontwikkelingssamenwerking als omschreven volgens de normen van het Comité voor Ontwikkelingshulp van de OESO;9° "Samenwerkingsakkoord": overeenkomst inzake ontwikkelingssamenwerking tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een plaatselijke overheid in een ontwikkelingsland;10° "Brulocalis": Vereniging van de Stad en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig. HOOFDSTUK II. - Nadere regels voor de uitvoering en evaluatie van de beginselen bedoeld in artikel 6, § 1 van de Ordonnantie
Art. 2.Het transparantie en overlegbeginsel wordt uitgevoerd via de communicatie tussen de Regering en haar partners volgens de volgende modaliteiten: 1° het jaarverslag als bedoeld in artikel 31 van de Ordonnantie wordt door het bestuur bezorgd aan de partners en aan ten minste twee Belgische dagbladen, ten laatste een maand nadat het is overgemaakt aan het Parlement;2° het Regeringslid bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking zorgt minstens eenmaal per jaar voor overleg met de verschillende partners van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking.De partners kunnen afzonderlijk of met meerderen geraadpleegd worden, hetzij elektronisch, hetzij in persoon. Die partners omvatten ten minste de lokale overheden waarmee een samenwerkingsakkoord werd gesloten; de geaccrediteerde koepels en federaties; Brulocalis; het Brussels netwerk voor internationale solidariteit; de leden van het Brussels Gewestcomité voor ontwikkelingssamenwerking en de vertegenwoordigers van de federale overheid en de andere Belgische gefedereerde entiteiten die uitgenodigd worden de vergaderingen van dit Comité bij te wonen. 3° ingeval de Brusselse ontwikkelingssamenwerking financiering toekent aan een partner, gebeuren de verantwoording en de controle van de financiering overeenkomstig de principes van integriteit, transparantie en leerbereidheid waarop een vertrouwensrelatie tussen het bestuur en de betrokken partner berust.Laatstgenoemde deelt de behaalde resultaten mee aan het brede publiek in het kader van de eigen communicatietools en aan het bestuur in het kader van de opvolgingsprocedure die overeengekomen is tussen de partner en het bestuur.
Art. 3.Het beginsel van inclusief eigenaarschap wordt uitgevoerd via de naleving van de hoofdrol van de partners in de uitwerking van hun prioriteiten en strategieën, een rol die volgens de volgende modaliteiten wordt gewaarborgd: 1° tijdens de raadplegingen voorzien in artikel 2, 2°, neemt het Regeringslid belast met ontwikkelingssamenwerking nota van de prioriteiten en de strategische documenten van de partners en formaliseert in zijn volgende oriëntatienota de integratie van deze elementen in de Brusselse ontwikkelingssamenwerking;2° in het specifieke geval dat de partners lokale overheden zijn van een ontwikkelingsland waarmee een samenwerkingsakkoord voorbereid wordt of gesloten werd, is het inclusieve eigenaarschap gewaarborgd doordat, in het kader van de voorbereiding van het Akkoord en vervolgens de uitvoering ervan, de keuze van de thema's en de te voeren acties gebeurt in samenspraak tussen het bestuur en de plaatselijke partneroverheid, om zo de raakpunten te bepalen tussen de behoeften en capaciteiten van beide partijen.Deze uitwisselingen vinden plaats in de vorm van elektronische, telefonische of persoonlijke raadplegingen. Het Regeringslid dat belast is met ontwikkelingssamenwerking presenteert de resultaten van deze uitwisseling in het kader van het overleg met het maatschappelijk middenveld zoals voorzien in artikel 2, 2°.
Art. 4.Het afstemmingsbeginsel wordt uitgevoerd door het afstemmen van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking op de prioriteiten en de strategieën van haar partners, volgens de volgende modaliteiten : indien een partner beschikt over documenten die zijn prioriteiten en strategie inzake ontwikkelingssamenwerking uiteenzetten, licht het Regeringslid belast met ontwikkelingssamenwerking in zijn oriëntatienota toe hoe de Brusselse ontwikkelingssamenwerking haar steun biedt binnen dat kader en dit, in overeenstemming met de doelstellingen van de artikelen 3 en 4 van het besluit
Art. 5.Het harmonisatiebeginsel wordt uitgevoerd door het afstemmen van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking op het beleid dat gevoerd wordt op de andere Belgische bestuursniveaus en op die van de Europese Unie. De afstemming verloopt via de volgende modaliteiten : 1° het Regeringslid belast met de ontwikkelingssamenwerking stuurt de beslissingen van de Brusselse Regering inzake ontwikkelingssamenwerking minstens tweemaal per jaar, per e-mail of per post, door naar het bestuur belast met ontwikkelingssamenwerking op de andere Belgische bestuursniveaus.Deze beslissingen worden besproken tijdens de vergaderingen van het Brussels Gewestcomité voor ontwikkelingssamenwerking, opgericht door artikel 26 van de Ordonnantie. 2° met het oog op het opstellen van oriëntatienota's analyseert het bestuur op welke vlakken de Brusselse ontwikkelingssamenwerking en de Europese Unie elkaar kunnen aanvullen en bezorgt ze het Regeringslid belast met ontwikkelingssamenwerking een nota.
Art. 6.Het beginsel van resultaatgericht beheer wordt als volgt uitgevoerd: het jaarverslag als bedoeld in artikel 31 licht toe hoe het Regeringslid belast met ontwikkelingssamenwerking en het bestuur rekening gehouden hebben met vroegere resultaten en aanbevelingen.
Art. 7.Het beginsel van wederzijdse verantwoordelijkheid van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking en van de partners wordt volgens de volgende modaliteiten uitgevoerd: 1° de Brusselse ontwikkelingssamenwerking draagt bij tot het opbouwen van een wederzijdse verantwoordelijkheid voor de acties die opgezet worden met haar partners via twee krachtlijnen: 1) aan de partners wordt transparante en gedetailleerde informatie bezorgd over de Brusselse ontwikkelingssamenwerking op basis van artikel 2, 1° ;2) het resultaatgerichte beheer als bedoeld in artikel 6 wordt met de partners besproken tijdens het overleg waarin artikel 2, 2° voorziet;2° om bij te dragen tot het opbouwen van een wederzijdse verantwoordelijkheid nemen de partners de nodige maatregelen om een redelijke zekerheid te verkrijgen dat er zich geen onregelmatigheden, fraude, actieve of passieve corruptie en machtsmisbruik voordoen, evenals de nodige maatregelen om die in voorkomend geval te verhelpen. Deze maatregelen worden besproken op het overleg waarin artikel 2, 2° voorziet.
Art. 8.Het beginsel van wederzijds leren wordt volgens de volgende modaliteiten uitgevoerd: 1° de wil om wederzijds te leren wordt vermeld in het consideransgedeelte van de samenwerkingsakkoorden.2° de leerprocessen die effectief worden gerealiseerd, worden vermeld in het jaarverslag voorzien in artikel 31 van de Ordonnantie.
Art. 9.Het beginsel van de autonomie van de ODA wordt volgens volgende modaliteit uitgevoerd: in het kader van de Brusselse overheidssteun voor ontwikkeling mag geen enkele verplichting voor de partner gelden om een beroep te doen op goederen of diensten uit België.
Art. 10.Het continuïteitsbeginsel wordt volgens de volgende modaliteiten uitgevoerd: 1° in het kader van elke financiering die de Brusselse ontwikkelingssamenwerking toekent, omvat het dossier dat het bestuur ter advies overmaakt aan de inspecteur van Financiën een gedeelte dat aangeeft hoe de actie een duurzame impact heeft en hoe ze kadert in de Brusselse ontwikkelingssamenwerking.2° als de Brusselse ontwikkelingssamenwerking financieringen toekent voor een periode van minder dan een jaar, worden die vermeld in de externe evaluatie zoals voorzien in artikel 30 van de Ordonnantie.De reden van die korte duur wordt er eveneens vermeld en de impact met betrekking tot de duurzaamheid wordt er geanalyseerd.
Art. 11.Het principe van de toewijzing van financiële middelen volgens de principes van de OESO omtrent de ODA wordt uitgevoerd via de indiening van de rekeningen van de Brusselse ontwikkelingssamenwerking, aangepast aan de regels van de OESO inzake de ODA. Deze aangepaste indiening gebeurt volgens de volgende modaliteiten : 1° het bestuur zet een samenwerking op met de FOD Buitenlandse Zaken om bij de aanwending van de Brusselse begroting voor ontwikkelingssamenwerking en de rapportering daarover rekening te houden met de criteria waaraan België gevraagd wordt te voldoen op het vlak van de ODA-rapportering.2° het bestuur informeert het Regeringslid dat bevoegd is voor ontwikkelingssamenwerking over de eventuele te nemen maatregelen om de OESO-principes inzake toewijzing van financiële middelen in acht te nemen. HOOFDSTUK III. - Uitvoering
Art. 12.De Minister bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 januari 2019.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: R. VERVOORT, Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid G. VANHENGEL, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking