gepubliceerd op 25 juni 2018
Besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de artikelen 57 en 60 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit
14 JUNI 2018. - Besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de artikelen 57 en 60 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikels 234, 234bis en 236 gewijzigd bij ordonnantie van 27 juli 2017;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit gewijzigd door het koninklijk besluit van 29 oktober 1990, het koninklijk besluit van 24 mei 1994, het koninklijk besluit van 20 augustus 1996, het koninklijk besluit van 20 juli 2000, het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 2005, het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2008 en het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 3 april 2014;
Gelet op de wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016, in het bijzonder artikel 92;
Overwegende dat de ordonnantie van 27 juli 2017 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet teneinde de bevoegdheidsregels inzake gemeentelijke overheidsopdrachten te verduidelijken de regels inzake beslissingsbevoegdheden die van toepassing zijn op de gemeentelijke overheidsopdrachten heeft gemoderniseerd en aangepast;
Overwegende dat deze ordonnantie beoogt gemeenten vlotter beslissingen te laten nemen voor overheidsopdrachten van beperkte waarde die dringend blijken alsook de gemeenteraad te ontlasten voor eenvoudige beheerdossiers;
Overwegende dat de procedures waarin artikelen 57 en 60 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit van die aard zijn dat ze de uitvoering van overheidsopdrachten van beperkte waarde vertragen.
Overwegende dat het tegenstrijdig zou zijn te beschikken over een vlotter verlopende gunningsprocedure voor overheidsopdrachten, terwijl op boekhoudkundig niveau de uitvoering van deze opdrachten daarentegen zou worden vertraagd;
Overwegende dat de voornoemde artikelen dus gewijzigd moeten worden, Besluit :
Artikel 1.Artikel 57 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit wordt vervangen als volgt : § 1. Het college van burgemeester en schepenen gaat over tot de vastleggingen.
In afwijking van het eerste lid gaat de gemeentesecretaris of de bij naam aangewezen ambtenaar over tot de vastleggingen in de volgende gevallen : 1° voor de opdrachten van beperkte waarde bedoeld in artikel 92 van de wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016, wanneer de gemeenteraad gebruikgemaakt heeft van de delegering waarin artikel 234, § 4 of 5, van de nieuwe gemeentewet voorziet en binnen de grenzen van de verstrekte delegering;2° voor opdrachten tegen prijslijst van het type bestelopdrachten of voorraadopdrachten, wanneer de gemeenteraad gebruikgemaakt heeft van de delegering waarin artikel 236, § 4, van de nieuwe gemeentewet voorziet en binnen de grenzen van de verstrekte delegering; In afwijking van het eerste lid gaan de burgemeester (of zijn/haar vervanger) en de gemeentesecretaris (of zijn/haar vervanger) over tot de noodzakelijke vastleggingen in toepassing van artikel 236, § 5, van de nieuwe gemeentewet. § 2. De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van de gemeenteoverheid of, in voorkomend geval, van een of meerdere personen aangewezen in § 1. § 3. Door de vastlegging wordt het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet aan een welbepaalde bestemming voorbehouden, met uitsluiting van alle andere.
De vastlegging vermeldt : 1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;2° het vermoedelijke bedrag;3° het begrotingsjaar en begrotingsartikel;
Art. 2.Artikel 60 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit wordt vervangen als volgt : § 1. Elke bestelling moet geplaatst worden met een bestelbon die vooraleer hij wordt opgestuurd geviseerd wordt door het college van burgemeester en schepenen.
De bestelbonnen kunnen voor dit visum aan het college voorgelegd worden op basis van een overzichtslijst die voor elke bestelbon minstens het volgende vermeldt : 1° het nummer van de bestelbon;2° het nummer van de vastlegging op de begroting;3° de informatie waarin het tweede lid van paragraaf 3 van artikel 57 voorziet. § 2. In afwijking van § 1 beschikt/beschikken de persoon/personen aangewezen in het tweede en derde lid van § 1 van artikel 57, in de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid van § 1 van artikel 57, over de mogelijkheid de bestelbon uit te schrijven en te zenden, binnen de grenzen van de raming voor de opdracht en de beschikbare begrotingskredieten. De gemeenten zijn verbonden door de bestelbonnen die in die omstandigheden zijn uitgeschreven. Het college van burgemeester en schepenen wordt ervan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De bestelbonnen kunnen ter informatie voorgelegd worden aan het college of de raad, naargelang het geval, op basis van een overzichtslijst die voor elke bestelbon minimaal de informatie vermeldt die terug te vinden is in § 1, tweede lid, alsook de identificatie van de auteur(s) van de vastlegging op de begroting. § 3. De schuldeiser van de gemeente verstrekt een factuur, samen met de bestelbon, en richt die aan het college van burgemeester en schepenen of aan de dienst die daartoe wordt aangewezen op de bestelbon.
De schuldeiser mag gebruikmaken van de elektronische factuur in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten als de wet dit oplegt of als de aanbestedende overheid het toestaat, en volgens de nadere regels die ze daartoe vastlegt.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor de Plaatselijke Besturen, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juni 2018.
Voor de Regering : R. VERVOORT, Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking G. VANHENGEL, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen