gepubliceerd op 21 februari 2018
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
21 DECEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode gewijzigd door de ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, inzonderheid op artikelen 2, § 2, 24 tot 33, 112, § 1, 3° en 5° en 116, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending voor het Brussels Gewest van de kapitalen afkomstig van het Fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 2016 in verband met de huurhulpverrichtingen van het Fonds en houdende uitvoering van artikel 2, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode;
Gelet op de gendertest, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van de ordonnantie van 29 maArt. 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, uitgebracht op 23 mei 2016;
Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, uitgebracht op 23 juni 2016;
Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op 27 september 2016;
Gelet op het advies 62.116/3 van de Raad van State, gegeven op 25 oktober 2017, in toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Minister die bevoegd is voor Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.Onverminderd artikelen 112, § 1, 6°, en 116, § 3, van de Code, is dit besluit van toepassing op de huurhulpverrichtingen van het Fonds, zoals bedoeld in artikel 112, § 1, 3°, van de Code.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de Code : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;2° het Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° de minister : de minister of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting;4° het Fonds : de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest", bedoeld in artikel 111 van de Code;5° de Regeringscommissarissen : de commissarissen bedoeld in artikel 118 van de Code;6° inkomsten : de inkomsten in de zin van artikel 6 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, de inkomsten verworven in het buitenland voor zover ze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en de inkomsten van de personen bedoeld in artikel 4 van het voormelde Wetboek van de kandidaat of van de huurder, naargelang het geval, en van alle personen die van zijn gezin deel uitmaken, met uitzondering van zijn kinderen indien ze jonger dan 25 jaar zijn;7° gezin : de persoon of de personen bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van de Code, inbegrepen de persoon of de personen die regelmatig gehuisvest worden door een persoon die van dit gezin in toepassing van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek deel uitmaakt;8° kandidaat-huurder : - ofwel de natuurlijke persoon die een woning van het Fonds wenst te huren; - ofwel de natuurlijke personen die samen een woning van het Fonds wensen te huren om ze met elkaar te delen; 9° huurder : de natuurlijke perso(o)n(en) die een woning van het Fonds in het kader van de huurhulpactiviteiten huren;10° persoon ten laste : - elke persoon jonger dan 25 jaar die naargelang door de kandidaat-huurder of de huurder regelmatig gehuisvest wordt, en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is van deze laatste, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon rechtgevend is op kinder- of wezenbijslag of dat hij geen eigen financiële middelen heeft; - de persoon die tot in de tweede graad met de, naargelang het geval kandidaat-huurder of huurder, verwant is en deel uitmaakt van diens gezin en waarvan het Fonds meent dat hij werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat deze persoon geen eigen financiële middelen heeft; - de persoon met een beperking die lid is van het gezin van de kandidaat-huurder of van de huurder, die tot in de tweede graad met hem verwant is; de kinderen die rechtgevend zijn op kinderbijslag voor kinderen met een beperking worden met twee personen ten laste gelijkgesteld; 11° personen met een beperking : - hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor kinderen met een beperking, - hetzij de persoon die door de FOD Sociale Zekerheid erkend is als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %, - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap; - hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet; 12° bruto bewoonbare oppervlakte van de woning : de bruto bewoonbare oppervlakte van de woning die de dikte van de gevelmuren, wanden en de helft van de mandelige muren en van de muren tussen appartementen en/of gemeenschappelijke delen omvat;deze oppervlakte omvat niet de zolders, terrassen, balkons en kelders die niet in de woning, noch in de gemeenschappelijke delen ingeplant zijn (trap, overlopen, hall, verlaat, ...); de dikte van de niet mandelige scheidingsmuren tussen verschillende erven (en die het niet zouden kunnen worden), de oppervlakken van de eventuele trapschachten van de woning en van de technische onderhoudsschachten die erdoorheen lopen, maken deel uit van de bruto bewoonbare oppervlakte; in voorkomend geval wordt deze oppervlakte van de bewoonbare vertrekken vlak onder het dak berekend door met een vrije hoogte van 1,50 m onder dakhelling rekening te houden; de oppervlakte van de tussenverdiepingen met minstens 2,10 m vrije hoogte wordt in aanmerking genomen; 13° PBM toegankelijke woning : de woning waarvoor de toegang aan de normen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening beantwoordt, inzonderheid aan haar titel IV (toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit);14° PBM aangepaste woning : de woning die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 2, 13°, en die, bovendien, zo ontworpen en uitgevoerd is om een persoon met een beperkte mobiliteit, namelijk een persoon voor wie de verplaatsingsmogelijkheden te voet tijdelijk of definitief verminderd zijn, de mogelijkheid te bieden om er zo zelfredzaam als mogelijk in te wonen;15° geschikte woning : de woning die aan de voorwaarden van artikel 19 beantwoordt;omvat : 16° bestaansmiddelen : alle financiële inkomsten, ongeacht hun oorsprong, maar met uitzondering van de kinderbijslagen, die de kandidaat-huurder of de huurder, naargelang, en alle personen die van zijn gezin deel uitmaken, ontvangen. HOOFDSTUK II. - Toetredingsvoorwaarden tot de huurhulp
Art. 3.De kandidaat-huurder moet, op de datum van zijn aanvraag tot inschrijving in het register bedoeld in artikel 12, meerderjarig of meerderjarig verklaarde minderjarige zijn, en handelingsbekwaam zijn of geldig vertegenwoordigd worden.
Art. 4.§ 1. De inkomsten van het gezin van de kandidaat-huurder mogen de bedragen niet overschrijden die door de Regering vastgesteld zijn voor de woningen die tot de categorie van de sociale huurwoning bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, van de Code behoren. § 2. De in aanmerking genomen inkomsten zijn die die behoren tot : - het op twee na laatste jaar dat, naargelang het geval, ofwel dat van de datum van de aanvraag, ofwel dat van de vernieuwing ervan, ofwel dat van de toewijzing van de woning voorafgaat, wanneer de ene of de andere van deze data zich in de zes eerste maanden van het lopende kalenderjaar bevindt; - het voorlaatste jaar dat naargelang het geval, ofwel dat van de datum van de aanvraag, ofwel dat van de vernieuwing ervan, ofwel dat van de toewijzing van de woning voorafgaat, wanneer de ene of de andere van deze data zich in de zes laatste maanden van het lopende kalenderjaar bevindt. § 3. Het bewijs van de inkomsten wordt aangeleverd door een aanslagbiljet of een fiscaal attest inzake personenbelasting. Wanneer de kandidaat-huurder aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeert om een van deze documenten te verstrekken, verantwoordt hij zijn inkomsten met ieder ander bewijsmiddel dat door het Fonds aanvaard wordt.
Art. 5.§ 1. Noch de kandidaat-huurder, noch een van diens gezinsleden, mogen in volle eigendom, in erfpacht, in opstal, in vruchtgebruik, in recht van gebruik of van bewoning in de zin van de artikelen 625 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, een onroerend goed bezitten dat voor huisvesting of voor professioneel gebruik bestemd is, behoudens indien het gaat om een onroerend goed dat niet verbeterbaar, onbewoonbaar, onaangepast of niet in aanmerking komend voor een bestemmingswijziging tot woning verklaard is.
Art. 6.De persoon die zich opgeeft als kandidaat-huurder, of indien verschillende personen zich samen als kandidaat-huurder opgeven, minstens een van hen, moet, uiterlijk op datum van de aanvraag, permanent in België verblijven.
In uitzonderlijke gevallen kan het Fonds evenwel met instemming van de Regeringscommissarissen van deze regel afwijken.
Art. 7.De kandidaat-huurder mag geen schuldenaar van het Fonds zijn, in welke hoedanigheid ook, van een vaststaande, zekere en opeisbare schuld en waarvoor hij in gebreke gesteld is.
Wanneer echter het Fonds dat verantwoord acht, kan het de aanvraag van de kandidaat-huurder volgens de voorwaarden die het bepaalt, handhaven. In dergelijk geval moeten de ingezette middelen door de kandidaat-huurder verduidelijkt worden om, binnen een redelijke termijn, aan de situatie die de uitsluiting zou verantwoorden een einde te maken.
Art. 8.De kandidaat-huurder moet beantwoorden aan de voorwaarden van dit hoofdstuk op de dag : - van zijn huuraanvraag bedoeld in artikel 9; - van elke jaarlijkse hernieuwing van de inschrijving bedoeld in artikel 16; - van de toewijzing van de woning. HOOFDSTUK III. - De huuraanvraag
Art. 9.§ 1. De persoon die zich wil opgeven als kandidaat - huurder dient hiervoor een huuraanvraag in bij het Fonds en overhandigd aan deze laatste : - Zijn identiteitsgegevens; - zijn geboortedatum; - zijn adres; - de verschillende kenmerken van de situatie van de kandidaat-huurder waarmee rekening gehouden wordt voor de toewijzing van de woning, zoals de gezinssamenstelling, de behoeften aan een aangepaste en aan PMB aangepaste woning of de inkomsten; - De gemeente of de gemeenten van het Gewest waar de kandidaat-huurder een woning van het Fonds wenst te huren;
Art. 10.De huuraanvraag wordt ingediend met behulp van een inschrijvingsformulier dat het Fonds ter beschikking stelt van iedere kandidaat - huurder die het aanvraagt.
De kandidaat-huurder of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, ondertekent het aanvraagformulier.
Dit formulier houdt de verbintenis in van ieder meerderjarig persoon dat deel uitmaakt van het gezin of dat ten laste is van de kandidaat - huurder, om het Fonds toe te staan alle informatie te verzamelen die noodzakelijk is voor het nakijken van de voorwaarden die door dit besluit zijn vastgesteld.
Art. 11.§ 1. Het formulier voor de huuraanvraag wordt naar het Fonds verzonden door middel van een aangetekende of eenvoudige brief via de post, of wordt er al dan niet tegen ontvangstbewijs ingediend, met dien verstande dat enkel de poststempel of de datum van ontvangstbewijs als datum van de aanvraag voor inschrijving in het register gelden. § 2., De huuraanvraag kan ook in elektronische vorm, met aanwijzingen door het Fonds, gebeuren die de datum van aanvraag en de identificatie van de kandidaat-huurder garanderen.
De huuraanvraag geldt als aanvraag om in het register bedoeld in artikel 12 ingeschreven te worden. HOOFDSTUK IV. - Het register met kandidaat-huurders
Art. 12.§ 1. In overeenstemming met artikel 27, § 1, van de Code, houdt het Fonds een register bij waarin, in chronologische volgorde van ontvangst van de huuraanvragen, de geanonimiseerde lijst met de kandidaat-huurders staat van een van zijn woningen die bestemd zijn voor de verhuur in het kader van artikel 112, § 1, 3°, van de Code.
Indien het nauwkeurige moment van de ontvangst van de huuraanvraag door het Fonds niet vastgesteld kan worden, dan schrijft hij de aanvragen in het register in op de datum van de eerste werkdag waarop hij er kennis van heeft kunnen nemen. Wanneer in dit geval op die dag verschillende aanvragen bij hem toegekomen zijn, dan ontvangt de oudste aanvrager, op de datum van die dag, de grootste anciënniteit. § 2. Het register omvat het kandidaatsnummer, de inschrijvingsdatum, de gezinssamenstelling en het soort van gevraagde woning.
Dit register geeft voor elke aanvrager die door een volgnummer geïdentificeerd is : 1° de verschillende kenmerken van zijn situatie waarmee voor de toewijzing van de woning rekening gehouden wordt, met uitzondering van zijn identiteit.Het gaat tegelijkertijd om informatie waardoor het aangepaste karakter van een beschikbare woning geïdentificeerd kan worden, zoals bijvoorbeeld niet exhaustief de gezinssamenstelling, de gezondheidssituatie of het bestaan van een handicap en de zaken waardoor de aanvrager een of andere wegingscriteria in overeenstemming met artikel 29, 2de lid van de Code kan doen gelden; 2° in voorkomend geval de woning die hem toegewezen is;3° in voorkomend geval, het adres van de woning;4° in voorkomend geval, de datum van de toewijzingsbeslissing;5° in voorkomend geval, zijn recht op huurtoelage;6° in voorkomend geval, de reden van schrapping uit het register overeenkomstig artikel 17 § 2. In geval van wijziging van de kenmerken van de situatie van de aanvrager wordt het register in de kortst mogelijke tijd aangepast.
Het register vermeldt niet de identiteit van de aanvragers. De overeenkomst tussen elk registernummer en de identiteit van de aanvrager is enkel toegankelijk voor de operator, voor de gedelegeerd ambtenaar en voor de beroepsinstantie. § 3. Om het beheer van zijn patrimonium te faciliteren, kan het Fonds eveneens, in naleving van de transparantie- en gelijkheidsbeginselen, aanvullende gedifferentieerde lijsten bijhouden in functie van de kenmerken van de woningen (aantal gevraagde slaapkamers, aangepaste woning voor personen met een beperkte mobiliteit, enz.), waarbij steeds de chronologische rangschikking nageleefd wordt. § 4. Het register wordt in elektronische vorm bijgehouden op zo een manier dat de materiële continuïteit evenals de regelmatigheid en onomkeerbaarheid van de inschrijvingen gegarandeerd wordt. De gegevens die in de registers staan worden zo geregistreerd dat ze overeenkomstig artikel 27 § 2 van de code geraadpleegd kunnen worden.
Art. 13.Het Fonds kijkt na of de huuraanvraag volledig is.
Indien nodig, nodigt hij de kandidaat-huurder schriftelijk uit om de ontbrekende informatie te vervolledigen.
Art. 14.Het Fonds doet een uitspraak over de ontvankelijkheid van elke aanvraag die hij als volledig verklaard heeft en brengt de kandidaat-huurder schriftelijk van zijn met redenen omklede beslissing op de hoogte.
Art. 15.De kandidaat-huurder voor wie de aanvraag volledig en ontvankelijk verklaard is, is verplicht om aan het Fonds onmiddellijk mee te delen : - iedere wijziging in de gezinssamenstelling; - iedere wijziging van zijn inkomsten; - iedere wijziging van woon- of verblijfplaats.
Art. 16.Op uitnodiging van het Fonds bevestigt de kandidaat-huurder die in het register ingeschreven is, jaarlijks de hernieuwing van zijn inschrijving binnen de twee maanden die elke verjaardatum van deze inschrijving voorafgaan.
Art. 17.§ 1. Kan geschrapt worden uit het register, de kandidaat-huurder die : 1° een valse verklaring heeft afgelegd betreffende de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 3 tot 7;2° binnen een termijn van tien werkdagen, niet aan het Fonds de informatie heeft overgemaakt die hem gevraagd is in overeenstemming met artikel 13; De voormelde termijn neemt een aanvang op de dag volgend op het verzenden van de vraag voor aanvullende informatie. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een feestdag is, dan wordt de termijn tot de volgende werkdag verlengd; 3° niet of niet langer de voorwaarden voor huurhulp vervult;4° zijn aanvraag intrekt;5° verzaakt om zijn inschrijving, overeenkomstig artikel 16, te hernieuwen;6° meer dan een keer, zonder geldige reden, weigert om een woning die door het Fonds voorgesteld wordt te huren;7° niet langer op de plaats verblijft die in zijn inschrijvingsdossier staat en die zijn nieuwe verblijfplaats niet meegedeeld heeft;8° reeds in het register, met een hogere anciënniteitsdatum, ingeschreven is;in dat geval wordt enkel de recentste inschrijving geschrapt; 9° zonder ernstige redenen weigert om de huurovereenkomst af te sluiten na er zich toe verbonden te hebben om deze af te sluiten, overeenkomstig artikel 23. § 2. De reden voor de schrapping wordt, via verwijzing naar de gemotiveerde beslissing, aan de rand van het register vermeldt. § 3. De beslissing tot schrapping en de reden ervan worden aan de kandidaat-huurder, behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 1, 7° meegedeeld. HOOFDSTUK V. - Toewijzing van de woning Afdeling 1. - Geschiktheid van de woning
Art. 18.§ 1. De toe te wijzen woning moet voor het gezin van de kandidaat-huurder geschikt zijn. § 2. Is geschikt, de woning die aan volgende criteria voldoet : 1° De woning heeft volgende bewoonbare ruimten, met exclusief gebruik door zijn bewoners : a) een keuken en een woonkamer met een gecumuleerde oppervlakte van : - minimum 20 m² voor een of twee bewoners; - vermeerderd met 2 m² voor de eerste vijf bijkomende bewoners en met een m voor de volgende bewoners.
Deze twee kamers mogen zich in dezelfde ruimte bevinden. b) een doucheruimte of badkamer;c) een of meerdere kamers tenzij de woning een studio is.In dat geval moet de ruimte die voorbehouden is als slaapkamer zich in de woonkamer bevinden. 2°. De woning moet, in functie van het aantal bewoners, beschikken over : a) een slaapkamer van : - minimum 6 m² voor een alleenstaande meerderjarige; - minimum 9m² voor een gehuwd of ongehuwd samenwonend koppel; indien er geen andere bewoners zijn in de woning is een flat of studio evenwel ook toegestaan. In dat geval moet ze een minimale oppervlakte hebben van 26 m² voor een alleenstaande persoon en 29 m² voor een gehuwd of ongehuwd samenwonend koppel; b) een bijkomende kamer van : - 6 m² per alleenstaande meerderjarige persoon of bijkomend kind; - 9 m² per bijkomend gehuwd of ongehuwd samenwonend koppel.
Het is echter toegelaten dat de volgende personen dezelfde kamer delen : - twee kinderen jonger dan twaalf jaar van verschillend geslacht of twee personen van hetzelfde geslacht. In dit geval moet de oppervlakte minstens 9 m² bedragen, - drie kinderen jonger dan twaalf jaar. In dit geval moet de oppervlakte minstens 12 m² bedragen. c) In afwijking van punt a), is het, indien de woning door een alleenstaande meerderjarige en één of meerdere kinderen bewoond wordt, de meerderjarige persoon toegestaan om te slapen in de ruimte die voorbehouden is als slaapkamer en zich in de woonkamer bevindt.In dat geval worden het kind of de kinderen ondergebracht in een kamer of kamers rekening houdend met de bepalingen voorzien in het 2de lid van onderhavige paragraaf. Afdeling 2. - Voorstel van woning
Art. 19.Het Fonds roept via aangetekende brief of via elk ander middel waardoor het bewijs van de ontvangst van de briefwisseling gestaafd kan worden, met inbegrip via e-mail voor zover de kandidaat-huurder het gebruik van deze communicatiewijze uitdrukkelijk schriftelijk gevraagd heeft en er ondertussen niet van afgezien heeft, de kandidaat-huurders op die met het oog op de toewijzing van de woning een nuttige plaats in het register innemen.
De communicatiewijze via elektronische weg kan niet aan de kandidaat-huurder opgelegd worden.
In de oproepingsbrief wordt aangeduid welke documenten de kandidaat-huurder op de dag van de oproeping moet meebrengen.
De oproepingsdatum wordt ten vroegste tien kalenderdagen na de verzendingsdatum van de brief bedoeld in het eerste lid vastgesteld.
De kandidaat-huurder die zich niet bij het Fonds aanbiedt op de datum en uren die in de oproepingsbrief vastgelegd zijn, wordt verondersteld de woning te weigeren. In dat geval kan deze woning hem niet meer toegewezen worden. Tenzij er een ernstige reden bestaat, kan deze weigering in het toepassingsgebied van artikel 17, § 1, 6° vallen.
Art. 20.Op de dag van de oproeping onderzoekt het Fonds de ontvankelijkheid van de aanvraag van de kandidaat-huurder.
De kandidaat-huurder die niet of niet langer de toegangsvoorwaarden voor huurhulp vervult, wordt, overeenkomstig artikel 17, uit het register geschrapt. Afdeling 3. - De toewijzing
Art. 21.§ 1. Onverminderd artikel 32, § 2, voorlaatste lid van de Code, wijst het Fonds de woning aan de kandidaat-huurders toe die op de oproeping bedoeld in artikel 19 gereageerd hebben en die de voorwaarden van onderhavig besluit vervullen en die het best gerangschikt zijn volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het kandidatenregister dat, in voorkomend geval, door de criteria die door het toewijzingsreglement voorzien zijn, gewogen wordt behalve : 1° indien een van de afwijkingsmechanismen bedoeld in artikel 22 van onderhavig besluit toegepast dient te worden;2° wanneer woningen voor ouderen ontworpen zijn en zij de begunstigde van specifieke diensten zijn;3° wanneer de toewijzing gebeurt in het kader van een herhuisvestingsplan van huurders van woningen die door de openbare vastgoedbeheerder beheerd worden en gerenoveerd worden. § 2. De toewijzingsbeslissing vermeldt : - De toewijzingsrang, gelet op de volgorde waarin de kandidaat-huurder in het register ingeschreven is; - De contractuele huurprijs; - Het minimum te betalen maandelijks bedrag; - Het te betalen maandelijks bedrag, zoals dat bepaald is op basis van de door de kandidaat-huurder geleverde informatie; - De informatie bedoeld in artikel 217 van de Code.
Ze worden aan de kandidaat-huurders bedoeld in het eerste lid meegedeeld.
Art. 22.§ 1. De PBM toegankelijke - en PBM aangepaste woning, en die speciaal gecreëerd is om aan de behoeften van een persoon met een beperkte mobiliteit te beantwoorden, wordt bij voorrang aan een kandidaat-huurder of aan een huurder bedoeld in paragraaf 3 toegewezen, die een persoon met beperkte mobiliteit is of waar in diens gezin een persoon is die deze hoedanigheid bezit, volgens de rangschikking waarin deze kandidaat-huurder in het register staat. § 2. Het Fonds kan de prioritaire toewijzing van een woning voorstellen aan een huurder die in toepassing van artikel 36 ertoe gebracht is om uit zijn woning te verhuizen.
Het Fonds stelt met instemming van de regeringscommissarissen ten laatste tegen 31 december van het jaar dat voorafgaat, het quotum met toewijsbare woningen vast die bij voorrang voor mutatieverrichtingen bedoeld in artikel 36 bestemd zullen worden. § 3. Met akkoord van de Regeringscommissarissen, kan het Fonds, onverminderd de toegangsvoorwaarden voor huurhulp, in naleving van de gelijkheids- en transparantiebeginselen, en artikel 198 van de Code in acht genomen, in voorkomend geval in het kader van samenwerkingsverbanden met een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut die onderworpen is aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, woningen die aan huurhulp opgedragen zijn voor operaties ten behoeve van sociale inschakelingsprogramma's voor specifieke categorieën van personen voorbehouden. § 4. Voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3 wordt, bij onstentenis van de afgifte van het advies binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de overmaking aan de regeringscommissarissen, het advies gunstig geacht te zijn. Afdeling 4. - Bezoek van de woning en unilaterale verbintenis
Art. 23.De kandidaat-huurder(s) voor wie de toewijzing van een woning in toepassing van de artikelen 21 en 22 gepland is, moeten ze kunnen bezoeken alvorens de verbintenis aan te gaan ze te huren.
Deze bezoekmogelijkheid vindt plaats op de dag en de uren die door het Fonds vastgesteld worden en door hem aan de betrokken kandidaat-huurders meegedeeld worden.
Ten laatste binnen de twee werkdagen die volgen op de datum die voor het bezoek bedoeld in het eerste lid vastgesteld is, moet de kandidaat-huurder zich schriftelijk verbinden om de woning, volgens de door het Fonds vastgestelde voorwaarden, in huur te nemen.
De kandidaat-huurder die deze verbintenis niet binnen de voormelde termijn aangaat, wordt verondersteld de voorgestelde woning te weigeren. Behoudens een ernstige reden kan deze weigering betrekking hebben op het toepassingsgebied van artikel 17, § 1, 6°. Afdeling 5. - Afsluiting van het contract
Art. 24.Het Fonds nodigt de begunstigde van de woning die de verbintenis bedoeld in artikel 233 ondertekend heeft en die het best in het register gerangschikt is uit om de huurovereenkomst af te sluiten.
De aanvraag van de kandidaat-huurder die na ondertekening van de verbintenis waarvan sprake in artikel 23, zonder ernstige reden in gebreke blijft om de voorgestelde huurovereenkomst af te sluiten, kan uit het register van de kandidaat-huurders geschrapt worden.
In dat geval nodigt het Fonds de volgende best gerangschikte kandidaat-huurder uit.
Wanneer ze de verbintenis bedoeld in artikel 23 ondertekend hebben, licht het Fonds de kandidaten die niet weerhouden zijn schriftelijk in. HOOFDSTUK VI. - Rechtsmiddelen
Art. 25.§ 1. Het hervormingsberoep bedoeld door artikel 32, § 2, van de Code moet, op straffe van nietigheid, binnen de maand te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing door middel van aangetekende zending ingediend worden.
Deze termijn vangt aan op de 1ste werkdag, zaterdag niet inbegrepen, die volgt op de verzendingsdatum van de beslissing door het Fonds.
Het beroep wordt aan de door de Regering gedelegeerde ambtenaar verzonden. § 2. De brief voor het beroep vermeldt : - De identiteit van de kandidaat-huurder; - De reden voor het beroep. Dit moet ernstig zijn en in voorkomend geval met ieder nuttig stuk ondersteund worden. § 3. De gemachtigde ambtenaar doet uitspraak binnen de maand na de ontvangst van het beroep.
Art. 26.De kandidaat-huurder die uit het register wegens een of andere van de in artikel 17, § 1, 5° of 7°, bedoelde redenen geschrapt is, kan de nietigverklaring van de schrapping binnen de maand ervan vragen. In voorkomend geval formuleert hij deze aanvraag door middel van aangetekende zending via de post of per brief per koerier die tegen ontvangstbewijs overhandigd wordt.
Het Fonds doet binnen de maand een uitspraak over deze aanvraag. HOOFDSTUK VII. - Voorwaarden van de huurovereenkomst
Art. 27.Onverminderd artikel 1712 van het burgerlijk wetboek en artikel 112, § 1, 3° van de Code, legt het Fonds de voorwaarden van de te sluiten huurovereenkomst vast, rekening houdend met de dwingende bepalingen van de wetgeving die op de huurovereenkomsten voor hoofdverblijfplaats van de huurder van toepassing is.
Art. 28.Het bedrag van de huurprijs wordt vastgesteld in overeenkomstig het rooster van de contractuele huurprijzen dat in bijlage 1 van onderhavig besluit wordt gevoegd.
Art. 29.§ 1. Wanneer de bestaansmiddelen 1.400 euro niet overschrijden, dan is de huurder ertoe gehouden om een minimum maandelijks bedrag te betalen dat als volgt vastgesteld is : [(GHT x 25 %) + ((bbO x GK/m²bb x Rdt) /12)] x (1 + WH)] waar : - 'GHT' is de gemiddelde huurprijs die per type woning in toepassing van bijlage 3 in onderhavig besluit vastgesteld is; - 'bbO' is de bruto bewoonbare oppervlakte van de woning zoals die door het Fonds in overeenstemming met artikel 1.12° bepaald is; - GK/m²bb is de gemiddelde investeringskostprijs van het Fonds per bruto bewoonbare m² zoals die door hem bepaald is om zijn patrimonium van huurhulp te ontwikkelen en te renoveren; - Rdt is het minimumrendement, uitgedrukt in percentage, op de investering, na vermindering van de verkregen subsidies, waarmee alle kosten die onlosmakelijk met het beheer van de huurhulp verbonden zijn en aangegane leningen door het Fonds bekostigd kunnen worden en zoals dat door hem op basis van de voormelde parameters vastgesteld is. 'WH' is een wegingscoëfficiënt van vijftien procent meer of minder in functie van de comfortcriteria die door de minister op voorstel van het Fonds vastgesteld zijn. Deze criteria houden met name rekening met de toestand van de woning, haar gebruiksgemak, met haar uitrustingsniveau en haar energieprestaties. § 2. Het in toepassing van paragraaf 1 vastgestelde bedrag wordt verhoogd met : - 10 % wanneer de bestaansmiddelen hoger dan 1.400 euro zijn, maar zonder 1.575 euro te overschrijden; - 15 % wanneer de bestaansmiddelen hoger dan 1.575 euro zijn, maar zonder 1.750 euro te overschrijden; - 20 % wanneer de bestaansmiddelen hoger dan 1.750 euro zijn, maar zonder 1.925 euro te overschrijden; - 25 % wanneer de bestaansmiddelen hoger dan 1.925 euro zijn.
De bestaansmiddelen van alle personen die van het gezin van de huurder deel uitmaken, worden in aanmerking genomen. Wanneer evenwel de financiële middelen van het gezin hoger dan 1.400 euro zijn, dan worden de financiële middelen van de kinderen van de huurder jonger dan 25 jaar, boven deze grens, voor de helft in aanmerking genomen.
De bedragen bepaald in deze paragraaf worden verminderd met 209,69 euro per kind dat noch kinderbijslag, noch bestaansmiddelen heeft.
Deze bedragen worden elke 1ste januari op basis van de evolutie van de gezondheidsindex aangepast. De basisindex is de gezondheidsindex van de maand november 2016 en het nieuwe indexcijfer dat van de maand november die de aanpassing voorafgaat. § 3. In afwijking van paragraaf 2 betaalt de huurder die een periodieke hulp voor het huren van een woning kan ontvangen de contractuele huurprijs, die in voorkomend geval verminderd wordt met het verschil tussen deze periodieke hulp enerzijds en, anderzijds, de vermindering op de contractuele huurprijs die in toepassing van de paragrafen 1 en 2 vastgesteld is.
Wordt men name beschouwd als een periodieke hulp bij de huur van een woning, die voortvloeiend uit het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2013 tot instelling van een herhuisvestingstoelage. § 4. Het maandelijkse te betalen bedrag mag nooit hoger zijn dan de contractuele huurprijs bedoeld in artikel 28.
Art. 30.De contractuele huurprijs bedoeld in artikel 28 en het maandelijkse te betalen bedrag dat in toepassing van artikel 29 vastgesteld is, worden in overeenstemming met artikel 1728bis van het Burgerlijk Wetboek geïndexeerd.
Art. 31.§ 1. Als het maandelijks te betalen bedrag is vastgesteld in toepassing van artikel 29, dan is dit bedrag voor de eerste keer verschuldigd bij het inwerking treden van de huurovereenkomst. Het maandelijks te betalen bedrag wordt vervolgens voor de eerste keer aangepast op de 1ste januari die volgt op het verstrijken van een volledig kalenderjaar sinds het afsluiten van de huurovereenkomst en, nadien, op de 1ste januari die op elke nieuwe periode van twee volledige kalenderjaren volgt. § 2. In afwijking van paragraaf 1 moet de huurder, wanneer hij in de loop van de huurovereenkomst een huisgezin vormt met een persoon die niet op het aanvraagformulier aangegeven is, hiervan onmiddellijk het Fonds op de hoogte brengen. In dit geval herziet het Fonds, overeenkomstig artikel 29, het maandelijks te betalen bedrag met uitwerking op de 1ste dag van de maand die op de nieuwe samenwoning volgt.
In voorkomend geval is het nieuwe maandelijks bedrag tot de volgende aanpassing, vastgesteld in toepassing van paragraaf 1, verschuldigd. § 3. In geval van verlies van inkomsten of wanneer het aantal personen te zijner laste toeneemt, kan de huurder om de herziening van zijn maandelijks te betalen bedrag verzoeken.
Het Fonds geeft gevolg aan dit verzoek indien het nieuwe maandelijkse te betalen bedrag dat overeenkomstig artikel 29 vastgesteld is, minstens 2% minder bedraagt in vergelijking met het vorige. In voorkomend geval wordt de vermindering verleend met uitwerking op de 1ste dag van de maand die op het verzoek volgt.
In dat geval is het nieuwe maandelijks te betalen bedrag tot de volgende aanpassing, vastgesteld in toepassing van paragraaf 1, verschuldigd. § 4. Wanneer de huurder aan het Fonds niet de noodzakelijke informatie voor elk van de aanpassingen meedeelt, past het Fonds de contractuele huurprijs toe. § 5. Wanneer de huurder niet langer minstens een van de voorwaarden van de artikelen 4 of 5 vervult, dan kan het Fonds de contractuele huurprijs toepassen.
Art. 32.De Regering kan, op voorstel van het Fonds, de wijze van vaststelling van de contractuele huurprijs, van het minimum maandelijks te betalen bedrag en van de verhogingen bedoeld in artikel 29, § 2, wijzigen.
Een dergelijke wijziging is niet op de lopende huurovereenkomsten van toepassing.
Art. 33.Met het oog op de goede uitvoering van zijn verplichtingen stelt de huurder een waarborg samen volgens de toepassingsregels en vormen die in artikel 248 van de code bepaald zijn.
Art. 34.Het is de huurder verboden om de huurovereenkomst over te dragen of de woning onder te verhuren, zelfs gedeeltelijk.
De huurovereenkomst eindigt met het overlijden van de huurder.
Art. 35.De huurder en de personen die van zijn gezin deel uitmaken moeten de woning volledig bewonen. Zij moeten er zich, bovendien, binnen een maximumtermijn van drie maanden na het afsluiten van de huurovereenkomst domiciliëren. HOOFDSTUK VIII. - Mutaties
Art. 36.Binnen de grenzen van de hiervoor beschikbare woningen, vastgesteld in toepassing van artikel 22, § 2, kan het Fonds, op eigen initiatief of op verzoek van de huurder, aan hem voorstellen om een andere woning te huren, wanneer de huidige woning niet meer met de behoeften van de huurder in overeenstemming is.
Voor de toepassing van de huidige bepaling kan als niet meer geschikt beschouwd worden, de woning die : - wegens sociale redenen niet meer geschikt is; - niet meer geschikt is in de zin van artikel 18 - niet of niet langer de hoogst mogelijke autonome bewoning mogelijk maakt, rekening houdend met de mobiliteitsgraad van de huurder of van een gezinslid; - onderdeel van een renovatieprogramma is waarbij het gebouw waarin ze gelegen is betrokken is.
In voorkomend geval gebeurt een dergelijke verhuring volgens de voorwaarden die door onderhavig besluit vastgelegd zijn. HOOFDSTUK IX. - Einde huurovereenkomst
Art. 37.De huurder mag de huurovereenkomst beëindigen volgens de voorwaarden die door de regels vastgesteld zijn die op de huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats van de huurder van toepassing zijn.
Art. 38.§ 1. Het Fonds mag de huurovereenkomst beëindigen middels de naleving van de regels die op de huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats van de huurder van toepassing zijn, in de volgende gevallen : 1°. Wanneer de huurder niet langer de voorwaarden voor huurhulp vervult, zoals die voortvloeien uit de artikelen 3 tot 7; 2°. Wanneer de huurder een woning bewoont die overbezet of onderbezet is en hij twee keer geweigerd heeft om een geschikte woning van het Fonds te huren; 3°. Wanneer de huurder het rustig genot van andere bewoners van het gebouw of van de groep gebouwen waarin zijn woning zich bevindt, verstoort, zonder dat deze verplichting op geen enkele wijze het Fonds verplicht om in zijn gebouwen als politieagent op te treden; 4°. Wanneer de huurder zijn verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet uitvoert zoals de regelmatige betaling van zijn huur, van zijn lasten of van zijn maandelijks te betalen bedrag, of de bewoning van het gehuurde pand als goede huisvader. § 2. De huurder die aan het Fonds niet de noodzakelijke informatie ter nazicht van de voorwaarden van de artikelen 3 tot 7 overmaakt of valse of onvolledige informatie aflevert, wordt verondersteld niet meer de voorwaarden van de huurhulp die erin opgesomd zijn, te vervullen. § 3. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, beëindigt het Fonds de huurovereenkomst : - indien ze voor een duur van drie jaar of minder vastgesteld is, ten vroegste bij het verstrijken van de huurovereenkomst; - In de andere gevallen, ten vroegste bij het verstrijken van het negende jaar volgend op het afsluiten ervan en nadien, ten vroegste bij het verstrijken van elke driejarige periode. § 4. Onderhavig artikel doet geen afbreuk aan het recht van het Fonds om de ontbinding van de huurovereenkomst na te streven wanneer de huurder zijn verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet uitvoert zoals de regelmatige betaling van zijn huur, van zijn lasten of van zijn maandelijks te betalen bedrag, of de bewoning van het gehuurde pand als goede huisvader.
Het doet evenmin afbreuk aan het recht van het Fonds om op elk ogenblik tot de opzegging van de huurovereenkomst over te gaan wanneer de bewoonde woning deel van een renovatieprogramma uitmaakt. HOOFDSTUK X. - Slot- en opheffingsbepalingen
Art. 39.Het Woningfonds neemt, voor de toewijzing van zijn woningen, een toewijzingsreglement aan. Dit of, in voorkomend geval, zijn gecoördineerde versie, wordt op toegankelijke wijze op de website van het Fonds gepubliceerd.
Art. 40.De kandidaat-huurder en de huurder moeten aan het Fonds alle noodzakelijke informatie alsook alle vereiste attesten in toepassing van de bepalingen van onderhavig besluit overmaken.
Het Fonds mag, binnen de perken van de wettelijke bepalingen, zich deze informatie en attesten bij de bevoegde administratieve diensten verschaffen.
Art. 41.§ 1. Het Fonds brengt het register bedoeld in artikel 12 op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit tot stand. Op deze datum brengt hij de gegevens over van de kandidaat-huurders die in het register staan dat hij tot dan toe bijhield, in de volgorde waarin deze kandidaatstellingen in dit laatste register staan.
De overdracht naar het nieuwe register bedoeld in artikel 12 van een huuraanvraag die in het tot dan toe bijgehouden register staat, kan niet geweigerd worden met als reden dat het dossier van inschrijvingsaanvraag in verband met de door dit besluit vastgelegde voorwaarden onvolledig zou zijn. § 2. Op de dag van inwerkingtreding van het huidige register, trekt het Fonds, na de overheveling waarvan sprake in paragraaf 1, het tot dan toe bijgehouden register, in.
Art. 42.De verplichte jaarlijkse mededeling aan de minister van de door artikel 25 van de Code bedoelde inventaris van de woningen gebeurt in papieren vorm of per e-mail die geauthentiseerd is met een geavanceerde elektronische handtekening, volgens het model dat door bijlage 2 van dit besluit vastgesteld is. De ontvangst van de via elektronische weg verzonden inventaris wordt door een ontvangstbewijs bevestigd.
Art. 43.Het verbod op de vermindering van het aantal bewoonbare vierkante meters van het woningenbestand bedoeld in artikel 33 van de Code belet geen interne compensaties in het woningenbestand van het Fonds voor zover dit de totale oppervlakte van het bestand in de beschouwde periode niet vermindert.
Dit verbod doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid voor het Fonds om, in akkoord met de minister, woningen bedoeld in artikel 112 van de Code, voor operaties te bestemmen anders dan de verhuur ten behoeve van gezinnen die aan de voorwaarden van onderhavig besluit beantwoorden.
Het nazicht betreffende de naleving van deze voorwaarde gebeurt op basis van de jaarlijkse inventaris bedoeld in artikel 4242.
Art. 44.Worden opgeheven : - het koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending voor het Brussels Gewest van de kapitalen afkomstig van het Fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van zijn artikel 20; - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 2016 in verband met de huurhulpverrichtingen van het Fonds en houdende uitvoering van artikel 2, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode.
Art. 45.Onderhavig besluit treedt in werking drie maanden na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 21 december 2017.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en de Haven van Brussel, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT
Bijlage 1.-A Vaststelling van het rooster met maximumbedragen van de contractuele huurprijzen die op de huurhulpverrichtingen van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepassing zijn Het rooster wordt op basis van de contractuele huurprijzen vastgesteld die van toepassing zijn op de woningen die het patrimonium van de huurhulp van het Fonds vormen.
De in aanmerking genomen contractuele huurprijzen zijn de gemiddelde contractuele huurprijzen (waarde die bekomen wordt door alle huurprijzen op te tellen en die door het aantal huurprijzen te delen) en de mediane contractuele huurprijzen (centrale waarde in een geordende serie huurprijzen waaronder men de helft van de huurprijzen vindt).
De huurprijzen worden vastgesteld door met de volgende variabelen rekening te houden : o Het woningtype en het aantal kamers ervan : twee woningtypes zijn opgenomen, het appartement en de eengezinswoning. Men onderscheidt 7 klassen van appartementen : Studio's, appartementen met 1 slaapkamer, 2 slaapkamers, 3 slaapkamers, 4 slaapkamers, 5 slaapkamers en 6 slaapkamers en meer. o De bruto bewoonbare oppervlakte van de woning : er worden voor elk woningtype drie oppervlakteklassen voorzien. Deze klassen zijn opgesplitst in functie van de minimale, maximale en gemiddelde oppervlakken van de betrokken woningtypes. o De woningscoëfficiënt, die schommelt tussen -15 % en +15 % : Hij heeft als effect dat hij de huurprijzen weegt door met de comfortcriteria van de woning rekening te houden. De basiswoning zal een coëfficiënt van 0 % hebben. De woning die de minste faciliteiten heeft, geniet een coëfficiënt van -15% en de woning die de beste faciliteiten heeft, geniet een coëfficiënt van +15 %.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2017 betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en de Haven van Brussel, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT
Bijlage 1-B
Waarden
Variabele
Type
Subtype
Indicator
Coeff Log
Surface
LC
LC/m²
Studio
appt
Min
-15 %
19
199
6
Gemiddelde
0 %
53
408
8
Mediaan
0 %
51
397
8
Max
15 %
85
654
14
1 slpk
appt
Min
-15 %
34
271
5
Gemiddelde
0 %
66
483
7
Mediaan
0 %
65
474
7
Max
15 %
121
872
11
2 slpk
appt
Min
-15 %
60
424
5
Gemiddelde
0 %
89
649
7
Mediaan
0 %
87
636
7
Max
15 %
142
1.054
10
unif
Min
-15 %
97
607
6
Gemiddelde
0 %
97
714
7
Mediaan
0 %
97
714
7
Max
15 %
97
821
8
3 slpk
appt
Min
-15 %
78
518
5
Gemiddelde
0 %
116
804
7
Mediaan
0 %
115
799
7
Max
15 %
170
1.242
9
unif
Min
-15 %
104
650
5
Gemiddelde
0 %
133
914
7
Mediaan
0 %
125
872
7
Max
15 %
235
1.596
8
4 slpk
appt
Min
-15 %
107
671
5
Gemiddelde
0 %
145
981
7
Mediaan
0 %
139
950
7
Max
15 %
219
1.560
8
unif
Min
-15 %
117
718
5
Gemiddelde
0 %
167
1.097
7
Mediaan
0 %
165
1.088
7
Max
15 %
220
1.573
8
5 slpk
appt
Min
-15 %
128
775
5
Gemiddelde
0 %
172
1.137
7
Mediaan
0 %
166
1.108
7
Max
15 %
252
1.596
8
unif
Min
-15 %
135
824
5
Gemiddelde
0 %
186
1.232
7
Mediaan
0 %
187
1.236
7
Max
15 %
230
1.596
8
6 slpk en +
0 %
1361
8.757
57
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2017 betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en de Haven van Brussel, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT
Bijlage 2 Inventaris van het Patrimonium van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest CVBA Toepassing van de Ordonnantie van 17/07/2003 houdende de Huisvestingscode (artikelen 24 en 25) Adres van de publieke operator : Zomerstraat 73, in 1050 Brussel Situatie vastgesteld op :
N° HH
Ligging van het goed
Kenmerken van het goed
Huurder
Commentaar
Straat
n°
PC
Plaats
Type
aantal slaapkamers
Bewoonbare oppervlakte
Verhuurd
Contractuele huurprijs
Te betalen bedrag
Transitwoning
geanonimiseerd referentienummer
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2017 betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en de Haven van Brussel, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT
Bijlage 3 Rooster van de gemiddelde huurprijzen ('GHT') dat fungeert in de formule voor het vaststellen van het minimum maandelijks te betalen bedrag als bedoeld in artikel 29, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het rooster van de gemiddelde huurprijzen dat fungeert in de formule voor het vaststellen van het minimum maandelijks te betalen bedrag bedoeld in artikel 29 § 1 is als volgt :
TYPE
GEMIDDELDE HUUR
Studio
423,00
appartement 1 slpk
450,00
appartement 2 slpk
597,00
appartement 3 slpk
662,00
appartement 4 slpk
753,00
appartement 5 slpk
811,00
appartement 6 slpk en +
844,00
eengezinswoning 2 slpk
682,00
eengezinswoning 3 slpk
727,00
eengezinswoning 4 slpk
783,00
eengezinswoning 5 slpk
891,00
eengezinswoning 6 slpk en +
932,00
Deze bedragen worden elke 1ste januari op basis van de evolutie van de gezondheidsindex aangepast. De basisindex is de gezondheidsindex van de maand november 2016 en het nieuwe indexcijfer dat van de maand november die de aanpassing voorafgaat.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2017 betreffende de huurhulp van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en de Haven van Brussel, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT