gepubliceerd op 08 januari 2016
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de promotie van groene elektriciteit
17 DECEMBER 2015. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de promotie van groene elektriciteit
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 28, §§ 1 en 2, artikel 27, §§ 2 en 2bis en artikel 31, § 2;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 2004 betreffende de promotie van groene elektriciteit en van kwaliteitswarmtekrachtkoppeling;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 juni 2015;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting uitgebracht op 22/10/2015;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 18 september 2015;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 17 september 2015XXX;
Gelet op het advies van BRUGEL, gegeven op 9 september 2015;
Gelet op het advies van de Raad van gebruikers van elektriciteit en gas, gegeven op 16 september 2015;
Gelet op het advies 58.384/3 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Energie;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit strekt tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 `ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG'. HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Ordonnantie : de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° Netto-elektriciteit : de door een productie-installatie totaal geproduceerde elektriciteit, verminderd met de elektriciteit verbruikt door de functionele voorzieningen van de betrokken installatie of die dient ter voorbereiding van de primaire energiebronnen voor de productie van elektriciteit;3° Nuttige warmte : de warmte geproduceerd door een warmtekrachtinstallatie om te voldoen aan een economisch verantwoorde vraag naar de productie van warmte en/of koude, een economisch verantwoorde vraag is dan de vraag die de warmte- en/of koudebehoefte van de gebruiker niet overstijgt en die, bij gebrek aan voldoende warmtekrachtkoppeling, tegen de marktvoorwaarden door andere energieproductieprocessen zou moeten worden voldaan;4° CO2-emissiecoëfficiënt : hoeveelheid broeikasgassen die het resultaat zijn van enerzijds de voorbereiding van primaire energiebronnen (winning, behandeling, inzameling, ontwikkeling en vervoer), en, anderzijds, van de verbranding van diezelfde primaire energiebronnen voor het opwekken van elektriciteit en/of warmte;de broeikasgassen die in rekening worden gebracht zijn koolstofdioxide, methaan alsook distikstofoxide; de CO2-emissiecoëfficiënt wordt uitgedrukt in kg koolstofdioxide-equivalent per primaire MWh; 5° Installatie voor biomethanisatie : installatie die aan de hand van biomassa gas produceert;6° Lokale perimeter van een installatie : geografische zone beschreven door een cirkel met een straal van 15 kilometer rond de installatie;7° Fuel mix : uitsplitsing, in percentage, van de elektriciteitsaanvoer door een leverancier aan zijn cliënten, volgens de primaire energiebron gekoppeld aan de geleverde elektriciteit;8° Houder van de installatie : eigenaar van de productie-installatie;9° Vloeibare biomassa : vloeibare brandstof voor energiedoeleinden andere dan vervoer, waaronder elektriciteit, verwarming en koeling, die gemaakt is op basis van biomassa;10° Vaste biomassa : een vaste brandstof die voor energiedoeleinden andere dan vervoer, inclusief elektriciteitsproductie, verwarming en koeling, wordt gebruikt en gemaakt is op basis van biomassa met uitzondering van het biologisch afbreekbare gedeelte van het industrieel en huishoudelijk afval;11° Terugverdientijd (van de investering) : de verhouding tussen de netto investeringskost van de installatie voor de productie van groene elektriciteit en het netto jaarlijkse exploitatieresultaat, zonder de financiële kosten;12° Minister : de Minister die Energie tot zijn/haar bevoegdheden mag rekenen;13° Verrekenkamer : het informatisch systeem dat de uitwisseling van gegevens tussen de distributienetbeheerder en de marktdeelnemers, met name de elektriciteits-leveranciers toelaat;14° kWp : het piekvermogen van een fotovoltaïsche installatie;15° kW : het maximale AC-vermogen van een installatie, dat kan worden ontwikkeld op de polen van de alternator of van de omvormer(s), uitgedrukt in kW, gebaseerd op de gegevens van de constructeur;16° Inwerkingstellingsdatum : de datum van het conformiteitsattest in het Algemeen Reglement op de elektrische installaties (AREI) zonder opmerkingen.17° Begindatum van de telling : in voorkomend geval, de bezoekdatum van certificering, of de datum die overeenstemt met de indexen van begin van de telling, afgeleverd via bewijsstukken. HOOFDSTUK II. - De certificering van installaties voor de productie van groene elektriciteit Afdeling 1. - Principes
Art. 3.Om groenestroomcertificaten aan de voorwaarden bepaald in afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk IV en/of garanties van oorsprong aan de voorwaarden bepaald in hoofdstuk III te kunnen verkrijgen, maakt een installatie voor de productie van groene elektriciteit gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het voorwerp van een voorafgaandelijke certificering uit.
Deze certificering verklaart dat de betrokken installatie een installatie voor de productie van groene elektriciteit is, dat ze conform de normen en voorschriften van toepassing op deze installaties is en dat haar conceptie toelaat om de verbruikte en geproduceerde hoeveelheden energie te berekenen overeenkomstig het technisch netreglement en de berekeningscode die door de Minister werd vastgelegd, op voorstel van BRUGEL.
Art. 4.§ 1. De certificeringsprocedure is van toepassing bij de plaatsing van nieuwe installaties, bij verplaatsing van bestaande installaties, bij uitbreidingen door een verhoging van het elektrische vermogen of bij een grondige renovatie van de bestaande installaties. § 2. De certificering van de installaties voor de productie van groene elektriciteit gebeurt door een certificeringsorgaan, overeenkomstig de procedure bepaald in afdeling 2. § 3. Elk certificeringsorgaan is erkend door BRUGEL. De Minister legt de procedure voor de erkenning van deze organen die voor de certificering instaan vast. § 4. De erkenning als certificeringsorgaan van installaties voor de productie van groene elektriciteit wordt toegekend aan de rechtspersoon die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° Zijn onafhankelijkheid van de elektriciteits-producenten, -tussenpersonen en -leveranciers en van de netbeheerders bewijzen;2° Beschikken over de BELAC certificering (in uitvoering van de wet van 20 juli 1990) of een gelijkwaardige certificering uit een lidstaat van de europese economische Ruimte, die de naleving van de criteria voor de toepassing van de norm NBN EN ISO/EEC 17020 voor de keuringsinstellingen van type A en C aantoont. Afdeling 2. - De certificeringsprocedure
Art. 5.§ 1. Elke certificeringsaanvraag wordt opgesteld door middel van een formulier dat door BRUGEL wordt voorbereid en ter beschikking wordt gesteld, en wordt gericht aan een certificeringsorgaan dat onverwijld de ontvangst ervan bericht. De certificering gebeurt op kosten van de houder van de installatie. § 2. De aanvrager hecht bij het formulier bedoeld in § 1 de volgende documenten : 1° een eigendomsbewijs van de installatie;2° de schema's betreffende de betrokken installatie en met name : a) een algemeen schema van het ontwerp van de installatie dat de plaats van de meetinstrumenten aantoont;b) een schema van het elektrisch net;c) desgevallend een "primaire-energieschema";d) desgevallend een "thermische-vloeistofschema";3° de technische fiches met betrekking tot de installatie of de onderdelen ervan en met name : a) de technische fiches van de tellers of, bij gebreke, de gegevens die moeten toelaten om de precisiegraad en de plaatsingsvoorwaarden ervan te beoordelen;b) de technische fiches van de sondes verbonden met de tellers of, bij gebreke, de gegevens die moeten toelaten om de precisiegraad alsook de verenigbaarheid ervan met de tellers waaraan ze verbonden zijn te beoordelen;4° indien het beschikbaar is, het maandelijkse overzicht van de door de installatie verbruikte en geproduceerde hoeveelheden sinds haar inwerkingstelling of, indien deze meer dan drie jaar voor het indienen van de aanvraag heeft plaatsgevonden in de loop van de laatste drie jaren;5° het duidelijk gedateerde en vrij van opmerkingen zijnde attest van conformiteit van de installatie met het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI);6° het attest van de distributienetbeheerder dat, conform de toepasselijke normen en voorschriften, de werkzaamheden voor aansluiting, met inbegrip van de plaatsing van een bidirectionele meter en in voorkomend geval van een conforme wisselrichter en een netontkoppelingsrelais, werden uitgevoerd;7° desgevallend het aantonen van de goede dimensionering zoals bedoeld onder artikel 21, § 1 van dit besluit.8° Indien nodig, een kopie van de milieuvergunning of van de stedenbouwkundige vergunning dat een gunstig advies afgeeft, behalve indien de oorzaak van het niet-verkrijgen van het gunstig advies op geen enkele manier met de installatie verband houdt.
Art. 6.§ 1. Het certificeringsorgaan onderzoekt of de aanvraag volledig is en brengt de aanvrager op de hoogte van het al dan niet volledig zijn van zijn aanvraag binnen de maand na ontvangst ervan.
Indien het vaststelt dat de aanvraag onvolledig is, verduidelijkt het certificeringsorgaan de redenen waarom de aanvraag onvolledig is en de aanvrager beschikt over een termijn van twee maanden om de ontbrekende gegevens en stukken die hij aanduidt over te maken. Binnen de maand na ontvangst van de bijkomende informaties of documenten brengt het certificeringsorgaan de aanvrager op de hoogte van het al dan niet volledig zijn van zijn bijgewerkte aanvraag. § 2. Binnen een termijn van een maand na de vaststelling van de volledigheid van de aanvraag legt het certificeringsorgaan een controlebezoek af aan de installatie in kwestie. Van dit bezoek wordt een verslag opgemaakt volgens de door BRUGEL bepaalde modellen in functie van de gebruikte technologieën. Deze modellen worden gepubliceerd op de website van BRUGEL § 3. Voor fotovoltaïsche installaties waarvan het elektrische vermogen kleiner is dan of gelijk is aan 10 kWp, certificeert het certificeringsorgaan de installatie zodra het vaststelt dat de aanvraag volledig is.
Art. 7.§ 1. § 1. Binnen een maximale termijn van een maand te rekenen vanaf het bezoek als bedoeld in het voorgaande artikel, reikt het certificeringsorganisme aan de houder van de installatie die aan de criteria van artikel 3, lid 2 beantwoordt, een certificeringsattest uit. Dit attest wordt opgesteld in overeenstemming met het model bepaald door BRUGEL en gepubliceerd op zijn website. Het certificeringsattest geldt, onverminderd artikel 10, voor de hele duur van toekenning van de groenestroomcertificaten en omvat de volgende informatie : 1° de identificatie van de installatie, namelijk het installatieadres, het nominale elektrische vermogen en, desgevallend, het nominale thermische vermogen en het primaire vermogen;2° de inwerkingstellingsdatum en de aanvangsdatum van de meting van de groenestroomcertificaten;3° de productietechnologie;4° de gebruikte energiebronnen;5° voor de warmtekrachtkoppelingsinstallaties, de parameters ter berekening van de toekenning van de groenestroomcertificaten die de gecertificeerde installatie tien jaar lang geniet;voor de fotovoltaïsche installaties, de hoeveelheid toekenningen uitgedrukt in aantal groenestroomcertificaten per MWh die de gecertificeerde installatie tien jaar lang geniet. § 2. Op dezelfde moment van het verzenden van het certificeringsattest aan de houder van de installatie, bezorgt het certificeringsorgaan het dubbel van het certificeringsattest en het volledige certificeringsdossier aan BRUGEL die aan de houder van de gecertificeerde installatie een "rekening" in de gegevensbank bedoeld in artikel 24 toekent en er de gecertificeerde installatie op inschrijft. Teneinde het beheer bedoeld in artikel 11, § 2, mogelijk te maken, kan de distributienetbeheerder toegang hebben tot de technische gegevens van de certificeringsdossiers. Afdeling 3. - Wijziging, controle en overdracht van eigendom van de
gecertificeerde installaties
Art. 8.§ 1. Iedere wijziging, hoe miniem ook, aangebracht aan de installatie of één van de onderdelen ervan, en met name aan de meetinstrumenten, moet binnen de veertien dagen aan BRUGEL betekend worden. § 2. Overeenkomstig de bepalingen onder afdeling 2 wordt voor een uitbreiding door verhoging van het elektrische vermogen van de installatie een certificering aangevraagd, evenals, bij fotovoltaïsche installaties, voor de plaatsing van een of meer extra meters op de uitbreiding. De berekeningsregels voor de toekenning van groenestroomcertificaten voor de uitbreiding van een installatie zijn de regels die van kracht zijn op de datum van het attest van conformiteit met het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI), vrij van opmerkingen voor de uitbreiding van de installatie. § 3. Overeenkomstig de bepalingen onder afdeling 2 wordt voor de verplaatsing van de bestaande installatie of van een deel ervan een certificering aangevraagd. De manier van en de regels voor het berekenen van de toekenning van groenestroomcertificaten die de installatie vóór de verplaatsing ervan golden, blijven van toepassing.
Art. 9.Tenminste eenmaal tijdens de toekenningsperiode vraagt BRUGEL aan een van de certificeringsorganen om te controleren of de gecertificeerde installatie nog steeds voldoet aan de voorwaarden die tot de certificering geleid hebben. De controle gebeurt op kosten van BRUGEL. Voor de fotovoltaïsche installaties waarvan het elektrische vermogen kleiner is dan of gelijk is aan 10 kW piek, worden de controlebezoeken echter vervangen door een aselecte controle van een twintigste van de installaties per jaar. De installaties waarvan de productie aanleiding geeft tot de toekenning van verhandelbare garanties van oorsprong worden één keer om de vijf jaar gecontroleerd.
Art. 10.§ 1. Na het onderzoek uitgevoerd in de gevallen bedoeld in artikelen 8 en 9 stelt de certificerende instelling een controlerapport volgens het model van BRUGEL op en besluit daarin tot de bevestiging, de aanpassing of de intrekking van het certificeringsattest. De houder van de installatie krijgt evenals BRUGEL een afschrift van het controlerapport en desgevallend van het gewijzigde certificeringsattest toegezonden. § 2. Als het controlerapport besluit tot de aanpassing of de intrekking van het certificeringsattest omwille van niet-conformiteit met de bepalingen onder artikel 8, dan gebeurt de controle op kosten van de houder van de installatie. § 3. Ingeval van weigering van de houder van de installatie om zich aan de controle te onderwerpen kan BRUGEL de toekenning van groenestroomcertificaten tot aan de ontvangst van het controlerapport opschorten. § 4. Besluit het controlerapport tot de intrekking van het certificeringsattest, dan trekt BRUGEL het certificeringsattest in en staakt hij de toekenning van groenestroomcertificaten.
Art. 11.§ 1. Elke overdracht van eigendom wordt onverwijld gemeld aan BRUGEL. Hij wijzigt de geldigheid van het certificeringsattest dat aan de nieuwe houder van de installatie wordt doorgegeven niet. § 2. Op de door de Minister vastgelegde datum(s) en volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten, en op advies van BRUGEL, kan het beheer van de toegang tot de metinggegevens en het beheer van de meters van de installaties voor de productie van groene elektriciteit die achter het punt van netafname liggen, worden toevertrouwd aan de distributienetbeheerder. Desgevallend kan deze overdracht van het beheer gedeeltelijk en in fasen worden georganiseerd en, volgens de terugkoopmodaliteiten, de overname van de eigendom van de bestaande meters van de installaties voor de productie van groene stroom inhouden. HOOFDSTUK III. - Garanties van oorsprong Afdeling 1. - Toekenning van de garanties van oorsprong
Art. 12.§ 1. De door de meetinstrumenten geregistreerde gegevens op de gecertificeerde installaties voor het opwekken van groene stroom worden in de laatste maand van elk trimester van het kalenderjaar meegedeeld aan BRUGEL en/of, aan de voorwaarden onder artikel 11, § 2, aan de distributienetbeheerder. § 2. BRUGEL kent voor de desbetreffende maand(en) garanties van oorsprong toe aan de houder van de conform hoofdstuk II van dit besluit gecertificeerde installatie voor de opgewekte groene stroom tijdens de desbetreffende maand(en). § 3 Elke garantie van oorsprong toegekend door BRUGEL betreffende de zelfverbruikte elektriciteit, of geproduceerd door de installatiehouders die het compensatiebeginsel genieten, wordt rechtstreeks geannuleerd. § 4. Elke garantie van oorsprong toegekend door BRUGEL met betrekking tot de geïnjecteerde elektriciteit op het netwerk is vrij overdraagbaar en verhandelbaar, onder voorbehoud dat een expliciete bijbehorende aanvraag ingediend en aanvaard werd in overeenstemming met de bepalingen bedoeld in § 5, tenzij haar geldigheidsduur verstreken is of ze door BRUGEL geannuleerd werd. De toekenning van garanties van oorsprong die vrij overdraagbaar en verhandelbaar zijn, gebeurt op basis van de geldig verklaarde injectiegegevens afgeleverd door de netbeheerder. § 5. Elke aanvraag voor een toekenning van overdraagbare en verhandelbare garanties van oorsprong richt men tot BRUGEL, aan de hand van een door BRUGEL opgesteld formulier. Wijzigingen aan de gegevens op het formulier stuurt men binnen vijftien dagen door naar BRUGEL.
Art. 13.§ 1. De toekenning van garanties van oorsprong gebeurt in immateriële vorm, door in de gegevensbank die BRUGEL hiervoor opgezet heeft een bewijs van garantie van oorsprong in te schrijven op het rekeningkrediet van de houder van de installatie. BRUGEL staat in voor het beheer van de gegevensbank. § 2. De garanties van oorsprong hebben een geldigheidsduur van twaalf maand die ingaan op de einddatum van de desbetreffende productieperiode. Daarna zijn ze niet meer bruikbaar. § 3. De bepaling van het aandeel van de elektriciteit die geproduceerd is op basis van de organische fractie van verbrande afvalstoffen wordt gefundeerd op de mate van de fractie van organische koolstofdioxide in de rook via de 'Koolstof-14'-methode volgens de geldende normen. Dit wordt vervolgens herberekend naar een organische energetische fractie".
De analyse aan de hand van de voormelde methodologie wordt een maal per jaar op kosten van de beheerder van afvalverwerkingsinstallatie uitgevoerd. Het resultaat van de analyse heeft geen impact met terugwerkende kracht. Afdeling 2. - Aan- en verkoop van de garanties van oorsprong
Art. 14.§ 1. Elke rechts- of natuurlijke persoon die garanties van oorsprong wenst te kopen of te verkopen laat zich op voorhand een rekening toekennen in de onder artikel 13, § 1 bedoelde gegevensbank, volgens de modaliteiten die BRUGEL heeft vastgelegd. § 2. De verkoper doet bij BRUGEL opgave van het aantal garanties van oorsprong waarmee er een transactie plaatsvindt, van de prijs van de transactie alsook van de contactgegevens van de aankoper. § 3. De overgedragen garanties van oorsprong worden ingeschreven op het debet van de rekening van de verkoper en op het krediet van de rekening van de koper. BRUGEL brengt elke transactie ter kennis van de twee partijen en vermeldt hierbij minstens de volgende gegevens : namen, transactienummer en aantal desbetreffende garanties van oorsprong.
Art. 15.Jaarlijks publiceert BRUGEL op haar website de gemiddelde prijs van de garanties van oorsprong die het afgelopen jaar werden verhandeld. Afdeling 3. - Erkenning van de garanties van oorsprong
Art. 16.§ 1. Enkel garanties van oorsprong die verband houden met groene stroom en die op gelijkaardige manier als in dit hoofdstuk werden toegekend door andere Gewesten van de Belgische staat, door andere staten van de Europese Unie of door andere landen worden erkend door BRUGEL, die slechts bij gerede twijfel aangaande de juistheid, de betrouwbaarheid of de waarachtigheid kan weigeren een garantie van oorsprong te erkennen. § 2. BRUGEL verduidelijkt en publiceert de voorwaarden en de modaliteiten van de erkenning, alsook het formaat, het middel, ook elektronisch, en de procedure waarmee men deze garanties van oorsprong van een ander Gewest van de Belgische staat, een andere lidstaat van de Europese Unie of een ander land invoeren kan. HOOFDSTUK IV. - Van de groenestroomcertificaten Afdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van
groenestroomcertificaten
Art. 17.De gegevens die door de meetinstrumenten van de gecertificeerde installaties van productie van groene elektriciteit worden geregistreerd, worden tijdens de laatste maand van elk trimester van het kalenderjaar meegedeeld aan BRUGEL en, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 11, § 2, aan de distributienetbeheerder.
Echter, voor de gecertificeerde fotovoltaïsche installaties waarvan het elektrische vermogen kleiner is dan of gelijk is aan 10 kW piek, waarvan de gegevens die werden geregistreerd door de meetinstrumenten verstuurd worden per (elektronische) post of per fax, vindt deze mededeling jaarlijks plaats tussen 1 en 30 september.
Art. 18.§ 1. Voor de opwekking van groene elektriciteit die in het/de desbetreffende trimester(s) werd geproduceerd kent BRUGEL voor het/de desbetreffende trimester(s) aan de houder van de gecertificeerde installatie voor de opwekking van groene elektriciteit groenestroomcertificaten toe, toch voor zover de installatie aan de volgende voorwaarden beantwoordt : 1° Voor de elektriciteitsproductie-installaties met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte uit de verbranding van het biologisch afbreekbaar gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, zijn er minder dan tien jaar sinds de inwerkingtreding van dit besluit voorbijgegaan; Voor alle andere installaties zijn er minder dan tien jaar voorbijgegaan sinds de begindatum op het certificeringsattest bedoeld in artikel 7, § 1; 2° de vloeibare en vaste biomassa die de installatie in voorkomend geval gebruikt, voldoen aan de in bijlage 1 van dit besluit bepaalde duurzaamheidscriteria, zoals gecontroleerd overeenkomstig paragrafen 4 tem 7. § 2. Op eenzelfde productielocatie kan, ingeval van significante renovatie van oude installaties of ingeval van plaatsing van nieuwe installaties, de termijn van tien jaar, waarvan sprake is in de eerste paragraaf, punt 1°, van dit artikel, met tien bijkomende jaren verlengd worden voor de gerenoveerde installatie of voor de nieuwe installatie. Een renovatie is significant wanneer : 1° het bedrag van de investering dat aan de renovatie wordt besteed, ten minste gelijk is aan het bedrag van de oorspronkelijke investering voor de posten die bij de renovatie betrokken zijn;2° het totaal rendement van de gerenoveerde installatie groter is na de renovatie;het totaal rendement is de som van het elektrisch rendement en het thermisch rendement; 3° het bruto elektrisch rendement van de gerenoveerde installatie ten minste gelijk is aan het bruto elektrisch rendement van de beste nieuwe installaties met dezelfde technologie en uit hetzelfde elektrische vermogensgamma. Het bruto elektrisch rendement is de verhouding tussen het nominale elektrische vermogen van de gedecentraliseerde productie-installatie en het vermogen aan primaire energie van deze installatie. § 3. De Minister kan de duurzaamheidscriteria van bijlage 1 en de procedures van de audit en de controle voor het naleven van de duurzaamheidscriteria preciseren. De Minister kan bovendien de verificatieprocedures van de duurzaamheidscriteria, overeenkomstig de door de Europese Commissie opgelegde beslissingen krachtens artikel 18, § 4, van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de promotie van het gebruik van energie geproduceerd door hernieuwbare energiebronnen, preciseren. § 4. De houder van een op al dan niet vloeibare biomassa werkende installatie voor de opwekking van groene elektriciteit bezorgt de certificeringsorgaan de noodzakelijke informatie-elementen voor de berekening van de CO2-uitstoot, de inlichtingen met betrekking tot het certificeringssysteem, alsook de inlichtingen over het traceerbaarheidssysteem voor de biomassagrondstoffen.
De minister verduidelijkt de inhoud en het gehalte van de informatie die de houder van de installatie moet bezorgen. § 5. Het naleven van de duurzaamheidscriteria van de biomassa wordt aangetoond aan de hand van een van de volgende systemen : 1° voor de vloeibare biomassa, de conformiteit van de berekening van de CO2-uitstoot bij de vervaardiging en distributie met norm EN 16214-4, zoals geverifieerd door een erkend onafhankelijk controleorgaan;2° voor de vloeibare biomassa, een certificeringssysteem dat als gelijkwaardig wordt beoordeeld aan de norm bedoeld onder 1° ;3° een vrijwillig systeem dat goedgekeurd werd door de Europese Commissie en gepubliceerd werd in het Publicatieblad van de Europese unie;4° bilaterale of multilaterale akkoorden tussen derde landen en de Europese Unie. § 6. Een certificeringssysteem wordt beschouwd als gelijkwaardig aan norm EN16214-4 als het door de minister wordt erkend.
De minister bepaalt de door de titularis van de installatie te bezorgen documenten en, de procedure voor toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning van een certificeringssysteem.
De minister bepaalt eveneens de voorwaarden voor erkenning van het controleorgaan dat belast is met het certificeren van de inachtneming van de duurzaamheidscriteria. § 7. Bij elke vorm van vloeibare biomassa waarvan het duurzame karakter werd vastgesteld in de zin van richtlijn 2009/28/EG, op basis van een verificatiesysteem dat werd ingevoerd door de bevoegde gewestelijke of federale overheidsinstanties van het koninkrijk, wordt ervan uitgegaan dat er inachtneming van de duurzaamheidscriteria is. Afdeling 2. - Berekeningswijze van het aantal
groenestroomcertificaten.
Art. 19.De CO2-besparing door een installatie, voor de berekening van het aantal groenestroomcertificaten, wordt verkregen door het verschil tussen de CO2 uitgestoten door de referentie-installaties en de CO2 uitgestoten door de desbetreffende installatie.
Onder referentie-installaties bedoeld in vorig lid wordt verstaan : 1° voor de elektriciteitsproductie : een elektriciteitscentrale van het stoom- en gasturbine-type bevoorraad door aardgas;2° voor de productie van warmte : een verwarmingsketel bevoorraad door aardgas;3° voor de productie van koude : een koelgroep onder druk bevoorraad door de referentie-installatie voor de productie van elektriciteit.
Art. 20.§ 1. Het aantal groenestroomcertificaten dat wordt toegekend aan een installatie die beantwoord aan de voorwaarden van artikel 18, § 1, wordt verkregen door de gerealiseerde CO2-besparing van de betrokken installatie tijdens het betreffende trimester te delen door de CO2-emissiecoëfficiënt van aardgas.
De CO2-emissie van de installatie wordt bepaald door BRUGEL op basis van de gegevens die voor dat trimester werden overgemaakt. § 2. De berekeningsformule van het aantal groenestroomcertificaten wordt vermeld in de bijlage 2 bij dit besluit.
Het certificaat wordt toegekend tot aan het tiende; het na berekening verkregen cijfer wordt afgerond tot het lagere tiende indien het 0,05 niet bereikt, en tot het hogere tiende indien het dit bereikt.
Art. 21.§ 1. De gecertificeerde hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties op aardgas die hun nuttige warmte in termen van geleverde MWh voor meer dan 75 % leveren aan meerdere residentiële afnemers krijgen een vermenigvuldigingscoëfficiënt toebedeeld toegepast op het aantal groenestroomcertificaten berekend volgens artikel 20.
De waarden van de vermenigvuldigingscoëfficiënt zijn de volgende : o 2 als het totale elektrisch vermogen van de installatie(s) lager ligt dan of gelijk is aan 50 kW; o 1.5 als het totale elektrisch vermogen van de installatie(s) tussen 50 en 200 kW in ligt; o 1.5 als het totale elektrisch vermogen van de installatie(s) hoger ligt dan of gelijk is aan 200 kW;
De Minister kan deze waarden en de gamma's van elektrisch vermogen van de warmtekrachtkoppelingsinstallaties aanpassen, om een forfaitaire terugwintijd van 5 jaar te handhaven door de volgende formule te volgen :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De parameters van de formule worden op de volgende manier gedefinieerd : 1° "coef" staat voor de vermenigvuldigingscoëfficiënt van het aantal toegekende groenestroomcertificaten;2° "investc" staat voor de gemiddelde eenheidskost van een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op aardgas, met inbegrip van de kosten voor de aansluiting op het distributienet, de kosten voor de bidirectionele meter en de administratieve kosten die verbonden zijn aan de installatie (euro/kWelek);3° "premiesc" staat voor de financiële investeringshulp (euro/kWelek) die beschikbaar is voor een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op aardgas;4° "prijselek" staat voor de gemiddelde prijs van de geproduceerde elektriciteit, rekening houdend met een percentage eigen verbruik vastgelegd op 20% en een aandeel verkoop aan het net vastgelegd op 80% (euro/MWh);5° "prijsgas" staat voor de gemiddelde aankoopprijs van aardgas op het net (euro/MWh);6° "prijsgsc" staat voor de gewogen gemiddelde doorverkoopprijs van groenestroomcertificaten op de markt (euro/GSC). De waarde van deze parameters wordt door BRUGEL binnen twee maanden die het aanvraag van de Minister volgen meegedeeld.
Als een afwijking van de parameters leidt tot een afwijking van 20 % of meer van het aantal volgens de bovenstaande formule toe te kennen groenestroomcertificaten ten opzichte van het momenteel toegekende aantal, dan past de minister, de vermenigvuldigingscoëfficiënt van het aantal toegekende groenestroomcertificaten aan, met ingang van minstens vier maand na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
De vermenigvuldigingscoëfficiënt wordt slechts toegekend op voorwaarde dat BRUGEL aangetoond wordt dat de warmtekrachtkoppelingsinstallatie goed gedimensioneerd is.
Voor de bestaande constructies is een goed gedimensioneerde warmtekrachtkoppelingsinstallatie een installatie : 1. die gedimensioneerd is op de totale thermische behoefte van de site, verminderd met 30% om rekening te houden met de effecten van rationeel energiegebruik 2.waarvan het vermogen toelaat meer dan 90% van de thermische behoefte die ingevuld kan worden met warmtekrachtkoppeling en zoals bepaald onder punt 1 hierboven te produceren; 3. die een positieve jaarlijkse nettowinst oplevert voor de gebruikers van de nuttige warmte die wordt geproduceerd door de warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Voor nieuwe constructies laat het geselecteerde vermogen toe 90 % van de thermische behoefte die ingevuld kan worden met warmtekrachtkoppeling te produceren, zonder evenwel rekening te houden met een voorafgaande vermindering van 30 % van de totale thermische behoefte van de bevoorrade klanten.
De thermische behoefte die kan worden ingevuld met warmtekrachtkoppeling, komt overeen met de oppervlakte van de grootst mogelijke rechthoek binnen de afnemende curve van de totale thermische behoefte van de afnemers waarin werd voorzien, desgevallend verminderd met een factor van 30 %. § 2. De gecertificeerde fotovoltaïsche installaties krijgen een vermenigvuldigingscoëfficiënt toebedeeld van het aantal groenestroomcertificaten berekend volgens artikel 20.
Deze vermenigingvuldigingscoëfficiënt wordt volgens de volgende formule berekend en handhaaft door haar berekeningswijze een forfaitaire returntijd van zeven jaar :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De parameters van de formule worden op de volgende manier gedefinieerd : 1° "coef" staat voor de vermenigvuldigingscoëfficiënt van het aantal toegekende groenestroomcertificaten;2° "investFV" staat voor de gemiddelde eenheidskost van een fotovoltaïsch systeem, met inbegrip van de kosten voor de aansluiting op het distributienet, de kosten voor de bidirectionele meter en de administratieve kosten die verbonden zijn aan de installatie (euro/kW piek);3° "premiesFV" staat voor de financiële investeringshulp (euro/kW piek) die beschikbaar is voor een fotovoltaïsch systeem;4° "prijselek" staat voor de gemiddelde prijs van de geproduceerde elektriciteit, rekening houdend met een percentage eigen verbruik vastgelegd op 30% (euro/MWh);5° "prijsGSC" staat voor de gewogen gemiddelde doorverkoopprijs van groenestroomcertificaten op de markt (euro/GSC). De waarden van deze parameters zijn door BRUGEL vastgesteld door installatiecategorieën die als volgt bepaald zijn : o de fotovoltaïsche installaties met een totaal elektrisch vermogen lager of gelijk aan 5 kWp; o de fotovoltaïsche installaties met een totaal elektrisch vermogen enkel hoger dan 5 kWp; o de fotovoltaïsche installaties geïntegreerd in een fabrieksomgeving met bouwelementen.
De minister kan deze categorieën aanpassen.
Tegen 1 september van het lopende jaar wordt de waarde van deze parameters per categorie door BRUGEL aan de Minister meegedeeld die deze geactualiseerde waarden op de formule voor elk van de categorieën toepast. Indien uit deze berekening een verschillende vermenigvuldigingscoëfficiënt van de van kracht zijnde coëfficiënt voortvloeit, past de Minister het aan vóór 1 oktober van het lopende jaar en wordt het van kracht op 1 januari van het volgende jaar, met een waarde afgerond op twee decimalen.
Indien de verandering van de parameters in de loop van het jaar volgens de formule hierboven tot een verandering hoger dan of gelijk aan 20% van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten leidt in vergelijking met het huidig toegekende aantal, deelt BRUGEL de waarden van de geactualiseerde parameters aan de Minister mee die binnen de maand de vermenigvuldigingscoëfficiënt van elke categorie aanpast met inwerkingtreding 4 maanden na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Zolang de Minister ze niet aanpast, zijn de waarden van de vermenigvuldigingscoëfficiënt als volgt : o 1.65 als het totale elektrisch vermogen van de installatie(s) lager ligt dan of gelijk is aan 5 kWp; o 1.32 als het totale elektrisch vermogen van de installatie(s) hoger dan 5 kWp ligt; o 1.32 voor in een fabriek in constructie-elementen verwerkte fotovoltaïsche installaties. § 3. Een vermenigvuldigingscoëfficiënt van 5 wordt toegepast op het aantal toegekende groenestroomcertificaten, naar rata van het organisch afval dat in de plaatselijke perimeter van de installatie ingezameld is voor de elektriciteitsproductie door biomethanisatie-installaties die organisch afval ingezameld binnen de plaatselijke perimeter van de installatie nuttig gebruiken. § 4. Op eenzelfde productiesite en voor alle gecertificeerde installaties in de zin van dit besluit en die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 18, § 1, wordt het aantal toegekende groene certificaten beperkt tot 1 groen certificaat per MWh netto geproduceerde elektriciteit voor de schijf van het totale elektrische vermogen van de installaties hoger dan 1 MW. Deze beperking is niet van toepassing op de gecertificeerde installaties voor de elektriciteitsproductie met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte afkomstig van de verbranding van het biologisch afbreekbaar gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, noch op de gecertificeerde fotovoltaïsche installaties. § 5. Op eenzelfde productiesite en voor alle gecertificeerde installaties bedoeld in de zin van dit besluit en die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 18, § 1, is het aantal toegekende groenestroomcertificaten beperkt tot 1 groenestroomcertificaat per MWh netto geproduceerde elektriciteit voor de hele productie wanneer het elektrisch rendement van de installaties lager dan 20% is. Deze beperking is niet van toepassing op de gecertificeerde installaties voor elektriciteitsproductie met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte afkomstig van de verbranding van het biologisch afbreekbaar gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, noch op de gecertificeerde fotovoltaïsche installaties. § 6. Met uitzondering van de installaties voor elektriciteitsproductie met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte afkomstig van de verbranding van het biologisch afbreekbaar gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, zijn de regels voor de berekening van de toekenning van groenestroomcertificaten, de vermenigingvuldigingscoëfficiënten inbegrepen, de regels die van kracht zijn op het moment van de datum van inwerkingstelling van de installatie; deze regels zijn geldig voor deze installatie gedurende tien jaar te rekenen vanaf de begindatum van de telling van de groenestroomcertificaten die op het certificeringsattest bedoeld in artikel 7 staat.
Art. 22.De CO2-emissie-coëfficiënten van de voornaamste brandstoffen alsook het energierendement van de referentie-installaties worden vermeld in bijlage 3 bij dit besluit.
Art. 23.Voor de installaties voor elektriciteitsproductie met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte afkomstig van de verbranding van het afbreekbaar gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, is het aantal groenestroomcertificaten van het betrokken trimester gelijk aan het aantal toegekende garanties van oorsprong, opgesteld volgens de methode beschreven in artikel 13, § 3 van dit besluit. Afdeling 3. - Toekenning van groenestroomcertificaten
Art. 24.§ 1. De toekenning van groenestroomcertificaten geschiedt onder immateriële vorm, door inschrijving van een titel voor groenestroomcertificaten op het krediet van de rekening van de houder van de installatie in de gegevensbank die hiertoe door BRUGEL werd ingericht. § 2. Het beheer van de gegevensbank wordt waargenomen door BRUGEL. § 3. Vanaf de datum van toekenning hebben de groenestroomcertificaten een geldigheidsduur van vijf jaar, daarna komen ze te vervallen en zijn ze niet meer bruikbaar. Afdeling 4. - Aankoop en verkoop van groenestroomcertificaten
Art. 25.Elk door BRUGEL toegekend groenestroomcertificaat betreffende de opwekking van groene elektriciteit is vrij overdraagbaar en verhandelbaar tenzij de geldigheidsduur ervan verstreken zou zijn of het door BRUGEL nietig zou zijn verklaard.
Art. 26.§ 1. Elke rechts- of natuurlijke persoon die groenestroomcertificaten wenst te kopen of verkopen laat zich op voorhand een rekening toekennen in de onder artikel 24 bedoelde gegevensbank, volgens de modaliteiten die BRUGEL heeft vastgelegd. § 2. De verkoper doet bij BRUGEL opgave van het aantal groenestroomcertificaten waarmee er een transactie plaatsvindt, van de prijs van de transactie alsook van de contactgegevens van de aankoper. § 3. De overgedragen groenestroomcertificaten worden ingeschreven op het debet van de rekening van de verkoper en op het krediet van de rekening van de koper. BRUGEL brengt elke transactie ter kennis van de twee partijen en vermeldt hierbij minstens de volgende gegevens : namen, transactienummer en aantal desbetreffende groenestroomcertificaten.
Art. 27.§ 1. De verkoper kan jaarlijks beslissen om een beroep te doen op het overeenkomstsysteem voor de terugkoop van de groenestroomcertificaten door de gewestelijke transportnetbeheerder aan de in artikel 28, § 1 van de ordonnantie opgelegde gegarandeerde minimumprijs.
In dat geval laat de verkoper zijn beslissing om gebruik te maken van het overeenkomstsysteem voor de terugkoop onherroepelijk aan BRUGEL weten, uiterlijk op 30 april van het lopende jaar.
Voor uiterlijk 31 mei van het lopende jaar voert de gegevensbankbeheerder de transactie tussen de betrokken partijen uit.
In dat geval vermeldt de kennisgeving van de transactie de volgende bijkomende informatie : adressen, bankrekeningnummer en, desgevallend, de btw-plichtigheid van de verkoper van de groenestroomcertificaten.
De betaling door de gewestelijke transportnetbeheerder vindt plaats op uiterlijk 30 juni van het lopende jaar of, als de verkoper btw-plichtig is, binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur. § 2. Het is de gewestelijke transportnetbeheerder niet toegestaan in te gaan op aanvragen voor terugkoop van groenestroomcertificaten die een verkoper hem rechtstreeks zou sturen. § 3. BRUGEL staat ervoor in om in overleg met de gewestelijke transportnetbeheerder de andere operationele modaliteiten om onderling uitwisseling van informatie te bewerkstelligen vast te leggen en zo de terugkoop van groenestroomcertificaten door de gewestelijke transportnetbeheerder tot een goed einde te brengen. Deze modaliteiten worden gepubliceerd op de respectieve websites van de twee partijen en meegedeeld aan de houder van de installatie die er bij hen een aanvraag voor doen.
Art. 28.§ 1. In de kosten van de verplichting tot terugkoop van de groenestroomcertificaten door de gewestelijke transportnetbeheerder kunnen de kosten voor de afhandeling van deze verplichting vervat zitten. § 2. Minstens eenmaal per jaar biedt de gewestelijke transportnetbeheerder de groenestroomcertificaten in zijn bezit op de markt aan. Hiervoor organiseert hij een veilingverkoop die transparant is in zijn verloop en praktische toepassing. Indien de gewestelijke transportbeheerder van mening is dat het beste aanbod ten aanzien van de marktvoorwaarden niet voldoet, houdt de organisatie van de veilingverkoop voor hem geen verkoopsverplichting in. § 3. De groenestroomcertificaten die het overeenkomstsysteem voor de terugkoop aan de gegarandeerde minimumprijs genoten, kunnen hierop geen aanspraak meer maken nadat de gewestelijke transportnetbeheerder ze terug op de markt heeft gebracht.
Art. 29.Elk trimester publiceert BRUGEL op zijn website de gewogen gemiddelde prijs van de groenestroomcertificaten die gedurende het vorige trimester werden verhandeld en onderscheidt hierbij de gemiddelde gewogen prijs van enerzijds alle groenestroomcertificaten samen en anderzijds van alle certificaten buiten het systeem van overeenkomst tot aankoop om. Afdeling 5. - Verplichtingen lastens de leveranciers.
Art. 30.Iedere leverancier deelt ten laatste op 31 januari van elk jaar aan BRUGEL de cijfers mee betreffende de leveringen die hij het voorafgaande jaar heeft verricht voor in aanmerking komende afnemers gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De cijfers worden vergeleken met de beschikbare gegevens bij de netbeheerders die gebruikt werden voor de facturatie van de diensten voor de toegang tot de netten.
Art. 31.§ 1. Maandelijks delen de leveranciers de distributienetwerkbeheerder en/of de gewestelijke transmissienetbeheerder de lijst mee met op deze netwerken aangesloten eindafnemers die contractueel van groene elektriciteit worden voorzien. Voor elke afnemer doet men opgave van het aandeel groene elektriciteit in de totale elektriciteitslevering.
De distributienetwerkbeheerder en de gewestelijke transmissienetbeheerder vullen deze lijsten aan met de reële of geraamde verbruiksgegevens per leverpunt en sturen de aangevulde gegevens naar BRUGEL. § 2. Elk trimester stelt BRUGEL voor elke leverancier het groene aandeel vast van de mengbrandstof, enkel op basis van de onder § 1 aangehaalde gegevens die de distributienetwerkbeheerder en de gewestelijke transmissienetbeheerder mochten ontvangen, en deelt de leveranciers het totale aantal garanties van oorsprong mee die zij dienen te bezorgen om dit te attesteren. § 3. BRUGEL gaat na of het groene aandeel in de mengbrandstof van de groene leveranciers 100 % vertegenwoordigt en keurt het groene gedeelte van de mengbrandstof van elke leverancier goed, enkel op basis van de garanties van oorsprong die deze laatsten BRUGEL elk trimester na de mededeling waarvan sprake onder § 2 moeten bezorgen. § 4. BRUGEL verduidelijkt en publiceert de procedure en de praktische modaliteiten van het meedelen van de gegevens, van de overhandiging van de garanties van oorsprong en van de goedkeuring, waarvan sprake in de voorgaande paragrafen. § 5. Op basis van het aantal garanties van oorsprong die de leveranciers elk trimester afleveren, publiceert BRUGEL op zijn website het percentage groene elektriciteit dat elke leverancier in de loop van het desbetreffende trimester heeft geleverd aan de afnemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 32.Op basis van de cijfers bedoeld in artikel 30, berekent en deelt BRUGEL aan iedere leverancier mee, ten laatste op 28 februari, het aantal certificaten dat deze bij BRUGEL moet indienen, overeenkomstig artikel 28, § 2, van de ordonnantie.
Ten laatste op 31 maart laat iedere leverancier BRUGEL weten welke van de groenestroomcertificaten die op zijn rekening staan in rekening moeten worden gebracht voor de naleving van zijn verplichtingen.
De leverancier heeft een vrije keuze voor zover de groenestroomcertificaten die hij aanduidt werden uitgegeven door BRUGEL of erkend door de Minister, overeenkomstig hoofdstuk V, en nog steeds overdraagbaar zijn.
Art. 33.§ 1. Elk certificaat dat in rekening wordt gebracht voor de naleving van de verplichtingen van een leverancier, overeenkomstig artikel 28, § 2, van de ordonnantie, wordt in de gegevensbank bedoeld in artikel 24, § 1 geannuleerd. § 2. Elke garantie van oorsprong die wordt ingediend bij BRUGEL, wordt geannuleerd in de gegevensbank bedoeld in artikel 13, § 1. Afdeling 6. - Compensatieprincipe
Art. 34.De eindafnemer bij wie een installatie voor de opwekking van groene elektriciteit, met een elektrisch vermogen van minder dan of gelijk aan 5 kW wordt geplaatst kan, voor zover er een bi-directionele meter is geïnstalleerd, aanspraak maken op de compensatie tussen de van het distributienet afgenomen hoeveelheid elektriciteit en de op het leverpunt in het net geïnjecteerde hoeveelheid elektriciteit.
Wat het deel met betrekking tot het elektriciteitsdistributienettarief betreft, verwijzen de tellingen en facturatie naar de tariefmethodologie zoals die door BRUGEL vastgesteld is.
Deze compensatie wordt, per meterregister, berekend tussen twee meteropnames. Zij heeft betrekking op de in het distributienet geïnjecteerde hoeveelheid elektriciteit ten belope van maximum de van dit net afgenomen hoeveelheid elektriciteit HOOFDSTUK V. - Voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning van de groenestroomcertificaten afgeleverd door andere overheden
Art. 35.§ 1. Op eensluidend advies van BRUGEL kan de Minister groenestroomcertificaten erkennen die afgeleverd werden door andere nationale of buitenlandse overheden, voor zover ze minstens beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° betrekking hebben op de productie van groene elektriciteit conform de voorwaarden en berekeningsmodaliteiten gedefinieerd in de artikelen 18 en 19;2° toegekend zijn aan installaties die gecertificeerd werden overeenkomstig een procedure die vergelijkbaar is met die bepaald in hoofdstuk II;3° toegekend zijn op basis van de geproduceerde elektriciteit en/of de CO2-besparing verwezenlijkt ten opzichte van referentie-installaties;4° afgeleverd zijn krachtens een betrouwbaar systeem dat onder meer de zekerheid biedt dat de groenestroomcertificaten niet kunnen worden gekopieerd of opnieuw gebruikt als ze reeds bij andere overheden werden neergelegd of hun geldigheidsduur reeds overschreden is;5° toegekend zijn tijdens het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de afgifte van de groenestroomcertificaten om te voldoen aan de verplichting bedoeld in artikel 32;6° in het geval van installaties die vloeibare biomassa en vaste biomassa gebruiken, toegekend zijn na controle van het respecteren van de duurzaamheidscriteria bepaald in bijlage 1 van dit besluit. § 2. Naast de voorwaarden bedoeld in § 1, kan de Minister de erkenning onderwerpen aan reciprociteitsvoorwaarden of voorwaarden van wederzijdse erkenning op de markt voor de groenestroomcertificaten van waar de erkende certificaten afkomstig zijn. § 3. Om te voldoen aan de verplichting tot indiening bedoeld in artikel 32 mogen de leveranciers bij BRUGEL, in groenestroomcertificaten die werden uitgegeven door andere nationale of buitenlandse overheden, slechts een maximaal percentage van het totale aantal groenestroomcertificaten dat ze moeten indienen, neerleggen.
Het maximale percentage van het totale aantal groenestroomcertificaten dat ze moeten indienen en dat kan worden neergelegd in groenestroomcertificaten die werden uitgegeven door andere nationale of buitenlandse overheden, wordt als volgt berekend : (het totale aantal groenestroomcertificaten dat moet worden neergelegd door alle leveranciers om te voldoen aan hun quotaverplichtingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest min het totale aantal groenestroomcertificaten dat tijdens het betrokken jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd toegekend) gedeeld door het totale aantal groenestroomcertificaten dat moet worden neergelegd door alle leveranciers om te voldoen aan hun quotaverplichtingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Een raming van het maximale percentage van het totale aantal groenestroomcertificaten dat moet worden ingediend en dat kan worden neergelegd in groenestroomcertificaten die werden uitgegeven door andere nationale of buitenlandse overheden, wordt aan de leveranciers meegedeeld in de maand september die voorafgaat aan de quotareturn.
Die raming is, voor wat betreft de toekenningen van groenestroomcertificaten en elektriciteitsleveringen, gebaseerd op de reële waarden van de eerste twee trimesters en de geraamde waarden van de eerste twee trimesters van het jaar in kwestie.
De definitieve waarde van het maximale percentage van het totale aantal groenestroomcertificaten dat moet worden ingediend en dat kan worden neergelegd in groenestroomcertificaten die werden uitgegeven door andere nationale of buitenlandse overheden, wordt aan de leveranciers meegedeeld uiterlijk op 28 februari, samen met het aantal groenestroomcertificaten dat moet worden ingediend zoals bedoeld door artikel 32, eerste lid. Die definitieve waarde is, voor wat betreft de groenestroomcertificaten en de elektriciteitsleveringen, gebaseerd op de reële waarden van het jaar in kwestie. De definitieve waarde die in februari wordt meegedeeld, mag slechts maximaal 5 eenheden (5%) verschillen van de in september geraamde waarde. § 4. De andere nationale of buitenlandse toekennende overheden verduidelijken per jaar de globale hoeveelheden van elke categorie van hernieuwbare energiebronnen of van primaire brandstoffen voor de hoogrenderende warmtekrachtkoppelingen, die gebruikt werden door de installaties waarvan de groenestroomcertificaten werden afgegeven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 36.§ 1. De erkenning is geldig voor een periode van tien jaar vanaf de erkenningsakte van de Minister. § 2. BRUGEL is ermee belast te onderzoeken of de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 35, § 1, nog steeds zijn vervuld en brengt daarvan verslag uit aan de Minister.
In geval van fraude, kan de Minister zijn of haar erkenningsbeslissing opschorten of intrekken. HOOFDSTUK VI - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 37.De certificering van de installaties voor de productie van groene elektriciteit door certificeringsorganen kan slechts aanvatten op de datum van erkenning door BRUGEL van het tweede certificeringsorgaan. Elke aanvraag tot certificering die door BRUGEL vóór die datum wordt ontvangen, zal volledig door BRUGEL worden behandeld.
Art. 38.De houders van de installaties die gecertificeerd waren voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn degene die aangeduid waren tijdens de certificatie van de betreffende installaties.
Art. 39.De regels en de duur, van toepassing op de toekenning van groenestroomcertificaten waarvan de installaties voor de productie van groene stroom genieten die vóór de inwerkingtreding van dit besluit in werking gesteld werden, blijven van toepassing.
Art. 40.Met uitzondering van de elektriciteitsproductie-installaties met een totaal vermogen hoger dan 40 MW die de warmte afkomstig van de verbranding van het biologische afbreekbare gedeelte van industrieel en huishoudelijk afval valoriseren, voor de installaties waarvan de inwerkingstelling vóór 1 juli 2011 plaatsgreep en die nog niet gecertificeerd zouden zijn, worden de groene certificaten toegewezen in zover er minder dan tien jaar voorbijgegaan zijn sinds de datum van inwerkingstelling bedoeld in artikel 7 § 1 in afwijking van artikel 18 § 1 1° lid 2 en onverminderd de toepassing van de andere bepalingen van dit besluit.
Art. 41.De gecertificeerde installaties voor de opwekking van groene elektriciteit die van de onder artikel 34 beschreven compensatie genieten, blijven deze genieten tot de indienststelling van de nieuwe verrekenkamer die de nieuwe MIG 6 implementeert of ten laatste op 1 januari 2018. Na deze indienststelling, is het compensatieprincipe niet meer van toepassing.
Art. 42.De houders van gecertificeerde productie-installaties van groene stroom die nog niet over een bidirectionele meter, en wanneer dat relevant is over een wisselrichter en een netontkoppelingsrelais, conform de toepasselijke technische regelgevingen en sectorale voorschriften zouden beschikken, hebben te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een jaar om hun installatie te regulariseren. Indien na afloop van deze overgangsperiode de installatie niet aangepast werd, trekt BRUGEL het certificeringsattest in en stopt het de toekenning van groenestroomcertificaten.
Art. 43.De inbreuken op artikel 8, § 1, worden bestraft met een geldboete van 1,24 tot 495 euro.
Art. 44.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 2004 betreffende de promotie van groene elektriciteit en van kwaliteitswarmtekrachtkoppeling wordt opgeheven.
Art. 45.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 46.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 december 2015;
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 deceùmber 2015 betreffende de promotie van groene elektriciteit.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Energie, Mevr. C. FREMAULT