gepubliceerd op 27 november 2012
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering genomen in toepassing van artikel 27, § 2, derde lid van het BWRO betreffende de gedeeltelijke wijziging, wegens openbaar nut, van het gewestelijk bestemmingsplan met het oog op de verwezenlijking van het project genaamd « Huis van de Europese Geschiedenis » in het Eastmangebouw, dat gevestigd is in het Leopoldpark te Brussel
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
18 OKTOBER 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering genomen in toepassing van artikel 27, § 2, derde lid van het BWRO betreffende de gedeeltelijke wijziging, wegens openbaar nut, van het gewestelijk bestemmingsplan met het oog op de verwezenlijking van het project genaamd « Huis van de Europese Geschiedenis » in het Eastmangebouw, dat gevestigd is in het Leopoldpark te Brussel
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de artikelen 25, 26, 27 en 188 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van de procedure tot gedeeltelijke wijziging, wegens openbaar nut, van het gewestelijk bestemmingsplan met het oog op de verwezenlijking van het project genaamd « Huis van de Europese Geschiedenis » in het Eastmangebouw in het Leopoldpark te Brussel;
Gelet op de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012 om deze gedeeltelijke wijziging van ondergeschikt belang te beschouwen en als niet van die aard zijnde dat ze aanzienlijke gevolgen voor het milieu zou hebben;
Gelet op het advies dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitbracht op 25 september 2012 en dat als bijlage wordt bijgevoegd;
Gelet op het advies dat het Brussels Instituut voor Milieubeheer uitbracht op 1 oktober 2012 en dat als bijlage wordt bijgevoegd;
Overwegende dat deze adviezen ingewonnen werden krachtens artikel 27, § 2, van het BWRO en volgens de regels uitgebracht zijn, namelijk binnen de termijn van dertig dagen waar deze bepaling in voorziet;
Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie er in haar advies meteen aan herinnert dat de geplande wijziging slechts betrekking heeft op een klein gebied op lokaal niveau, namelijk de binnenplaats van het Eastmangebouw in het Leopoldpark;
Dat de Commissie er eveneens op wijst dat in tegenstelling tot andere bouwwerken in het park het Eastmangebouw niet opgenomen is in een gebied bestemd voor voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten;
Dat de Commissie vervolgens verwijst naar twee adviezen die de overlegcommissie uitgebracht heeft over de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning inzake het project tot verbouwing van het Eastmangebouw en eraan herinnert dat de commissie in deze adviezen de aandacht vestigt op de architecturale kwaliteiten van het project evenals op de positieve impact ervan op de site;
Dat de Commissie ook kennis heeft genomen van de inhoud van het effectenrapport dat deze vergunningsaanvraag vergezelt en zich aansluit bij de conclusies van het rapport, namelijk dat het project in kwestie geen aanzienlijke gevolgen teweegbrengt voor het milieu en dat het bijgevolg niet gegrond zou zijn opnieuw een effectenstudie uit te voeren op het ogenblik dat het G.B.P. gewijzigd wordt;
Dat de Commissie tot slot onderstreept dat er twee bijkomende stappen bestaan, welke het mogelijk maken zich een algemeen beeld te vormen van de heraanleg en het beheer van het Leopoldpark en de toegangswegen tot de infrastructuur van het park, namelijk het initiatief genomen in het kader van BELIRIS (ontsluiting van het park) en de invoering van een beheersplan;
Overwegende dat het door de Commissie verleende advies vergezeld gaat van een minderheidsadvies uitgebracht door een van de leden van dit adviesorgaan, hetwelk als volgt kan worden samengevat : Het plaatselijke karakter van de geplande wijziging en het openbaar nut van het project worden niet in twijfel getrokken;
De keuze om een museum onder te brengen in het Eastmangebouw wordt evenwel in vraag gesteld, rekening houdend met het feit dat er gebouwen leegstaan in de Europese wijk;
Bij de beoordeling van het ondergeschikte karakter van de aanzienlijke gevolgen voor het milieu zou rekening moeten worden gehouden met het vastgoedproject dat dankzij de wijziging van het G.B.P. nadien verwezenlijkt zal kunnen worden : de analyse zou dus betrekking moeten hebben op het genoemde project en niet uitsluitend op de wijziging van de bodembestemmingskaart van het G.B.P.; in dat verband zou het milieueffectenrapport bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning onvoldoende gedetailleerd zijn om de Commissie in staat te stellen een geldig oordeel te vellen over het mobiliteitsvraagstuk - toename van het aantal bezoekers - en de impact die het project zal hebben op het bestaande gebouw (zowel uit esthetisch als technisch oogpunt);
De K.C.M.L. zou een advies over het vastgoedproject uitgebracht moeten hebben en zich niet beperkt moeten hebben tot het formuleren van opmerkingen dienaangaande;
De lopende procedure zou voor problemen zorgen, omdat gevraagd wordt of de eigenlijke wijziging van het G.B.P. onderworpen zal worden aan een openbaar onderzoek en wat er zal gebeuren indien deze wijziging van het G.B.P. later plaatsvindt dan de uitvoering van het museumproject.
Overwegende dat dit minderheidsadvies niet gevolgd kan worden en wel om volgende redenen : De beoordeling in verband met het ondergeschikte karakter en het niet van die aard zijn dat aanzienlijke gevolgen voor het milieu verwacht kunnen worden, heeft betrekking op de wijziging van het plan en niet op het project dat volgend op deze wijziging verwezenlijkt zou kunnen worden (artikel 27 van het BWRO) : men dient zich hier dus niet uit te spreken over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, welke trouwens op dit ogenblik onderzocht wordt; de kritiek die in het minderheidsadvies geformuleerd wordt, is dus ongegrond binnen de context van het advies dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie uit dient te brengen;
De gevolgde procedure is niet van die aard dat ze de problemen waar gewag van wordt gemaakt in het minderheidsadvies met zich meebrengt, aangezien enerzijds de wijziging van het G.B.P. wel degelijk aan een openbaar onderzoek onderworpen zal worden, overeenkomstig de artikelen 25, § 4, en 27, § 1, tweede lid, van het BWRO, en anderzijds artikel 188, vijfde lid, van het BWRO toelaat dat de stedenbouwkundige vergunning afgegeven - en bijgevolg uitgevoerd - wordt, zodra de Regering de beslissing genomen heeft het G.B.P. te wijzigen;
Overwegende dat het B.I.M. er in zijn advies meteen op wijst dat de site waar de planologische wijziging betrekking op heeft zich noch in een overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG (Natura 2000) aangeduid gebied bevindt, noch in een gebied zoals beoogd door Richtlijn 96/82/EEG (Seveso); Dat het B.I.M. benadrukt dat deze wijziging bestempeld kan worden als « van ondergeschikt belang » voor wat de bodembestemmingskaart van het G.B.P. betreft en slechts betrekking heeft op een heel klein gebied op lokaal niveau (namelijk de binnenplaats van het Eastman-gebouw); dat de wijziging bovendien slechts overwogen wordt voor een welbepaald project;
Dat het B.I.M. van oordeel is dat door te bouwen op de binnenplaats de structurele impact op het bestaande gebouw beperkt blijft en op die manier de architecturale integriteit ervan behouden wordt; dat ook vastgesteld is dat de binnenplaats reeds een verharde aanblik biedt en dat het project derhalve niet tot gevolg heeft dat er beplanting opgeofferd wordt noch dat het doorlaatbare oppervlak van het parkgebied verkleind wordt;
Dat het B.I.M. tevens de gevolgen beoordeelt die deze wijziging met zich meebrengt voor het verkeer door het parkgebied en tot de conclusie komt dat deze uitermate beperkt zijn, vermits het gebouw gevestigd is aan de rand van het park en zich bevindt in de nabijheid van verbindingswegen; behalve voor de leveringen, moet er dus geen gemotoriseerd verkeer passeren;
Overwegende dat het B.I.M. in het licht van het voorgaande van oordeel is dat de geplande wijziging aldus voldoet aan de voorwaarden die opgenomen zijn in artikel 27, § 2 van het BWRO;
Overwegende dat de Regering zich schaart achter het meerderheidsadvies dat uitgebracht is door de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie alsook achter het advies van het B.I.M. en, om dezelfde redenen, concludeert dat de vooropgestelde wijziging van ondergeschikt belang is en niet van die aard aanzienlijke gevolgen te kunnen hebben voor het milieu, rekening houdend met de in bijlage D van het BWRO opgesomde criteria;
Dat de Regering, meer bepaald en gelet op de criteria die in deze bijlage vermeld staan, in bijkomende orde de volgende mening is toegedaan : 1° de kenmerken van de plannen, in het bijzonder gelet op : - de mate waarin het desbetreffende plan een kader definieert voor andere projecten of activiteiten met betrekking tot de ligging, aard, omvang en gebruiksvoorwaarden alsmede wat betreft de toewijzing van hulpbronnen : de geplande wijziging heeft betrekking op slechts één project en zal dus geen « kader vormen voor andere projecten of activiteiten »; - de mate waarin het plan andere plannen of programma's, met inbegrip van die welke deel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt : de geplande wijziging heeft een zeer gerichte en lokale invulling en is dus als zodanig niet van die aard dat zij een invloed zou hebben op andere plannen of programma's; - de verwerking van milieutechnische beschouwingen in het plan met het oog op het bevorderen van een duurzame ontwikkeling : er is rekening gehouden met milieutechnische beschouwingen om de wijziging van het plan te beperken tot een gebied dat reeds verhard is en dus de impact van deze wijziging op het bestaande parkgebied (onder meer voor wat de doorlaatbaarheid van de bodem en de vrijwaring van de bestaande vegetatie betreft) in te perken; - de milieuproblemen die samenhangen met het plan : zoals reeds eerder vermeld, werd de voorgestelde wijziging afgebakend tot een gebied waar de impact ervan op het milieu beperkt blijft; - de afstemming van het plan op de communautaire wetgeving met betrekking tot het milieu (bijvoorbeeld de plannen en programma's in verband met afvalstoffenbeheer en waterbescherming) : er is geen enkel probleem van onverenigbaarheid vastgesteld; 2. Kenmerken van de effecten en van het gebied dat kan worden beïnvloed, in het bijzonder gelet op : - de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten : vermits de wijziging van het plan niet van die aard is aanzienlijke effecten teweeg te brengen voor het milieu, betaamt het om deze te bestempelen als weinig waarschijnlijk; - de cumulatieve aard van de effecten : er zijn geen cumulerende effecten vastgesteld; - de grensoverschrijdende aard van de effecten : er is geen enkel grensoverschrijdend effect vastgesteld; - de risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen) : er is geen enkel risico vastgesteld voor de menselijke gezondheid of voor het milieu, en dit vooral omwille van het zeer beperkte gebied waarop de wijziging betrekking heeft en de kenmerken ervan (verhard); - de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden) : de wijziging heeft slechts invloed op een zeer beperkt geografisch gebied; idem voor wat betreft de omvang van de bevolking die getroffen kan worden (bezoekers van het park); - de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed gelet op : bijzondere natuurlijke kenmerken of cultureel erfgoed : de voor-gestelde wijziging beoogt een zo beperkt mogelijke impact teweeg te brengen op het beschermde park en op het bestaande gebouw, dat niet beschermd is als erfgoed; - de overschrijding van de milieukwaliteitsnormen of van grens-waarden : er valt geen enkele overschrijding te melden; - intensief grondgebruik : geen intensief grondgebruik; - de effecten op gebieden en landschappen die door een lidstaat, door de Gemeenschap, dan wel in internationaal verband als beschermd gebied zijn erkend, in het bijzonder wat betreft de verkleining van de oppervlakte, de opsplitsing, de aantasting van de structuur en de functies van de natuurlijke habitats en beschermde soorten, de verstoring van de beschermde soorten, de inperking van de dichtheid en de versnippering van de populaties van beschermde soorten, de wijzigingen in de instandhoudingsindicatoren, de klimaatveranderingen, de aanpassing van de ecologische processen nodig voor de instandhouding van de natuurlijke habitats en populaties van beschermde soorten en de risico's voor de Natura 2000-gebieden (in het bijzonder door ongevallen) : geen Natura 2000-gebied en geen Seveso-risico te melden.
Na beraadslaging, Besluit : Enig artikel. De wijziging van het G.B.P., zoals voorgesteld in de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012, heeft enkel betrekking op de bestemming van een klein gebied op lokaal niveau en behoort niet het voorwerp uit te maken van een milieueffectenrapport.
Brussel, 18 oktober 1012.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwik-kelingssamenwerking.
Ch. PICQUE