Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011
gepubliceerd op 21 maart 2011

Besluit tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2011031145
pub.
21/03/2011
prom.
17/02/2011
ELI
eli/besluit/2011/02/17/2011031145/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2011. - Besluit tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/06/2002 pub. 20/07/2002 numac 2002031386 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, alinea 2;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/06/2002 pub. 20/07/2002 numac 2002031386 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH;

Gelet op het protocol met nr. 2010/13 van het Comité van sector XV van 11 oktober 2010;

Gelet op het advies met nr. 48.634/2/V van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 2010, in toepassing van artikel 84, § 1er, alinea 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 27/06/2002 pub. 20/07/2002 numac 2002031386 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH worden (...) de woorden « als de stagiair dit aan de voornoemde commissie schriftelijk aanvraagt binnen de vijftien dagen na ontvangst van het in artikel 30, lid 1, bedoelde verslag » ingevoegd achter het woord « beroep ».

Art. 2.In de artikelen 45, c), 56, 4°, tot 60, 4° en 117 van hetzelfde besluit wordt het woord « voldoende » vervangen door het woord « gunstig ».

Art. 3.Artikel 61 van hetzelfde besluit. «

Art. 61.§ 1 Dit artikel is van toepassing op de bevorderingen van ambtenaren van niveau C en D. § 2. Voor ieder voorstel tot bevordering, brengt de directieraad een met redenen omkleed advies uit. § 3. Voor de bevordering naar een graad die niet behoort tot dezelfde gecontingenteerde groep als deze waartoe de ambtenaar behoort, heeft dit advies betrekking op de naleving van de bevorderingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 58 en bepaald in § 4, door de kandidatuur.

Voor de bevordering naar een graad die niet behoort tot een gecontingenteerde groep, heeft dit advies betrekking op de naleving van de bevorderingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 60 en bepaald in § 4, door de kandidatuur. § 4. Voor de in § 3 bedoelde bevorderingen neemt het advies van de directieraad, eenmaal de bevorderingsvoorwaarden gecontroleerd, vóórieder ander beoordelingselement de niveau-anciënniteit van de ambtenaar binnen het operationele kader van de DBDMH en, bij gelijke niveau-anciënniteit, de ambtsanciënniteit van de ambtenaar binnen het operationele kader van de DBDMH in overweging. Bij gelijke niveau- en dienstanciënniteit binnen het operationele kader van de DBDMH, geeft de directieraad in zijn advies de voorkeur aan de kandidatuur van de oudste ambtenaar.

Het feit dat een ambtenaar binnen het operationele kader van de BDBMH werd aangeworven op basis van een arbeidscontract heeft geen invloed op de berekening van de anciënniteit, die op dezelfde wijze wordt berekend als voor een ambtenaar die als statutair werd aangeworven.

De kandidaturen worden in de aldus verkregen volgorde door de directieraad geklasseerd. § 5. Met toepassing van §§ 2, 3 en 4, formuleert de directieraad een voorstel van benoeming en legt dit voor aan de benoemende overheid. » § 6. De ambtenaar tegen wie een andere tuchtstraf dan de terechtwijzing of de inhouding van wedde werd uitgesproken, mag niet bevorderd worden vooraleer de tuchtstraf is doorgehaald in zijn individueel dossier.

Art. 4.Aan titel V van dit zelfde besluit wordt een hoofdstuk I toegevoegd. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen «

Artikel 70.Deze titel is van toepassing op de evaluatie van de ambtenaren van niveau C en D. De evaluatie heeft tot doel het werk van de ambtenaar in de functie die hij vervult, aan de hand van de functiebeschrijving ervan, doorlopend te beoordelen.

De evaluatieperiode van de ambtenaar is de periode tussen het functiegesprek, zoals bedoeld in artikel 70quater, en het evaluatiegesprek, zoals bedoeld in artikel 70septies. Deze periode heeft een tijdsduur van minstens zes maanden. »

Art. 5.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70bis toegevoegd dat bepaalt : «

Artikel 70bis.De ambtenaar wordt geëvalueerd door een gemachtigde hiërarchische meerdere met eerbiediging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Indien hij niet tot dezelfde taalrol als de ambtenaar behoort, dient de hiërarchische meerdere een voldoende kennis van de taal van de geëvalueerde ambtenaar te bezitten, ofwel omdat hij een ambtenaar behorend tot het tweetalig kader is, die krachtens artikel 43, § 3, derde lid, van dezelfde wetten het bewijs heeft geleverd de tweede taal voldoende te kennen, ofwel omdat hij in het bezit is van een taalbewijs waaruit de voldoende kennis van de andere taal blijkt dat uitgereikt is op grond van de artikelen 7, 12 of 11 en 9, § 1 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van dezelfde wetten.

De gemachtigde hiërarchische meerderen worden gekozen uit de officieren van wacht en benoemd door de directieraad op voorstel van de Officier-dienstchef. Het [huishoudelijk] reglement beschrijft de procedure waarbij er aan iedere gemachtigde hiërarchische meerdere een aantal ambtenaren wordt toegewezen die hij moet evalueren.

Een ambtenaar mag geen evaluatie uitvoeren zonder eerst een vorming te hebben genoten. »

Art. 6.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70ter toegevoegd dat bepaalt : «

Artikel 70ter.De evaluatie gebeurt op basis van een evaluatiedossier.

Dit dossier bevat : 1° de functiebeschrijving;2° het wachtverslag bedoeld in de artikelen 70quater tot en met novies, waarvan het model is toegevoegd in bijlage I bij dit besluit;3° het evaluatieverslag;4° alle door de ambtenaar aangebrachte documenten die beoordelingselementen bevatten over de uitvoering van zijn werk. De ambtenaar krijgt een kopie van de documenten.

Het evaluatiedossier maakt deel uit van het persoonlijk dossier van de ambtenaar.

Art. 7.Aan dit zelfde besluit wordt in titel V een hoofdstuk II toegevoegd. « Hoofdstuk II - Het verloop van de evaluatie. «

Art. 70quater.In het begin van elke evaluatieperiode en bij elke benoeming of dienstaanwijzing van de ambtenaar heeft de gemachtigde hiërarchische meerdere een functiegesprek met hem, waarbij de elementen waarop de ambtenaar zal worden geëvalueerd op basis van de functiebeschrijving, worden omschreven.

Deze elementen, die opgenomen zijn in het wachtverslag, hebben betrekking op : 1) de stiptheid;2) het gedrag;3) de inventaris en standaardtests;4) de kennis en het onderhoud van het materiaal;5) de stiptheid bij vertrek;6) het opstellen van rapporten;7) de deelname aan de theorielessen en fysieke oefeningen;8) de toepassing van de procedures en het gebruik van het materiaal;9) het opvolgen van veiligheidsvoorschriften;10) de permanente opleiding. Tijdens het functiegesprek, wijst de gemachtigde hiërarchische meerdere de ambtenaar op de regels bedoeld in het volgende artikel.

Tijdens het functiegesprek laat de gemachtigde hiërarchische meerdere, die over drie exemplaren van het wachtverslag beschikt, de ambtenaar het origineel van het wachtverslag ondertekenen en maakt hij dit zo snel mogelijk over aan de HRM, dat het verslag toevoegt aan het evaluatiedossier. De hiërarchische meerdere overhandigt eveneens een kopie van het wachtverslag van de ambtenaar aan de ambtenaar zelf en aan de desbetreffende postoverste. »

Art. 8.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70quinquies toegevoegd dat bepaalt : § 1. De ambtenaar beschikt op de dag van de ondertekening van het wachtverslag over 30 punten. § 2. De rechtstreekse hiërarchische meerdere die een inbreuk vaststelt tegen een van de in artikel 70quater bedoelde criteria, trekt één punt af door het overeenkomende vakje in het wachtverslag van de ambtenaar aan te kruisen en meldt dit zo snel mogelijk aan de ambtenaar. De inbreuk dient door de rechtstreekse hiërarchische meerdere op redelijke wijze te worden beoordeeld. Wanneer deze meerdere een punt aftrekt bij een geëvalueerde ambtenaar, noteert hij de redenen die hem ertoe hebben gebracht deze beslissing te nemen in de rubriek die hiervoor in het wachtverslag is voorbehouden en deelt hij deze zo snel mogelijk mede aan de ambtenaar voor eventuele opmerkingen.

Indien de rechtstreekse hiërarchische meerdere echter niet behoort tot dezelfde taalrol als de geëvalueerde ambtenaar en niet voldoet aan de in artikel 70bis bedoelde taalvereisten, is hij bij de vaststelling van een inbreuk op een van de in artikel 70quater bedoelde criteria verplicht een rechtstreekse hiërarchische meerdere, die tot dezelfde taalrol behoort als de geëvalueerde ambtenaar of voldoet aan de voornoemde taalvereisten, hiervan zo snel mogelijk op de hoogte te brengen. Deze laatste neemt dan de verantwoordelijk op zich om de ambtenaar een punt af te trekken door het overeenkomende vakje in het wachtrapport aan te kruisen, de motivering voor de vaststelling van de inbreuk in het wachtrapport aan te geven en de ambtenaar hierover zo snel mogelijk te informeren. § 3. Tijdens de evaluatieperiode vermeldt de rechtstreekse hiërarchische meerdere in de rubriek die hiervoor in het wachtverslag is voorbehouden de bevredigende elementen die hij met betrekking tot de werkzaamheden van de ambtenaar heeft kunnen vaststellen. [Indien de rechtstreekse hiërarchische meerdere echter niet behoort tot dezelfde taalrol als de geëvalueerde ambtenaar en niet voldoet aan de in artikel 70bis bedoelde taalvereisten, is hij bij de vaststelling van een bevredigend element, zoals bedoeld in het vorige lid, verplicht een rechtstreekse hiërarchische meerdere, die tot dezelfde taalrol behoort als de geëvalueerde ambtenaar of voldoet aan de voornoemde taalvereisten, hiervan zo snel mogelijk op de hoogte te brengen. Deze laatste neemt dan de verantwoordelijk op zich om dit bevredigend element in het wachtrapport op te nemen]. § 4. De rechtstreekse hiërarchische meerdere is de postoverste van de geëvalueerde ambtenaar. Het huishoudelijk reglement voorziet in de modaliteiten die toepasbaar zijn op de evaluatie van een ambtenaar, die van post of dienst verandert. § 5. Binnen een termijn van honderd dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk wordt vastgesteld, laat de rechtstreekse hiërarchische meerdere het wachtverslag van de ambtenaren, die hij dient te evalueren, door de gemachtigde hiërarchische meerdere medeondertekenen. Iedere vaststelling van een inbreuk, opgemaakt door de rechtstreekse hiërarchische meerdere, die niet binnen deze termijn van honderd dagen door de gemachtigde hiërarchische meerdere wordt medeondertekend, is van rechtswege nietig. Het huishoudelijk reglement van de instelling voorziet in de procedure waarin de rechtstreekse hiërarchische meerdere de vaststellingen van de inbreuken aan de gemachtigde hiërarchische meerdere mededeelt. § 6. De geëvalueerde ambtenaar die het oneens is met de vaststelling (vaststellingen) door de postoverste van één of meerdere inbreuken, beschikt over een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de voornoemde vaststelling hem werd gesignaleerd, om zijn opmerkingen schriftelijk mede te delen aan de gemachtigde hiërarchische meerdere.

De gemachtigde hiërarchische meerdere beslist in laatste aanleg over de gegrondheid van de door de ambtenaar geformuleerde opmerkingen. Het huishoudelijk reglement preciseert de modaliteiten van de in deze paragraaf opgenomen procedure.

Art. 9.Aan dit zelfde besluit wordt in titel V een hoofdstuk III toegevoegd. « Hoofdstuk III - Het evaluatiecollege en het evaluatiegesprek

Artikel 70sexies.§ 1. Tijdens de evaluatieperiode overhandigt de rechtstreekse hiërarchische meerdere aan de gemachtigde hiërarchische meerdere het wachtverslag, dat hij tijdens de evaluatieperiode van de ambtenaar heeft bijgehouden. § 2. Eenmaal de gemachtigde hiërarchische meerdere alle wachtverslagen van de ambtenaren, die hij moet evalueren, in zijn bezit heeft, neemt de gemachtigde hiërarchische meerdere deel aan de vergadering van het evaluatiecollege dat is samengesteld uit alle gemachtigde hiërarchische meerderen, de Officier-dienstchef, twee vertegenwoordigers van het HRM en één vertegenwoordiger van de representatieve vakorganisatie met de status van waarnemer. § 3. In voorkomend geval, verhoogt het evaluatiecollege op basis van alle verzamelde wachtverslagen de toegekende punten van alle geëvalueerde ambtenaren. »

Art. 10.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70septies toegevoegd dat bepaalt : « § 1. Nadat het evaluatiecollege is samengekomen, kent de gemachtigde hiërarchische meerdere uiteindelijk een cijfer en vermelding toe aan de geëvalueerde ambtenaar. Hierbij houdt hij rekening met : 1° de mate waarin de houding van de ambtenaar overeenstemt met de functiebeschrijving;2° de inbreuken die in het wachtverslag werden vastgesteld;3° de in § 3 van artikel 70quinquies bedoelde bevredigende elementen;4° de door de ambtenaar aangebrachte beoordelingselementen, bedoeld in artikel 70ter, 4°. § 2. Tijdens het evaluatiegesprek deelt de gemachtigde hiërarchische meerdere het uiteindelijke cijfer en de desbetreffende vermelding, die aan de ambtenaar werden toegekend, mee en geeft hij hierbij de nodige uitleg. Het uiteindelijke cijfer en de uiteindelijke vermelding moeten het voorwerp uitmaken van een omstandige motivering.

De ambtenaar die in het totaal 18 punten of meer heeft behaald krijgt de vermelding « gunstig ».

De ambtenaar die in het totaal 15 punten of meer en minder dan 18 punten heeft behaald krijgt de vermelding « met voorbehoud ».

De ambtenaar die in het totaal minder dan 15 punten heeft behaald krijgt de vermelding « onvoldoende ».

Dit evaluatiegesprek heeft ieder jaar plaats tussen 15 januari en 15 maart.

Als het evaluatiegesprek niet kan plaatsvinden tussen 15 januari en 15 maart, kan het plaatsvinden op een andere datum, voor zover de periode van effectieve prestaties van de geëvalueerde ambtenaar sinds het functiegesprek minstens zes maanden bedraagt. »

Art. 11.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70octies toegevoegd dat bepaalt : «

Art. 70octies.Bij toekenning van een vermelding « met voorbehoud » of « onvoldoende » kan de nieuwe evaluatieperiode op verzoek van de ambtenaar tot zes maanden beperkt worden.

Deze laatste evaluatie moet worden gevolgd door een nieuw functiegesprek; het nieuwe evaluatiegesprek kan plaatsvinden tussen 15 januari en 15 maart aan het einde van de lopende evaluatieperiode voor zover de effectieve prestaties een periode van minstens zes maanden bestrijken. »

Art. 12.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70novies toegevoegd dat bepaalt : « Binnen vijftien dagen na het gesprek, stuurt de gemachtigde hiërarchische meerdere het gedateerde, ondertekende en in voorkomend geval met de elementen verzameld tijdens het evaluatiegesprek aangevulde evaluatierooster naar het HRM. Dit rooster dient voor ontvangst getekend te zijn door de geëvalueerde ambtenaar.

Als de ambtenaar het verslag van het functiegesprek niet tekent voor ontvangst, wordt het verslag hem aangetekend opgestuurd. »

Art. 13.Aan dit zelfde besluit wordt een artikel 70decies toegevoegd dat bepaalt : « Deze titel doet geen afbreuk aan het recht van de ambtenaar om beroep aan te tekenen bij de in artikel 9 bedoelde gemeenschappelijke beroepscommissie inzake het openbaar ambt. »

Art. 14.Artikel 62 van ditzelfde besluit wordt opgeheven.

Brussel, 17 februari 2011.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Gewestelijke Statistiek.

Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK

^