Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2010
gepubliceerd op 25 augustus 2010

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het gewestelijk bestemmingsplan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan vastgelegd op 3 mei 2001

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031393
pub.
25/08/2010
prom.
16/07/2010
ELI
eli/besluit/2010/07/16/2010031393/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het gewestelijk bestemmingsplan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan vastgelegd op 3 mei 2001


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 39 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, I, 1°;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen;

Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004 (hierna het « BWRO »), inzonderheid op de artikelen 27, 175 en 188, alsook op bijlage D ;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 september 2002 tot goedkeuring van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, en meer bepaald op punt 6 van prioriteit 8;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 03/05/2001 pub. 16/06/2001 numac 2001031193 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende sommige bepalingen betreffende het personeel van Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid sluiten tot goedkeuring van het Gewestelijk Bestemmingsplan;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 april 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 19/04/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007031223 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot toekenning van subsidies in het kader van het Veiligheidsplan voor het jaar 2007 type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 19/04/2007 pub. 09/05/2007 numac 2007031183 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende toekenning van een leveringsvergunning voor elektriciteit aan de naamloze vennootschap REIBEL sluiten tot instelling van de procedure tot gedeeltelijke wijziging van het GBP;

Gelet op de adviezen van het Brussels Instituut voor Milieubeheer van 5 juni 2007 en van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van 7 juni 2007 volgens dewelke de geplande wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan geen aanzienlijke effecten op het leefmilieu heeft en bijgevolg niet vergezeld moet worden van een milieueffectenrapport;

Gelet op het feit dat deze adviezen, conform artikel 27 § 2 van het BWRO, overgemaakt werden binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 maart 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/03/2008 pub. 16/04/2008 numac 2008031164 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan sluiten tot vaststelling van het ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan;

Gelet op de bezwaarschriften en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens het openbaar onderzoek dat plaatsvond van 19 september tot 17 november 2008;

Gelet op het gunstig advies van de gemeenten, uitgebracht door de gemeenteraden : Evere - 18/12/08 Elsene - 18/12/08 Jette - 17/12/08 Sint-Joost - 17/12/08 Sint-Gillis - 18/12/08 Watermael-Boitsfort - 16/12/08 Gelet op het gunstig advies onder voorwaarde van de stad Brussel uitgebracht door de gemeenteraad op 05/01/09;

Gelet op het advies zonder opmerking over de tekst overhandigd door de adviesorganen, bekendgemaakt op de volgende data : De Milieuraad van 10/12/08 en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van 16/01/09;

Gelet op het gunstig advies overhandigd door de adviesorganen, bekendgemaakt op de volgende data : De gewestelijke Mobiliteitscommissie van 27/01/09 en de Sociaal-Economische Raad van 18/12/08;

Gelet op het gunstig advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van 19/03/09;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 december 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 12/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003031059 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de lijst met handelingen en werken van openbaar nut waarvoor de stedenbouwkundige attesten en de stedenbouwkundige vergunningen afgegeven worden door de gemachtigde ambtenaar sluiten tot vaststelling van de handelingen en werken van openbaar nut waarvoor de stedenbouwkundige attesten en de stedenbouwkundige vergunningen afgegeven worden door de gemachtigde ambtenaar;

Gelet op de aanvraag tot stedenbouwkundig attest die op 29 oktober 2003 ingediend werd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, vandaag de NV INFRABEL;

Gelet op het eindverslag van juli 2005 over de milieu-effectenstudie uitgevoerd door de NV ARIES Consultants;

Gelet op het project dat in december 2005 ingevolge voormelde effectenstudie geamendeerd werd;

Gelet op het openbaar onderzoek dat gevoerd werd in maart 2006;

Gelet op het gunstig advies van de meerderheid in de Overlegcommissie van de stad Brussel van 4 april 2006;

Overwegende dat het huidige spoorwegstation Brussel Nationale Luchthaven drie doodsporen en één enkele verbinding naar Brussel heeft, waardoor aankomende treinen het station enkel kunnen verlaten door een keerbeweging uit te voeren richting Brussel;

Overwegende dat met de verwachte toename van het spoorverkeer in de komende jaren voor het geheel van verplaatsingen van personen van en naar de luchthaven Brussel-Nationaal meer gebruik gemaakt dient te worden van het openbaar vervoer en/of multimodale vervoerswijzen, waarbij de overbelasting van de beschikbare infrastructuren beperkt wordt;

Overwegende dat het daarvoor nodig is om enerzijds de luchthaven toegankelijker te maken vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en anderzijds te zorgen voor rechtstreekse verbindingen naar de luchthaven vanuit verschillende gebieden in het land;

Overwegende dat de plannen die op nationaal niveau bestaan voor de ontsluiting van de luchthaven Brussel-Nationaal, kaderen in het zogenaamde « DIABOLO »-project;

Overwegende dat in het kader van dit project van openbaar nut spooraansluitingen tot stand gebracht moeten worden op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat in dit aansluitingsproject uitdrukkelijk voorzien werd in het Besluit van 12 september 2002 tot goedkeuring van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan : « De integratie van de luchthaven van Brussel-Nationaal in het GEN-netwerk vergt de bouw van een nieuwe spoorlijn op de centrale berm van de autosnelweg Brussel-Mechelen-Antwerpen (E19), om de vierde tak voor de bediening van de luchthaven te vormen. Indien de aansluiting van de nieuwe lijn op het spoorwegnet van het vormingsstation van Schaarbeek kan gebeuren op grond van het voorschrift 29 van het GBP, geldt dit evenwel niet voor de aansluiting van deze nieuwe lijn op de spoorlijn 26, zodat het GBP ter zake moet worden herzien »;

Overwegende punt 7 van prioriteit 8 van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, dat in het kader van de uitvoering van het GEN voorziet in begeleidende maatregelen met een positieve weerslag op het leefmilieu, meer bepaald de geleidelijke beperking van de capaciteit van de toegangswegen naar Brussel en parallel daarmee de vermindering van het aantal plaatsen waar lang parkeren is toegestaan;

Overwegende dat een wijziging van het Gewestelijk Bestemmingsplan dan ook noodzakelijk is met het oog op de verwezenlijking van deze aansluiting, dewelke een werk van openbaar nut uitmaakt in de zin van artikel 1, 1°, a) van voormeld besluit van 12 december 2002;

Overwegende dat, volgens artikel 188, § 4 van het BWRO de gemachtigde ambtenaar een vergunning kan toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van het Gewestelijk Bestemmingsplan van zodra er beslist werd dat plan te wijzigen met het oog op de verwezenlijking van handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de aanvraag, voorzover twee voorwaarden vervuld worden;

Overwegende dat de wijziging van het Gewestelijk Bestemmingsplan in onderhavig geval slechts betrekking heeft op de lokale bestemming van kleine gebieden, meer bepaald een zone gelegen op het grondgebied van de stad Brussel, die gevormd wordt door een gebied dat zich van het spoorwegcentrum van het station Schaarbeek-Vorming in het zuiden, via het spoorwegdomein van de centrale infrastructuurwerkplaats in Haren uitstrekt tot aan de grens met het Vlaams Gewest in het noorden dichtbij de verkeerswisselaar op de E19 te Machelen;

Dat dit gebied slechts drie huizenblokken omvat die op het Gewestelijk Bestemmingsplan gelegen zijn in een gebied voor stedelijke industrie, grenzend aan het huizenblok dat tussen spoorlijn 26 en de Verdunstraat, de d'Hannetairestraat en de Ganzenweidestraat gelegen is in een woongebied en het gedeelte van het huizenblok tussen de Witloofstraat, de Haachtsesteenweg en spoorlijn 26/1 dat opgenomen is in administratiegebied; dat de drie huizenblokken die op het Gewestelijk Bestemmingsplan gelegen zijn in een gebied voor stedelijke industrie, respectievelijk afgebakend worden door : 1)de Dobbelenbergstraat, de Verdunstraat, spoorlijn 26 en de Ganzenweidestraat; 2) de Verdunstraat en spoorlijnen 26/1 en 26;3) spoorlijn 26/1, de Witloofstraat, de Verdunstraat en de gewestgrens;dat de totale oppervlakte waarop de bestemmingswijziging betrekking heeft, minder dan 2 ha bedraagt; dat de eerste voorwaarde die opgenomen is in artikel 188, § 4 van het BWRO vervuld is;

Overwegende dat de verwezenlijking van het project nieuwe exploitatie-mogelijkheden biedt voor het spoornet in het noordoostelijke deel van Brussel en zal leiden tot een aanzienlijk betere verbinding tussen de luchthaven in Zaventem en dit net;

Overwegende dat ingevolge de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening die hieruit zal voortvloeien, meer reizigers vervoerd zullen worden via het spoor;

Overwegende dat dit project na verwezenlijking dus kan bijdragen tot een aanzienlijke vermindering van de door het vervoer teweeggebrachte uitstoot van broeikasgassen, alsook van andere uitstoten die een negatieve weerslag hebben op het leefmilieu;

Overwegende dat uit de in het kader van de effectenstudie opgestelde modelvormingen inzake lawaai blijkt dat het project geenszins aanleiding zou geven tot een overschrijding van de referentiewaarden die vastgelegd zijn in de milieuovereenkomst van 24 januari 2001 tussen de NMBS en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende de relatief beperkte impact van de door het project teweeggebrachte trillingen op het leefmilieu, aangezien de opgetekende waarden minder bedroegen dan de grenzen die vastgelegd zijn in de DIN 4150-2-norm, die terzake geldt als een relevante referentie;

Overwegende dat binnen het projectgebied geen enkel beschermd goed gelegen is;

Overwegende dat het project betrekking heeft op een gebied dat geen opmerkelijk biologisch belang vertoont;

Overwegende dat het traject het stedelijk industriegebied Haren-Noord doorkruist en verder ook het spoorweggebied van de centrale infrastructuurwerkplaats en het station Schaarbeek-Vorming;

Overwegende dat ofschoon voor de aanleg van de nieuwe lijn hoge ophogingen en viaducten gebouwd moeten worden, hetgeen mogelijk aanzienlijke gevolgen zal hebben voor het uitzicht van de omgeving, zullen deze gevolgen evenwel beperkt blijven doordat de infrastructuren gelegen zijn op meer dan 250 m van de dichtstbij zijnde woningen en doordat zij aangelegd zullen worden in een landschap dat sterk gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van het spoorwegdomein van Schaarbeek, een hoogspanningslijn en het Ringviaduct;

Overwegende dat alle mogelijke maatregelen getroffen werden om de visuele en de geluidsimpact van het project te beperken, meer bepaald door middel van groenschermen en geluidsschermen;

Overwegende dat de betreffende huizenblokken zeer weinig bebouwd en dunbevolkt zijn, zodat de impact op het woonklimaat en de bestaande economische activiteit zeer beperkt blijft;

Overwegende dat uit de effectenstudie evenwel is gebleken dat de leefkwaliteit van 8 woningen in de Verdunstraat, gelegen tussen de bestaande brug over spoorlijn 26 en het kruispunt met de Dobbelenbergstraat, er op achteruit gaat;

Overwegende dat de NV INFRABEL de betrokken eigenaars en zij die erom verzoeken een voorstel zal doen met betrekking tot de terugkoop van hun goed in het kader van de aankoopprocedure van de terreinen die nodig zijn met het oog op de verwezenlijking van het project;

Overwegende dat de gevolgen voor de economische activiteiten beperkt blijven tot de noodzakelijke onteigening van een in de Verdunstraat gelegen gebouw, dat toebehoort aan de vennootschap Keyser & Mackay, alsook van het leegstaande Wanson-gebouw in de Woluwelaan, dat evenwel grotendeels behouden kan blijven en waarvoor desgevallend een nieuwe bestemming gevonden kan worden;

Overwegende dat geen enkele van de in het kader van de effectenstudie geanalyseerde globale alternatieven te verkiezen is boven het geselecteerde traject;

Overwegende dat na afloop van de effectenstudie een aantal geïntegreerde aanbevelingen geformuleerd werden met het oog op een betere werking van het basisproject en teneinde het meer af te stemmen op het leefmilieu;

Overwegende dat in het in december 2005 opgestelde amenderingsdossier rekening gehouden werd met alle geïntegreerde aanbevelingen; dat om de grondinname door het project en de onteigeningen verder te beperken, en teneinde de mogelijke toekomstige aanleg van het in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan opgenomen ontwerp van bedrijfsweg tussen de Woluwelaan en de Vilvoordelaan niet in het gedrang te brengen, de aanvankelijk geplande hoge ophogingen tussen de Woluwelaan en de Witloofstraat vervangen zullen worden door viaducten;

Overwegende dat in het licht van de opgestelde documenten en uitgevoerde studies en in het bijzonder in het licht van de in de preambule bedoelde effectenstudie en adviezen, de wijziging van het plan geen aanzienlijke gevolgen zal hebben voor het leefmilieu, in de zin van de artikelen 188, § 4, 27, § 2 van het BWRO alsook van de daarbij horende bijlage D ;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 27, § 2, derde lid, BWRO, in het licht van deze adviezen de Regering, in een met redenen omklede beslissing van 20 maart 2008, bepaald heeft dat de wijziging niet het voorwerp van een milieu-effectenrapport moet zijn;

Overwegende dat de Commissie vraagt dat men bij de uitvoering van het project de opmerkingen in aanmerking neemt uit het openbaar onderzoek;

Overwegende dat de stad Brussel en de Commissie vragen dat iedere eigenaar die meent dat zijn eigendom een waardevermindering ondergaat ingevolge het « DIABOLO-project » op rechtvaardige wijze kan vergoed worden, bijvoorbeeld door over de mogelijkheid te beschikken om gratis een beroep te doen op een comité van onafhankelijke deskundigen die oordelen of de aanvraag gegrond is en indien zo, de betrokken waardevermindering te schatten, waarbij het gewest er zich toe verbindt de beslissingen van dit comité in aanmerking te nemen en de eigenaars navenant te vergoeden;

Dat er een onteigeningsprocedures voorzien is en eventuele isolatiemaatregelen kunnen genomen worden;

Overwegende dat een reclamant het ontbreken van overlegvergaderingen betreurt (om tegemoet te komen aan de rechten van de burgers) aangaande de verschillende aspecten van de effectenstudie;

Dat er een overlegvergadering plaatsgevonden heeft op 1 maart 2006 waar Infrabel een uiteenzetting gehouden heeft over het stedenbouwkundig attest. Ze had deze aanvraag gewijzigd in functie van de aanbevelingen van de effectenstudie;

Dat er geen nieuwe openbare vergadering door de stad Brussel gevraagd werd, aangezien de inhoud van het dossier voor aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning identiek was aan de inhoud van het gewijzigd dossier voor aanvraag om stedenbouwkundig attest;

Overwegende dat een reclamant en de Commissie vragen te waken over het behoud van de biodiversiteit (meer bepaald de doorgang van de fauna, door een minimale hoogte van de hellingen, door het behoud of het maken van doorgangen voor de fauna, enz);

Dat de voorgestelde maatregelen, voortgekomen uit de milieueffecten-studie, in het « DIABOLO-project » zijn opgenomen. Meer bepaald dat « de bouwheer zich dient te houden aan de plantensoorten die in de effectenstudie worden voorgesteld. Het is bovendien aanbevolen het B.I.M. te betrekken bij de onderhandelingen over de herstellingen van het groene netwerk dat op sommige plaatsen zal worden beschadigd. » Dat de geplande hoge spoordijken vervangen worden door bruggen, wat de doorgangsmogelijkheid aanzienlijk zal verhogen;

Overwegende dat een reclamant meent dat het B.I.M. haar advies had moeten aanvullen door eraan toe te voegen dat de wijziging van het GBP gunstig zal zijn op het vlak van het leefmilieu meer bepaald op voorwaarde de beperking aan te moedigen van het autoverkeer, te waken over de inrichting van de groene ruimten en de restauratie van het ecologisch netwerk;

Dat deze doelstellingen reeds vooropgesteld zijn in het gewestelijk beleid, met name in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan onder prioriteit 8 « Mobiliteit en stad verzoenen » en prioriteit 9 « verbetering van het levenskader »;

Dat men onder prioriteit 8 - 7 nog de adequate begeleidende maatregelen vindt, te nemen bij de uitvoering van het gewestelijk expresnet.

Dat een aantal voorbeelden van deze flankerende maatregelen de volgende zijn : - De werkingscapaciteit van de stations en de treinstellen verhogen; - De capaciteit van sommige wegen terugschroeven om het autoverkeer te ontmoedigen; - Het aantal parkeerplaatsen op de bestemming verminderen;

Dat men onder prioriteit 9 - 3 de middelen en methoden voor de vermindering van het autoverkeer vindt, namelijk dat het Gewest een aantal bijkomende maatregelen zal uitvaardigen om tot de globale vermindering van 20 % van het autoverkeer te komen;

Dat men onder 9 - 4 alle doelstellingen rond de inrichting van de groene ruimtes en het ecologisch netwerk terugvindt;

Overwegende dat een reclamant vraagt om een beperking van geluidseffecten nabij de huizen tot 30dB(A) gedurende de nacht eerder dan 60dB(A);

Dat de NMBS en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 24 januari 2001 een milieuconventie afgesloten hebben betreffende de door het spoorverkeer veroorzaakte trillings- en geluidsoverlast;

Dat uit de milieueffectenstudie blijkt dat het « DIABOLO-project » nergens de normen van de Milieuconventie overschrijdt. Meer bepaald overdag 65dB en 's nachts 60dB;

Overwegende dat een reclamant wenst dat de mogelijkheid voor de vestiging van installaties of opslag, noodzakelijk in het kader van de duurzame ontwikkeling zou behouden worden voor de maatschappijen voor openbaar vervoer gevestigd op de site Schaarbeek-Vorming;

Dat de toekomstige aanleg van de site Schaarbeek-Vorming het voorwerp uitmaakt van een richtschema dat de mogelijke ontwikkeling van deze site zal bestuderen rekening houdend met de duurzame ontwikkeling;

Overwegende dat een reclamant vraagt om op kaart 3, in het « spoorweggebied » het klein « typisch woongebied » toe te voegen dat zich bevindt voor de spoorwegwerkplaats van Infrabel;

Dat de wijzigingen aangebracht aan kaart 3 genaamd Kaart van de Bodembestemming enkel rekening hebben gehouden met de zones die strikt noodzakelijk waren voor de aanleg van de « diabolo » en dat deze kaart bijgevolg niet dient gewijzigd worden;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de basiskaart te actualiseren door de nieuwe gebouwen toe te voegen en de verdwenen gebouwen te verwijderen;

Dat de kaart 1 genaamd « Bestaande feitelijke toestand » werd vastgesteld op 20 maart 2008 en dat deze aangepast wordt ingevolge de wijzigingen die nadien zijn gebeurd;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de Zenne aan te geven op de kaart;

Dat het gaat om een materiële fout en dat bijgevolg « Kaart 3 - Bodembestemming » in die zin aangepast wordt;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de spoortracés te verbeteren ten noorden van het vormingsstation om meer bepaald de bocht verder te leggen van de L26 van de Vilvoordelaan;

Dat het gaat om een materiële fout en dat bijgevolg « Kaart 6 - Openbaar vervoer » in die zin aangepast wordt;

Overwegende dat een reclamant betreurt dat het bericht van openbaar onderzoek niet moet geplaatst worden op de plaatsen die betrokken zijn bij de wijziging van het GBP en dat de affiche die bevestigd werd op het aanplakbord van Haren een aantal dagen later werd overplakt door andere berichten van openbaar onderzoek;

Dat het bericht van bekendmaking van openbaar onderzoek geplaatst werd op de reglementaire plaatsen;

Dat alle reglementaire bepalingen op dit gebied nageleefd werden door de openbare overheden;

Uitgaande van deze consideransen;

Op voorstel van de Minister-President, die bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De kaarten Bestaande feitelijke toestand (nr. 1), Bodembestemming (nr. 3) en Openbaar Vervoer (nr. 6) worden gedeeltelijk gewijzigd, volgens bijgevoegde plannen, met het oog op de verwezenlijking van het zogenaamde « DIABOLO »-project.

Art. 2.De regering stelt het gewijzigd plan vast, bestaande uit de aangepaste kaartuittreksels van de bestaande feitelijke en rechtstoestand en de wijzigingsuittreksels van de kaarten nr. 1, nr. 3 en nr. 6.

Art. 3.Het lid van de Regering tot wiens bevoegdheid de Ruimtelijke Ordening behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^