gepubliceerd op 05 mei 2009
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor energiebesparingen en productie van energie met behulp van hernieuwbare energiebronnen
2 APRIL 2009. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor energiebesparingen en productie van energie met behulp van hernieuwbare energiebronnen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 8, eerste lid;
Gelet op de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie, artikelen 40 à 45, 66, 71, 73 en 77;
Overwegende de EG-Verordening nr. 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag betreffende de de-minimis-steun (PB L 379 van 28 december 2006, p. 5-10 en PB L 314/M van 1 december 2007, p. 654-659);
Overwegende de Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juli 2008;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 2008;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 8 oktober 2008;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 16 oktober 2008;
Gelet op het advies nr 45.743/1 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2009, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit verstaat men onder : 1° « organieke ordonnantie » : de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie;2° « onderneming » : de onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de organieke ordonnantie en door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende de definities van de onderneming en van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;3° « NACE BEL-nomenclatuur » : de nomenclatuur van activiteiten opgesteld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek in een geharmoniseerd Europees kader, opgelegd door de Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van de verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad, evenals van sommige verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden; 4° « Minister » : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Economie;5° « Bestuur » : het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° « Vestiging » : een in het Brussels Hoofdstedelijk gelegen vestiging die beschikt over menselijke middelen of over goederen die haar specifiek zijn toegewezen en die beantwoorden aan : a) hetzij de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon of elke economische eenheid voor exploitatie of werking die geografisch verschillend is van de maatschappelijke zetel van de onderneming;b) hetzij, in geval van een fysiek persoon, de hoofdplaats van de uitoefening van haar economische activiteiten;7° « Referentiepercentage » : de in de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C14 van 14 januari 2008, p.6) bepaalde interestvoet; 8° « starter » : elke, in de Kruispuntbank van ondernemingen sedert minder dan vier jaar ingeschreven onderneming; De in artikel 2 van de organieke ordonnantie vermelde definities zijn van toepassing op de bewoordingen van onderhavig besluit. HOOFDSTUK II. - Steun voor investeringen inzake energiebesparingen, productie van energie met behulp van hernieuwbare bronnen of rationele productie van energie, bestemd voor de ondernemingen met een industrieel karakter en voor sommige sectoren bepaald door de Regering Afdeling 1. - Algemeen beginsel
Art. 2.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kent de minister de ondernemingen met een industrieel karakter en aan sommige sectoren bedoeld in artikel 3, 1°, investeringssteun zoals bedoeld in artikel 42 van de organieke ordonnantie toe die hen toelaat om acties te financieren inzake energiebesparingen, de productie van energie met hernieuwbare energiebronnen of de rationele productie van energie.
De prestatieniveaus die toelaten de te verwezenlijken doelstellingen te halen om de steun te kunnen genieten staan uiteengezet in bijlage 2. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toepassing van de steun
Subafdeling 1. - Aanvaardbare begunstigden
Art. 3.Om de steun te genieten, moet de onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° vermeld staan in een van de sectoren van economische activiteit in de NACE BEL-nomenclatuur Rev.2, onder een van de onderstaande codes; mits een voorafgaande mededeling aan de Regering kan de Minister deze lijst aanpassen in functie van de politieke prioriteiten en de Europese reglementering; - de codes 10 (Voedingsmiddelen) tot 19 (Cokes en van geraffineerde aardolieproducten), met uitzondering van de code 19.10 (Cokesovenproducten); - de codes 20 (Chemische producten) tot 29 (Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers), met uitzondering van de code 20.60 (Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels) en van code 24.10 (Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen); - de codes 30.20 (Vervaardiging van rollend materieel voor spoorwegen) tot 33 (Reparatie en installatie van machines en apparaten), met uitzondering van code 33.15 (Reparatie en onderhoud van schepen); - de code 35 (Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht), voor zover het gaat over micro-, kleine of middelgrote ondernemingen van deze sector en dat de investering of het investeringsprogramma betrekking heeft op het in artikel 4, 3° en 4° bedoeld gebied; - code 36 (Winning, behandeling en distributie van water); - code 37 (Afvalwaterafvoer); - code 38 (Inzameling, verwerking en verwijdering van afval, terugwinning); - code 39 (Sanering en ander afvalbeheer); - de code 45.20 (Onderhoud en reparatie van motorvoertuigen); - de code 47 (Detailhandel) met uitzondering van apotheken (47.730); - de codes 55 (Verschaffen van accomodatie) en 56 (Eet- en drinkgelegenheden); - de code 96.012 (Activiteiten van wasserettes en wassalons ten behoeve van particulieren); 2° geen onderneming zijn waarvan 25 % of meer van het maatschappelijk kapitaal of van de stemmen rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van een publiekrechtelijk rechtspersoon;3° geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van de communautaire richtlijnen betreffende de staatssteun tot redding en tot herstructurering;4° niet in gebreke zijn wat betreft de teruggave van steun die onrechtmatig werd ontvangen krachtens artikel 67 van de ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie. Subafdeling 2. - Aanvaardbare investeringen
Art. 4.Is enkel aanvaardbaar, de materiële of immateriële investering of het materiële of immateriële investeringsprogramma op een van de gebieden die hieronder op gedetailleerde wijze wordt weergegeven : 1° Omhulsel van gebouwen : thermische isolatie van gebouwen bestaande sedert meer dan 5 jaar, met het oog op een betere energieprestatie;2° Verlichting : vernieuwing van de verlichtingsinstallaties om energiebesparingen te realiseren;3° Hernieuwbare energieën : productie van energie met behulp van hernieuwbare niet-fossiele energiebronnnen (zoals met name wind-, zonne-, geothermische, hydro-elektrische energie, de biomassa, de gassen van afvalstorten en van zuiveringsstations van afvalwater, biogas, warmtepompen);4° Co- en trigeneratie van kwaliteit : gecombineerde productie van warmte, elektriciteit en, in voorkomend geval, koude die zorgt voor een energiebesparing in verhouding tot de afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheden warmte, elektriciteit en, in voorkomend geval, koude;5° Verwarmingsketel en brander : vervanging van een bestaande verwarmingsketel door een condensatieketel met label, van een bestaande brander door een brander met twee trappen of een modulerende brander;6° Controle, meting : toevoeging of vervanging van meet-toestellen, apparaten voor geïnformatiseerd beheer, controle, regulering, bestemd om een beter energierendement van deze installaties te verzekeren; 7° Koelsysteem : passief systeem, zonder koelinstallatie met compressor, met name free-chilling of free-cooling, zonnewering...;
Art. 5.De aanvaardbare investeringen worden als activa ingeschreven in de jaarrekeningen voor de rechtspersonen of in de tabel van de afschrijvingen voor de fysieke personen.
Art. 6.Voor het meubilair en het materieel omvat het aanvaard bedrag eveneens de kosten voor vervoer, installatie en montage, voor zover deze zijn opgenomen als materiële activa.
Art. 7.Om aanvaardbaar te zijn, moeten de immateriële investeringen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° uitsluitend geëxploiteerd worden in de vestiging die de begunstigde is van de steun;2° beschouwd worden als elementen van activa die kunnen worden afgeschreven;3° verworven zijn bij een derde tegen de marktvoorwaarden, zonder dat de koper zich in een positie bevindt waarin hij een controle kan uitvoeren, of omgekeerd;4° vermeld staan in de activa van de onderneming en tenminste vijf jaar in de vestiging blijven die de begunstigde is van de steun;
Art. 8.De aanvaardbare investering moet betrekking hebben op een bedrag van tenminste 7.500 euro. Het bedrag per factuur moet bovendien gelijk zijn of hoger dan 500 euro.
De hierboven bedoelde bedragen evenals - over het algemeen - alle bedragen die in aanmerking dienen te worden genomen in het kader van de in onderhavig besluit bedoelde steun omvatten geen BTW noch enige andere belasting van welke aard ook.
Art. 9.Zijn enkel aanvaardbaar, de investeringen die een noodzakelijk verband vertonen met de activiteiten van de onderneming, verricht met het oog op een daadwerkelijke exploitatie door de onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gerealiseerd overeenkomstig de geldende wetgeving en reglementen, met name inzake stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Subafdeling 4. - Uitgesloten investeringen
Art. 10.Zijn uitgesloten van het genot van de steun, de volgende investeringen : 1° de investeringen in materieel, meubilair of vastgoed bestemd om te worden verhuurd;2° luchtvaartuigen en wegvoertuigen;3° de investeringen in gronden en/of gebouwen, behalve indien deze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan de milieunormen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan de in artikel 2 bepaalde doelstellingen, voor zover ze in volle eigendom verworven zijn;4° de investeringen in tweedehandsmeubilair of -materieel, uitgezonderd de investering in tweedehandsmaterieel, verkocht door een professional uit de sector en met een garantie van minimum 6 maanden. HOOFDSTUK III. - Steun voor de verbetering van de energieprestatie van de productieprocessen of het gebruik van milieuvriendelijke verplaatsingsmiddelen Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 11.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kent de minister de ondernemingen investeringssteun die een verbetering van de energieprestatie van hun productieprocessen mogelijk maken of voor het gebruik van milieuvriendelijke verplaatsingsmiddelen, steun bedoeld in artikel 42 van de organieke ordonnantie. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toepassing van de steun
Subafdeling 1. - Aanvaardbare begunstigden
Art. 12.Om de steun te genieten, moet de onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° geen onderneming zijn waarvan 25 % of meer van het maatschappelijk kapitaal of van de stemmen rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van een publiekrechtelijk rechtspersoon;2° geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van de communautaire richtlijnen betreffende de staatssteun tot redding en tot herstructurering. Subafdeling 2. - Uitgesloten begunstigden
Art. 13.Zijn uitgesloten van het genot van de steun, de ondernemingen waarvan de activiteiten ressorteren onder de in bijlage bij onderhavig besluit vermelde sectoren; mits een voorafgaande mededeling aan de Regering kan de Minister deze bijlage aanpassen in functie van de beleidsprioriteiten en de Europese reglementering.
Subafdeling 3. - Aanvaardbare investeringen
Art. 14.Is enkel aanvaardbaar, de materiële of immate-riële investering of het investeringsprogramma voor stedelijke integratie op een van de gebieden die hieronder op gedetailleerde wijze wordt weergegeven : 1° Hergebruik, recyclage : - recuperatie van residuele warmte en warmtewisselaars voor de bestaande installaties waarvan het recuperatierendement volgens EN 308 minimum 70 % bedraagt; - net van thermische overdracht (koude of warmte) binnen de onderneming of tussen verschillende ondernemingen of tussen een onderneming en verscheidene gebruikers; 2° Beperking van de energieverliezen, inperking van het energieverbruik in productieprocessen : - beperking van de energieverliezen door de isolatie van apparaten, leidingen, kleppen en omhulsels voor vervoer die in gebruik zijn; - beperking van de energieverliezen in bestaande ovens; - beperking van de ventilatie- en afkoelingsverliezen in productieprocessen en de industriële installaties; - verbetering van het energierendement van elk apparaat of uitrusting die passen in een productie- of commercialisatieproces, met inbegrip van de apparaten voor koeling, bevriezing, pasteurisatie of sterilisatie; - inrichting die toelaat om onnodig energieverbruik (stationaire werking...) te vermijden, zoals toerenregelaars, met name op pompen, ventilatoren en compressoren, systemen van automatische stilstand, drukregelaars...; - beperking van de verliezen en verbetering van de energiedoeltreffendheid van de netten van pneumatische energie; - tank om regenwater op te vangen die verhoogd is opgesteld voor een verdeling van het water die uitsluitend gebaseerd is op de zwaartekracht (pompbesparingen); - meettoestellen, apparaten voor geïnformatiseerd beheer, controle, regulering bestemd om een beter energierende-ment van de installaties te verzekeren; 3° Vervoer, verplaatsing : aankoop van wegvoertuig(en) met elektrische, hybride (elektrisch/thermisch) motor of branstofcellen en fietsen, evenals hun voorzieningen;
Art. 15.De aanvaardbare investeringen worden als activa ingeschreven in de jaarrekeningen voor de rechtspersonen of in de tabel van de afschrijvingen voor de fysieke personen.
Art. 16.Voor het meubilair en het materieel omvat het aanvaard bedrag eveneens de kosten voor vervoer, installatie en montage, voor zover deze zijn opgenomen als materiële activa.
Art. 17.Om aanvaardbaar te zijn, moeten de immateriële investeringen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° uitsluitend geëxploiteerd worden in de vestiging die de begunstigde is van de steun;2° beschouwd worden als elementen van activa die kunnen worden afgeschreven;3° verworven zijn bij een derde tegen de marktvoorwaarden, zonder dat de koper zich in een positie bevindt waarin hij een controle kan uitvoeren, of omgekeerd;4° vermeld staan in de activa van de onderneming en ten minste vijf jaar in de vestiging blijven die de begunstigde is van de steun;
Art. 18.De aanvaardbare investering moet betrekking hebben op een bedrag van tenminste 7.500 euro. Het bedrag per factuur moet bovendien gelijk zijn of hoger dan 500 euro.
De hierboven bedoelde bedragen evenals - over het algemeen - alle bedragen die in aanmerking dienen te worden genomen in het kader van de in onderhavig besluit bedoelde steun omvatten geen BTW noch enige andere belasting van welke aard ook.
Art. 19.Zijn enkel aanvaardbaar, de investeringen die een noodzakelijk verband vertonen met de activiteiten van de onderneming, verricht met het oog op een daadwerkelijke exploitatie door de onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gerealiseerd overeenkomstig de geldende wetgeving en reglementen, met name inzake stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Subafdeling 4. - Uitgesloten investeringen
Art. 20.Zijn uitgesloten van het genot van de steun, de volgende investeringen : 1° de investeringen in materieel, meubilair of vastgoed bestemd om te worden verhuurd;2° luchtvaartuigen;3° de investeringen in gronden en/of gebouwen, behalve indien deze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan de milieunormen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor zover ze in volle eigendom verworven zijn;4° de investeringen in tweedehandsmeubilair of -materieel, uitgezonderd de investering in tweedehandsmaterieel, verkocht door een professional uit de sector en met een garantie van minimum 6 maanden. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen : Vorm, omvang en bedrag van de steun Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 21.De basissteun en de aanvullende steun worden uitgedrukt in percentages van de aanvaarde investering. Deze steun is cumulatief, zonder te mogen overschrijden : - voor de micro- en kleine ondernemingen, 50 % van het bedrag van de aanvaardbare investering; - voor de middelgrote ondernemingen, 40 % van het bedrag van de aanvaardbare investering; - voor de grote ondernemingen, 30 % van het bedrag van de aanvaardbare investering.
Art. 22.Niettegenstaande de in artikel 12 vastgestelde percentages, wordt het totaalbedrag van de toegekende steun geplafonneerd op 80.000 euro per onderneming en per kalenderjaar. Gecumuleerd met de andere de minimis-steun die de onderneming verkregen heeft, mag de totale steun het bij de Europese verordening betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimis-steun vastgesteld maximumbedrag niet overschrijden.
Een afwijking van het jaarlijks plafond van 80.000 euro kan worden toegestaan, mits een met redenen omklede motivering, voor een door een onderneming ingediend specifiek investeringsproject van gewestelijk belang.
Art. 23.Voor de micro-, kleine en middelgrote onderne-mingen kan het gedeelte van het investeringsprogramma waarvan de kost in het kader van voorgaand artikel niet in aanmerking is genomen het voorwerp uitmaken van steun in toepassing van het besluit van 26 juni 2008 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor de algemene investeringen, voor zover het voldoet aan de voorwaarden van dat besluit.
De keuze van het gevraagde type van steun wordt overgelaten aan de aanvragers, voor zover eenzelfde investering niet de toepassing geniet van de twee besluiten. Afdeling 2. - Basissteun
Art. 24.De basissteun is als volgt vastgesteld : - voor de micro- en kleine ondernemingen, 45 % van het bedrag van de aanvaardbare investering; - voor de middelgrote ondernemingen, 35 % van het bedrag van de aanvaardbare investering; - voor de grote ondernemingen, 25 % van het bedrag van de aanvaardbare investering.
Art. 25.Welk het type van onderneming ook moge zijn, het maximum van de steun is, wat betreft de toepassing van artikel 14, 3°, vastgesteld op : - 5.000 euro voor de bedrijfsvoertuigen; - 20 % van de aanvaardbare investering, geplafonneerd op 3.000 euro voor de andere wegvoertuigen. Afdeling 3. - Bijkomende steun gekoppeld aan de doelstellingen van de
regering inzake de erkenning van systemen voor het beheer van het leefmilieu
Art. 26.Er wordt aanvullende steun verleend aan de ondernemingen die een erkenning kunnen inroepen inzake het beheer van het leefmilieu, zoals het label van ecologisch dynamische onderneming dat door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend, de EMAS-certificatie en ISO 14.000. Deze bijkomende steun vertegenwoordigt 5 % van het bedrag van de aanvaardbare investering. Afdeling 4. - Vormen van de steun
Art. 27.De verleende steun bestaat uit een premie die wordt uitgekeerd overeenkomstig de in Hoofdstuk V voorziene modaliteiten. Afdeling 5. - Voorwaarden voor het behoud van de steun
Art. 28.Om het behoud van de steun te kunnen genieten, moet de onderneming de bepalingen naleven van de organieke ordonnantie en van onderhavig besluit. HOOFDSTUK V. - Procedure tot toekenning en vereffening van de steun
Art. 29.De toekenningsprocedure omvat twee fasen : enerzijds de voorafgaande aanvraag om toelating en, anderzijds, het onderzoek van het aanvraagdossier.
Art. 30.§ 1. De onderneming dient haar voorafgaande aanvraag om toelating bij het Bestuur in op een door het Bestuur opgesteld typeformulier dat beschikbaar is op de internetsite van het Bestuur.
Zij voegt hierbij de vereiste bijlagen en met name een document met het geheel van de de-minimis-steun verkregen door de onderneming tijdens het betrokken belastingsjaar en tijdens de twee vorige belastingsjaren. § 2. De voorafgaande aanvraag om toelating moet worden ingediend vóór de tenuitvoerbrenging van het investeringsprogramma d.w.z. vóór het begin van de bouwwerken of voor de eerste verbintenis die juridische verplichtingen creëert om uitrustingen te bestellen, met uitzondering van de voorafgaande haalbaarheidsstudies.
Art. 31.§ 1. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de voorafgaande aanvraag om toelating, richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager, waarop de referenties van het dossier, de naam van de behandelende ambtenaar en de al dan niet volledige aard van de aanvraag vermeld staan. § 2. Indien de voorafgaande aanvraag om toelating volledig is, bevestigt het bewijs van ontvangst, in voorkomend geval, de aanvaardbaarheid van de aanvraag onder voorbehoud van een grondige controle. Zodra hij dit document ontvangen heeft, mag de aanvrager beginnen met de realisatie van zijn investeringsprogramma.
Indien de voorafgaande aanvraag om toelating niet volledig is of dat de aanvraag niet aanvaardbaar is, wordt een beslissing van weigering aan de aanvrager betekend. § 3. Binnen de honderdtachtig dagen na de datum van het bewijs van ontvangst waarin de aanvaardbaarheid van de voorafgaande aanvraag om toelating wordt bevestigd, richt de aanvrager een steunaanvraagdossier aangaande het investeringsprogramma aan het Bestuur. Hij voegt er alle nodige gegevens bij voor de berekening van het bedrag van de steun.
Eens de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken is, wordt het dossier niet in overweging genomen. Het Bestuur brengt de aanvrager hiervan op de hoogte binnen de dertig dagen na de overschrijding van die termijn.
Binnen de dertig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager.
De beslissing tot toekenning wordt genomen binnen de negentig dagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs op basis van de elementen waarover het Bestuur beschikt. Van deze beslissing wordt aan de onderneming kennis gegeven binnen de dertig dagen.
Wanneer de aanvraag de raadpleging van een voor het Bestuur externe dienst vereist, wordt deze termijn op 120 dagen gebracht. In dat geval brengt het Bestuur de aanvrager op de hoogte van deze termijnverlenging en dit, binnen de 45 dagen na de datum van verzending van het bewijs van ontvangst.
In het geval dat deze termijn niet nageleefd, maar de steun uiteindelijk toegekend wordt, geniet de onderneming, op haar uitdrukkelijk verzoek, een vergoeding die overeenstemt met verwijlinteresten, berekend aan de referentievoet, op basis van het bedrag van de toegekende steun en dit, voor de periode begrepen tussen de datum van beslissing en de datum van het verstrijken van voornoemde termijn van 90 of 120 dagen. § 4. In afwijking op § 3, neemt de beslissing van het Bestuur de vorm aan van een pricipebeslissing wanneer de voor een beslissing tot toekenning noodzakelijke elementen niet in het dossier voorkomen om de volgende redenen : 1° de stedenbouwkundige vergunning of de milieuvergunning of eender welke andere officiële toelating voor de realisatie of de exploitatie van de investering is nog niet uitgereikt, voor zover er aangetoond wordt dat een procedure voor het verkrijgen ervan aan de gang is; 2° de facturen en bewijzen van inschrijving in vastleggingen, of ten- minste een deel ervan zijn niet beschikbaar, voor zover : a) de voorziene duur van het investeringsprogramma 180 dagen overschrijdt, of b) het Bestuur over overtuigende en de onderneming juridisch bindende documenten beschikt, die het mogelijk maken het totaalbedrag van de investering te bepalen (bestekken, bestelbonnen,...).
De onderneming wordt binnen de dertig dagen op de hoogte gebracht van deze principebeslissing.
In dat geval beschikt de aanvrager over een termijn van 24 maanden vanaf de datum van de principebeslissing om zijn dossier definitief af te sluiten. Op verzoek van de onderneming kan de Minister die termijn verlengen om behoorlijk gerechtvaardigde redenen.
Aan het einde van die termijn van 24 maanden of zodra de aanvrager zijn dossier heeft afgesloten, wordt een beslissing tot toekenning genomen binnen de negentig dagen. De onderneming wordt binnen de dertig dagen op de hoogte gebracht van de beslissing tot toekenning.
Art. 32.De vereffening van de premie, of van de eerste schijf in het geval van een vereffening in meerdere schijven, is afhankelijk van een aanvraag die uitgaat van de begunstigde van de steun, uiterlijk binnen de twee jaar vanaf de datum van de beslissing tot toekenning van de steun, op straffe van intrekking.
Art. 33.De steun wordt vereffend volgens de volgende modaliteiten : 1° wanneer het bedrag van de steun lager is dan of gelijk aan 25.000 euro, wordt de premie in een enkele keer vereffend; 2° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 25.000 euro maar lager dan of gelijk aan 100.000 euro, wordt de premie in twee schijven vereffend, gespreid over twee boekhoudkundige jaren; 3° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 100.000 euro, wordt de premie vereffend in drie schijven die respectievelijk 50 %, 30 % en 20 % van de steun voorstellen en die over drie boekhoudkundige jaren gespreid zijn.
Art. 34.Wanneer het investeringsprogramma betrekking heeft op een aanvaardbaar bedrag van minstens 1.000.000 euro kan de onderneming, op voorlegging van een kopie van de oorspronkelijke, op naam van de onderneming opgemaakte facturen en met vermelding van de lokalisatie van de investering, de vereffening vragen van een eerste schijf van 50 % van de steun na de realisatie en betaling van 75 % van het investeringsprogramma.
De vereffening van het saldo hangt af van een aanvraag die uitgaat van de onderneming waarin de realisatie en betaling van het volledig programma aangetoond wordt en van de controle door het Bestuur. HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten inzake controle en teruggave van de steun
Art. 35.Het Bestuur kan, vanaf de datum van indiening van het aanvraagdossier en tot 31 december van het jaar dat volgt op de vervaltijd van de verplichtingen van de onderneming tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, overgaan tot : 1° de controle van de realisatie van het steunprogramma, hetzij ter plaatse, hetzij op basis van de door de onderneming overgemaakte bewijsstukken;2° de controle van de naleving, door de onderneming, van de artikelen 60, 62 en 63 van de organieke ordonnantie.
Art. 36.Elke, in toepassing van de organieke ordonnantie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschuldigde teruggave of terugbetaling, gebeurt door storting aan het Fonds voor hulp aan de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 1°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, met uitzondering van de terugbetaling van de vrijstelling van de onroerende voorheffing. HOOFDSTUK VII. - Overgangs-, intrekkings- en slotbepalingen
Art. 37.Onderhavig besluit treedt in werking op 18 mei 2009. De regel in artikelen, 30 et 31, §§ 1 en 2, treedt evenwel slechts zes maanden na de inwerkingtreding van onderhavig besluit.
In de in vorig lid bedoelde tussentijd zullen de investeringen, die werden gefactureerd en betaald voor de datum van ontvangst van het dossier van de steunaanvraag door het Bestuur, slechts in aanmerking worden genomen voor zover zij betrekking hebben op werken of prestaties die tenminste zes maanden voor de registratiedatum teruggaan, met uitzondering van de betalingen van voorschotten kleiner dan 50 %.
Art. 38.De Minister is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 2 april 2009.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Bijlage 1 De volgende sectoren zijn uitgesloten uit onderhavig besluit : NACE BEL-code Beschrijving In code A : Landbouw, bosbouw en visvangst, uitgezonderd de ondersteunende activiteiten (01.610 + 01.620) In code B : Winning van delfstoffen In code C (Industrie) : - steenkoolindustrie (19.100) - sector van de synthetische vezels (20.600) - staalindustrie (24.100) - scheepsbouwindustrie (30.110 + 30.120 + 33.150) Code D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht met uitzondering van code 35.110, 35.210 et 35.300 waarvan sprake in artikel 3, 1° 4e punt.
In code E - 36.000 winning, behandeling en distributie van water In code G 46.110 à 46.190 Handelsbemiddeling 47.730 Apotheken In code H 52.210 Diensten in verband met vervoer te land 64.110 tot 66.300 Financiële activiteiten en verzekeringen met uitzondering van micro-ondernemingen die starters zijn 68.100 tot 68.322, 41.101 en 41.102 Vastgoedactiviteiten met uitzondering van starters In code M 69.102 Activiteiten van notarissen 69.103 Activiteiten van deurwaarders Evenals de door die personen gevormde verenigingen of maatschappijen, ongeacht hun vorm.
De activiteiten hernomen onder de codes 69.101, 69.109, 70.100, 70.210, 71.201, 75.000, uitgezonderd wanneer het om starters gaat.
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen P Onderwijs Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van de beschutte werkplaatsen (88.104, 88.109, 88.992 et 88.995) en de overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting (88.911, 88.912, 88.919).
R Kunst, amusement en recreatie met uitzondering van activiteiten die voornamelijk een commerciële finaliteit hebben (90 tot 93) In code S (Overige diensten) : - verenigingen (94) T Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik U Extraterritoriale organisaties en lichamen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende steun voor energiebesparingen, de productie van energie met behulp van hernieuwbare energiebronnen.
Voor de Regering : De Minister-Voorzitter, belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
BIJLAGE 2 Besluit van de BHR betreffende de steun voor energiebesparingen en productie van energie vanuit hernieuwbare energiebronnen Bijlage tot vaststelling van de prestatieniveaus die vereist zijn voor de aanvaardbaarheid van de in artikel 4 vermelde investeringen
1°
Mantel van het gebouw : thermische isolatie van bestaande gebouwen van meer dan 5 jaar, met het oog op een betere energiedoeltreffendheid
De thermische weerstandcoëfficiënt R van het isolatiemateriaal moet hoger of gelijk zijn aan 4 m2K/W voor het dak en 2 m2K/W voor de vloer of de muren. Een eventueel bestaande isolatielaag zal niet in aanmerking genomen worden in de berekening van de R-coëfficiënt. Deze wordt berekend op basis van een waarde gamma van het isolatiemateriaal overeenkomstig een Belgische technische erkenning (BTE) of een Europese (EOTA of andere) of, bij ontstentenis, conform de Belgische norm NBN B 62-002 (laatste editie 2008 of recenter)
Vensters + ramen : de Umax transmissiecoëfficiënt van het glas moet lager zijn of gelijk aan 1,1 W/m2K; de Umax waarde van het geheel (venster + ramen + eventuele doorschijnende panelen) moeten lager of gelijk zijn aan 2,0 W/m2K. Wanneer enkel de vensters vervangen worden, moet de Umax waarde ervan lager zijn of gelijk aan 1,3 /m2K. Voor ramen uitgerust met een doorschijnend paneel, komen deze panelen niet in aanmerking, behalve wanneer een technische erkenning een Umax waarde van het paneel aantoont die lager is of gelijk aan 0,5 W/m2K.
2°
Licht-sfeer : vernieuwing van de lichtinstallaties, met het oog op energiebesparingen
De verlichting moet beantwoorden aan de geldende Belgische normen. Het geïnstalleerd vermogen na de werken mag niet hoger zijn dan 3W/m2 per 100 lux (vierkante meters die overeenstemmen met de grondoppervlakte van het lokaal). Het gemiddeld verlichtingsniveau mag de voorschriften van de norm NBN EN 12464-1 met niet meer dan 20 % overtreffen.
3°
Hernieuwbare energiebronnen :
Fotovoltaïsche panelen : ? voor de "kristallijne modellen", wordt de IEC 61215-norm geëist evenals een mimimumrendement van 12 %; ? voor de "fijne modellen", wordt de IEC 61646-norm geëist evenals een minimumrendement van 7 %;
Warmtepompen : ? De prestatiecoëfficiënt (PC) van de installatie (volgens EN 14511 of EN 255) moet gelijk zijn aan of hoger dan de eisen van het laatste Europese eco-label. ? Het vermogen van de warmtepomp moet aangetoond worden door een testrapport uitgereikt door een onafhankelijk instituut; de fabrikant van de installatie moet het testrapport ter beschikking stellen.
4°
Warmtekrachtkoppeling, trigeneratie : gecombineerde productie van warmte, elektriciteit en, in voorkomend geval, koude die een energiebesparing inhoudt tegenover een gescheiden productie van dezelfde hoeveelheden warmte, elektriciteit en, in voorkomend geval, koude
De verlaging van de CO2-productie moet minstens 5 % bedragen tegenover klassieke referentie-installaties die afzonderlijk warmte, elektriciteit en, in voorkomend geval, koude produceren.
5°
Ketel en brander : vervanging van bestaande ketel door een condensatieketel met keurmerk, van een bestaande brander door een brander met twee snelheden of een modulerend type
Enkel de ketels met EG- en « HR-Top » label zijn aanvaardbaar. De ketels en branders moeten conform de bestaande wetgeving zijn.
6°
Controle, meting : toevoeging of vervanging van meettoestellen, computergestuurd beheer, controle, regeling om een beter energierendement van die installaties te bekomen
Geen specificaties
7°
Koelsysteem : wat betreft zonnewering
De noord-ligging is uitgesloten voor de te beschermen venster. De zonnefactor van de zonnebescherming moet lager of gelijk zijn aan 0,3 wat betekent dat maximum 30 % van de zonne-energie in de kamer mag komen. De zonnefactor is de verhouding van de zonne-energie die het gebouw binnenkomt vergeleken met de energie die ontvangen wordt op de buitenkant van het venster.