gepubliceerd op 04 mei 2007
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende toewijzing aan de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de ambtenaren afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant die voorlopig waren toegewezen aan het Ministerie
1 MAART 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende toewijzing aan de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de ambtenaren afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant die voorlopig waren toegewezen aan het Ministerie
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op het door de ordonnantie van 8 december 2005, vervangen artikel 8 en op artikel 14, § 1;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 april 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 juli 2006;
Gelet op het akkoord van de Minister belast met Begroting, gegeven op 17 juli 2006;
Gelet op het voorafgaand akkoord van de Minister bevoegd voor Openbaar Ambt, gegeven op 18 juli 2006;
Gelet op het akkoord van de Minister belast met Pensioenen, gegeven op 16 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19. oktober 2006;
Gelet op protocol nr. 2006/16 van 7 november 2006 van Sectorcomité XV;
Gelet op advies 42.082/1 van de Raad van State, gegeven op 1 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister belast met Economie, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.De ambtenaren afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant, die voorlopig waren toegewezen aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krachtens het besluit van de Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant, en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden toegewezen aan de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 mei 2006 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ambtenaren. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 2.Bij wijze van overgangsregeling worden de volgende graden, waarvan de van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant afkomstige ambtenaren titularis zijn, toegevoegd aan de graden van de ambtenaren van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zijn voorzien in artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4. mei 2006 : in rang 14 : eerste adviseur; in rang 14 : eerste opdrachthouder; in rang 13 : opdrachthouder; in rang 25 : hoofdvertaler; in rang 23 : directiesecretaris.
De hierboven vermelde graden zullen worden afgeschaft onmiddellijk na de definitieve stopzetting van de functies van de ambtenaren waarvan sprake in lid 1.
Art. 3.De weddeschalen verbonden met de graden bedoeld in artikel 2 van dit besluit zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.§ 1. De in artikel 2 van dit besluit bedoelde graden zijn equivalent met de volgende graden voor de toepassing van de statutaire bepalingen van het besluit van 4. mei 2006 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de ambtenaren, die titularis zijn van de graden van eerste adviseur, eerste opdrachthouder en opdrachthouder, verleent de equivalentie met de in § 1 bedoelde graad van directeur hen niet de functies van leidend ambtenaar.
Art. 5.De titularissen van de graad van opdrachthouder genieten de weddeschaal A310 zodra zij 9 jaar graadanciënniteit bezitten en zij voldoen aan de in artikel 265. van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedoelde opleidingsvoorwaarde.
Art. 6.§ 1. De in artikel 1 bedoelde personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit die de hunne waren op het ogenblik van hun overdracht aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, overeenkomstig artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 28. december 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Gewestelijke Economisch Raad voor Brabant overgedragen worden aan de Gewesten.
Zij behouden eveneens het recht op de toelagen, de vergoedingen of premies, en de andere voordelen die zij genoten bij de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant, overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was. § 2. De ambtenaren bedoeld in artikel 1. behouden het voordeel van de weddeschaal die ze genoten vóór de inwerkingtreding van dit besluit voorzover ze voordeliger is dan de weddeschaal die hen wordt toegekend krachtens dit besluit. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 7.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 1994 tot vaststelling, bij wijze van overgangsmaatregel, van de rechtstoestand van het personeel afkomstig van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant, en ingedeeld bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 april 2000, wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 mei 2006 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 9.De Minister van Openbaar Ambt en de Minister van Economie zijn belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 1 maart 2007.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VAN HENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE