gepubliceerd op 21 augustus 2006
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de begrotingscyclus, de structuur van de begrotingsordonnantie, de algemene toelichting bij de begroting en de verantwoordingen bij de begroting
13 JULI 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de begrotingscyclus, de structuur van de begrotingsordonnantie, de algemene toelichting bij de begroting en de verantwoordingen bij de begroting
De Brusselse Hoofdstedelijke regering, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op de artikels 7, eerste lid en 8, tweede alinea;
Gelet op de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, inzonderheid op de artikels 12, 81 en 86;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 april 2006;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 18 mei 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2006 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Begroting, Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Ordonnantie : de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;2° Gewestelijke entiteit : de gewestelijke entiteit bepaald bij artikel 2,2°, van de ordonnantie;3° De diensten van de Regering : de administratie waarover de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zelf beschikt in de zin van de artikels 87 en volgende van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen en van het artikel 40 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;4° De autonome bestuursinstellingen : de instellingen beschreven in Titel VII van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;5° Subsidie van facultatieve aard : iedere subsidie waarvan het voorwerp niet bepaald wordt door een organieke ordonnantie of wet en waarvan het bedrag, de begunstigde en de toekenningsvoorwaarden dus ook niet op strikte en definitieve wijze bepaald worden door deze organieke ordonnantie of wet of door een in uitvoering van deze ordonnantie of wet genomen reglementair organiek regeringsbesluit en die als enige rechtsgrond een bijzondere bepaling, die de aard van de subsidie preciseert, heeft in de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting;6° Organieke ordonnantie of wet : basisordonnantie of -wet die een beleidsdomein waarvoor respectievelijk het Gewest of de Federale Overheid bevoegd is, organiseert;7° Organiek regeringsbesluit : basisbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat een beleidsdomein, waarvoor het Gewest bevoegd is, organiseert.De organieke ordonnantie vormt de rechtsbasis voor dit besluit; 8° Organiek begrotingsfonds : via organieke ordonnantie opgericht begrotingsfonds in toepassing van artikel 8 van de organieke ordonnantie houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;9° Economische classificatie : classificatie, opgelegd door de Verordening (EG) nr.2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, die de aard van uitgaven en ontvangsten aangeeft. Het betreft een geheel van codes van vier cijfers. 10° Functionele classificatie : internationale classificatie van de overheidsfuncties, COFOG genaamd, uitgewerkt door de VN, de OESO en Eurostat.Het betreft een geheel van codes van vijf cijfers. 11° Hoofdgroep qua aard : het onderdeel van de economische classificatie dat overeenstemt met het eerste cijfer van de economische code.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de gewestelijke entiteit en, voor de bepalingen die het uitdrukkelijk voorzien, op de instellingen van openbaar nut van categorie A en B, bepaald door wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap en die geen autonome bestuursinstellingen zijn, in de zin van Titel VII van de ordonnantie.
Art. 3.De Inspectie van Financiën en de Directie Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waken over de formele toepassing van de economische en functionele classificaties op de basisallocaties.
Art. 4.De in het beschikkende gedeelte van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting opgenomen bedragen worden weergegeven in euro.
De in de begrotingstabellen opgenomen bedragen worden weergegeven in duizenden euro.
De uitgavenramingen worden naar het hogere duizendtal afgerond.
De ontvangstenramingen worden naar het lagere duizendtal afgerond.
Art. 5.Overeenkomstig artikel 5 van de ordonnantie, bevat de begroting, voor wat de uitgaven betreft, twee krediettypes : de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten. Voor wat de ontvangsten betreft, bevat de begroting ontvangstenkredieten.
TITEL II. - De begrotingscyclus
Art. 6.De begrotingscyclus bestaat achtereenvolgens uit : -de begrotingsopmaak; - de begrotingsuitvoering en het begrotingsonderzoek; - de periodieke begrotingsopvolging; - de begrotingsevaluatie.
De Minister van Begroting wordt belast middels omzendbrief met de vaststelling van de modaliteiten betreffende de begrotingscyclus die van toepassing zijn op de gewestelijke entiteit en de instellingen van openbaar nut van categorie A en B, bepaald door wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap.
TITEL III. - Bepalingen betreffende het ontwerp van begrotingsordonnantie HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Art. 7.Overeenkomstig artikel 11, 1e lid, van de ordonnantie, bevat de begrotingsordonnantie volgende delen : 1. de middelenbegroting;2. de algemene uitgavenbegroting;3. de algemene toelichting bij de begroting;4. de verantwoordingen bij de middelenbegroting;5. de verantwoordingen bij de algemene uitgavenbegroting. Overeenkomstig artikel 11, 2e lid, van de ordonnantie, worden aan de begrotingsordonnantie toegevoegd : 1. de ordonnantie houdende definitieve regeling van de gewestbegroting, met betrekking tot het begrotingsjaar dat aan het jaar waarin de begroting wordt opgemaakt, voorafgaat;2. de ordonnantie houdende definitieve regeling van de begroting van iedere autonome bestuursinstelling van eerste en tweede categorie met betrekking tot het begrotingsjaar dat aan het jaar waarin de begroting wordt opgemaakt, voorafgaat. HOOFDSTUK II Bepalingen betreffende de middelenbegroting Afdeling I. - Bepalingen betreffende het beschikkende gedeelte van de
middelenbegroting
Art. 8.Overeenkomstig artikel 13, 1e lid, van de ordonnantie, bevat het beschikkende gedeelte minimaal volgende artikels : 1. een bepaling waarbij de algemene totalen van de middelenbegroting worden hernomen met een onderscheid tussen de algemene ontvangstenkredieten en de specifieke ontvangstenkredieten;2. een bepaling die machtiging verleent tot de invordering van de belastingen overeenkomstig de wetten, ordonnanties, besluiten en tarieven die er betrekking op hebben;3. een bepaling die, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die ze bepaalt, machtiging verleent tot het aangaan van leningen. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de begrotingstabel van de
middelenbegroting Onderafdeling I. - Bepalingen betreffende de horizontale structuur van de begrotingstabel
Art. 9.De begroting is opgedeeld in opdrachten. Iedere opdracht stemt overeen met een welbepaalde financieringswijze die toegepast wordt in het raam van de verschillende gewestelijke bevoegdheden. De opdrachten worden oplopend genummerd en ieder opdrachtnummer telt twee posities.
Art. 10.Iedere opdracht is opgedeeld in één of meerdere programma's.
Ieder programma stemt overeen met een welbepaalde doelstelling die voorop gesteld wordt teneinde de opdracht waaronder het programma ressorteert te realiseren. De programma's worden oplopend genummerd en ieder programmanummer telt drie posities.
Ieder programma kan ontvangsten bevatten die nog niet verdeeld werden volgens de economische classificatie.
Niettemin mag de aanrekening van de ontvangsten slechts gebeuren op basisallocaties die een economische code dragen die aangeeft dat het om een ontvangst gaat die verdeeld werd volgens de economische classificatie. Hiertoe mogen met het akkoord van de Minister van Begroting in de loop van het begrotingsjaar de nodige nieuwe basisallocaties gecreëerd worden binnen de middelenbegroting.
Art. 11.Ieder programma is opgedeeld in één of meerdere activiteiten.
Iedere activiteit stemt overeen met een welbepaalde concrete actie die gevoerd wordt om de doelstelling van het programma te realiseren. De activiteiten worden oplopend genummerd en ieder activiteitnummer telt twee posities.
Art. 12.Iedere activiteit is opgedeeld in één of meerdere basisallocaties op basis van de economische en functionele classificatie. Het basisallocatienummer telt de nummers van de opdracht, het programma en de activiteit, het volgnummer, de economische code en de functionele code.
De basisallocaties worden op het niveau van iedere activiteit oplopend genummerd. Het volgnummer telt twee posities.
De benaming van de basisallocaties dient steeds de oorsprong van de ontvangst te bevatten evenals de aard van de ontvangst.
Indien een basisallocatie verbonden is met een organiek begrotingsfonds, dan wordt de code BFB en de benaming van het fonds in kwestie vermeld.
De Inspectie van Financiën en de Directie Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waken over de formele toepassing van het 3e en 4e lid van dit artikel.
Art. 13.De totalen van de ontvangstenkredieten worden berekend per activiteit, per programma en per opdracht, alsook globaal voor de begroting.
Op het niveau van de opdrachten en de globale begroting, worden de totalen van de ontvangstenkredieten vermeld per hoofdgroep, qua ontvangstenaard, van de economische classificatie.
Onderafdeling II. - Bepalingen betreffende de verticale structuur van de begrotingstabel
Art. 14.De begrotingstabel is samengesteld uit volgende kolommen. 1° een kolom met de Nederlandse benaming van de opdrachten, programma's, activiteiten en basisallocaties en een kolom met de Franse benaming;2° een kolom die achtereenvolgens het nummer van de opdracht, het programma en de activiteit bevat;3° een kolom die achtereenvolgens het volgnummer en de economische code van de basisallocatie bevat;4° een kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat. In het geval van een initiële begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting bevat van het jaar dat aan het beschouwde begrotingsjaar voorafgaat;2° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting bevat van het beschouwde begrotingsjaar. In het geval van een aangepaste begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting van het beschouwde begrotingsjaar bevat;2° een kolom die de aanpassingen van de ontvangstenkredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Bij iedere nieuwe begrotingsaanpassing wordt een extra kolom toegevoegd; 3° een kolom die de aangepaste ontvangstenkredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Deze aangepaste kredieten zijn de som van de initiële kredieten en de kredietaanpassingen. HOOFDSTUK III Bepalingen betreffende de algemene uitgavenbegroting Afdeling I. - Bepalingen betreffende het beschikkende gedeelte van de
algemene uitgavenbegroting
Art. 15.Het beschikkende gedeelte is onderverdeeld in vijf secties : - de sectie I : algemene bepalingen; - de sectie II : bijzondere bepalingen in verband met de diensten van de Regering met inbegrip van de bepalingen in verband met de organieke begrotingsfondsen; - de sectie III : bijzondere bepalingen in verband met de autonome bestuursinstellingen; - de sectie IV : bijzondere bepalingen in verband met de instellingen van openbaar nut van categorie A en B, bepaald door wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap; - de sectie V : bijzondere bepalingen in verband met de andere verbintenissen van de gewestelijke entiteit.
Art. 16.De sectie I bevat minimaal een artikel dat, voor het begrotingsjaar, de kredieten opent ten bedrage waarvan de uitgaven per programma worden gemachtigd. Dit artikel bevat de algemene totalen van de op de programma's ingeschreven vastleggings- en vereffeningskredieten.
Art. 17.De sectie II bevat minimaal een bijzondere bepaling die machtiging verleent aan de Regering om facultatieve subsidies toe te kennen ten laste van de kredieten van basisallocaties die hiertoe in de begrotingstabel werden opgenomen en waarvan de economische code overeenstemt met een overdracht van inkomsten of van kapitaal in de vorm van een subsidie en dit overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie.
Zij bevat, in voorkomend geval, een bijzondere bepaling die de aan de uitgaven verbonden voorwaarden bepaalt en dit overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie.
Art. 18.De sectie III bevat minimaal : 1. in toepassing van artikel 86, § 2, 3e lid, van de ordonnantie, de bijzondere bepalingen waarbij, voor iedere autonome bestuursinstelling van eerste catégorie, de algemene totalen van begroting van de instelling in kwestie worden hernomen, zowel qua ontvangsten als qua uitgaven;de uitgaven zowel in termen van vastleggingskredieten als vereffeningskredieten; 2. een bijzondere bepaling die machtiging verleent aan de Regering, in het geval van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie, of aan de beheersorganen, in het geval van de autonome bestuursinstellingen van tweede categorie, om facultatieve subsidies toe te kennen ten laste van de kredieten van basisallocaties die hiertoe in de begrotingstabel werden opgenomen en waarvan de economische code overeenstemt met een overdracht van inkomsten of van kapitaal in de vorm van een subsidie en dit overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie. Zij bevat in voorkomend geval : 1. een bijzondere bepaling die de aan de uitgaven van de autonome bestuursinstellingen verbonden voorwaarden bepaalt en dit overeenkomstig artikel 15 van de ordonnantie;2. een bijzondere bepaling die de Regering machtigt om de waarborg van het Gewest te verlenen voor de tijdens het betrokken begrotingsjaar door de autonome bestuursinstellingen aangegane leningen.
Art. 19.De sectie IV groepeert alle bijzondere bepalingen in verband met de instellingen vermeld in artikel 15, 4e streepje, van dit besluit. Ze bevat minimaal : 1. de bijzondere bepalingen waarbij, in toepassing van artikel 3, § 1, 3e lid, van de wet van van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, voor iedere betrokken instelling van openbaar nut van categorie A, de algemene totalen van de begroting worden hernomen zowel qua ontvangsten als qua uitgaven; de uitgaven zowel in termen van vastleggingskredieten als vereffeningskredieten; 2. een bijzondere bepaling die machtiging verleent aan de Regering, in het geval van de instellingen van openbaar nut van categorie A, of aan de beheersorganen, in het geval van de instellingen van openbaar nut van categorie B, om facultatieve subsidies toe te kennen. Zij bevat in voorkomend geval : 1. een bijzondere bepaling die de aan de uitgaven van de instellingen van openbaar nut verbonden voorwaarden bepaalt;2. een bijzondere bepaling die de Regering machtigt om de waarborg van het Gewest te verlenen voor de tijdens het betrokken begrotingsjaar door de instellingen van openbaar nut aangegane leningen.
Art. 20.De sectie V groepeert de bepalingen die niet onder de andere secties vallen. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de begrotingstabel van de
algemene uitgavenbegroting Onderafdeling I. - Algemeenheden
Art. 21.De begrotingstabel bevat drie afzonderlijke secties : de sectie I die de uitgaven van de diensten van de Regering bevat, de sectie II die de verschillende begrotingen van de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie bevat en de sectie III die, overeenkomstig artikel 3,§ 1, 3e lid, van de wet van van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, de verschillende begrotingen van de instellingen van openbaar nut van categorie A, bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, bevat die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap.
In toepassing van artikel 86, § 3, van de ordonnantie, wordt in bijlage van de algemene uitgavenbegroting de begroting van iedere autonome bestuursinstelling van tweede categorie toegevoegd.
Art. 22.De begrotingstabel van de autonome bestuursinstellingen wordt opgedeeld in een gedeelte ontvangsten en in een gedeelte uitgaven.
De begrotingen van deze instellingen worden opgesteld volgens de horizontale en verticale structuur bepaald in de artikelen 9 tot en met 14 en de artikelen 23 tot en met 28 van dit besluit.
De door iedere instelling in haar begrotingstabel op te nemen opdrachten zijn deze die voortvloeien uit de wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen en de bepalingen van de beheerscontracten die op haar van toepassing zijn.
De aangepaste begrotingen van de instellingen bevatten een kolom die naast de toegestane herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties, ook de toegestane overschrijdingen van de limitatieve kredieten die uitgetrokken zijn op de begroting van deze instellingen bevat, bedoeld in artikel 88 van de ordonnantie.
Op het einde van de begrotingstabel van iedere instelling worden de types van begrotingssaldi vermeld die de Minister van Begroting voorstelt.
Onderafdeling II. - Bepalingen betreffende de horizontale structuur van de begrotingstabel
Art. 23.De begrotingstabel is opgedeeld in meerdere opdrachten.
Iedere opdracht stemt overeen met een welbepaald overheidsbeleid dat gevoerd wordt in uitoefening van de verschillende gewestelijke bevoegdheden.
De opdrachten worden oplopend genummerd en ieder opdrachtnummer telt twee posities.
Art. 24.Iedere opdracht is opgedeeld in één of meerdere programma's.
Ieder programma stemt overeen met een specifieke doelstelling die voorop gesteld wordt om de opdracht waaronder het programma valt te realiseren. De programma's worden oplopend genummerd en ieder programmanummer telt drie posities.
Ieder programma kan uitgaven bevatten die nog niet verdeeld werden volgens de economische classificatie.
Deze kredieten moeten eerst overgedragen worden naar basisallocaties die een economische code dragen die aangeeft dat het om een uitgave gaat die wel verdeeld werd volgens de economische classificatie, alvorens te kunnen worden benut.
Iedere opdracht bevat een programma dat de ondersteuning van het algemeen beleid betreft verbonden met de beschouwde opdracht.
Dit programma bevat de specifieke werkings- en vermogensuitgaven van de diensten van de Regering of van de instelling belast met de uitvoering van de beschouwde opdracht, waaronder in het bijzonder de overheidsopdrachten voor studies verbonden met de opdracht.
Art. 25.Ieder programma is opgedeeld in één of meerdere activiteiten.
Iedere activiteit stemt overeen met een welbepaalde concrete actie die gevoerd wordt om de doelstelling van het programma waaronder de activiteit valt te realiseren. De activiteiten worden oplopend genummerd en ieder activiteitnummer telt twee posities.
Art. 26.Iedere activiteit is opgedeeld in één of meerdere basisallocaties op basis van de economische en functionele classificatie. Het basisallocatienummer telt de nummers van de opdracht, het programma en de activiteit, het volgnummer, de economische code en de functionele code.
De basisallocaties worden op het niveau van iedere activiteit oplopend genummerd. Het volgnummer telt twee posities.
De benaming van de basisallocaties dient steeds de bestemming, d.w.z. de begunstigde of de categorie van begunstigden, van de kredieten te bevatten evenals de aard van de uitgave.
Indien een basisallocatie een economische code draagt die aangeeft dat deze basisallocatie de toekenning van subsidies betreft die bovendien van facultatieve aard zijn, dan wordt de code FSF vermeld.
Indien een basisallocatie verbonden is met een organiek begrotingsfonds, dan wordt de code BFB en de benaming van het fonds in kwestie vermeld.
De Inspectie van Financiën en de Directie Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waken over de formele toepassing van de leden 3 tot en met 5 van dit artikel.
Art. 27.Zowel op het vlak van de vastleggingskredieten als op het vlak van de vereffeningskredieten, worden de totalen berekend per activiteit, programma en opdracht, evenals globaal voor de begroting.
Op het niveau van de opdrachten en de globale begroting, worden de totalen van de vastleggings- en vereffeningskredieten vermeld, per hoofdgroep qua uitgavenaard, van de economische classificatie.
Op het einde van de begrotingstabel worden de types van begrotingssaldi vermeld die de Minister van Begroting bepaalt.
Onderafdeling III. - Bepalingen betreffende de verticale structuur van de begrotingstabel
Art. 28.De begrotingstabel is samengesteld uit volgende kolommen : 1° een kolom met de Nederlandse benaming van de opdrachten, programma's, activiteiten en basisallocaties en een kolom met de Franse benaming;2° een kolom die achtereenvolgens het nummer van de opdracht, van het programma en van de activiteit bevat;3° een kolom die achtereenvolgens het volgnummer en de economische code van de basisallocatie bevat;4° een kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat;5° een kolom die de aanduiding van het krediettype bevat : de vastleggingskredieten worden aangeduid door de letter « c » en de vereffeningskredieten worden aangeduid door de letter « b », de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten die verbonden zijn aan de organieke begrotingsfondsen worden respectievelijk aangeduid met de letters « f » en « e ». In het geval van een initiële begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting bevat van het jaar dat voorafgaat aan het beschouwde begrotingsjaar;2° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting bevat van het beschouwde begrotingsjaar. In het geval van een aangepaste begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting van het beschouwde begrotingsjaar bevat;2° een kolom die de door de Regering of door de bevoegde ministers goedgekeurde herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties van het beschouwde begrotingsjaar bevat;3° een kolom die de aanpassingen van de vastleggings- en vereffeningskredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Bij iedere nieuwe begrotingsaanpassing wordt een extra kolom toegevoegd; 4° een kolom die de aangepaste vastleggings- en vereffeningskredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Deze aangepaste kredieten zijn de som van de initiële kredieten, de herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties en de kredietaanpassingen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de algemene toelichting bij de begroting
Art. 29.Overeenkomstig artikel 21 van de ordonnantie bevat de algemene toelichting inzonderheid : - de analyse en synthese van de begroting; - een economisch verslag; - een financieel verslag dat inzonderheid een verslag over de gewestelijke schuld en thesaurie inhoudt; - een verslag over het gebruik van de kredieten die het mogelijk hebben gemaakt om de politieke krijtlijnen te financieren die in artikel 22, 2°, van de ordonnantie worden gedefinieerd; - wat de ontvangsten betreft, de raming van de bedragen die tijdens het jaar geïnd zullen worden en die voortvloeien uit de op de begroting aangerekende vastgestelde rechten; - wat de uitgaven betreft, de raming, per programma, van de betalingen tijdens het jaar, die voortvloeien uit de op de vereffeningskredieten aangerekende vastgestelde rechten.
Art. 30.De algemene toelichting bij de begroting bevat tevens de geconsolideerde begroting van de gewestelijke entiteit.
De Minister van Begroting bepaalt het model en de modaliteiten van de consolidatie. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de verantwoordingen bij de begroting
Art. 31.Voor de opdrachten, programma's en activiteiten wordt per individuele basisallocatie een verantwoordingsfiche opgesteld. Inzake uitgaven bevat iedere verantwoordingsfiche een luik « vastleggingskredieten » en een luik « vereffeningskredieten ».
Iedere verantwoordingsfiche bij de initiële begroting bevat minstens : - de benaming en het nummer van de basisallocatie; - de begrotingsuitvoering van de twee jaren die aan het beschouwde begrotingsjaar vooraf gaan; - de initiële administratieve kredieten van het jaar dat aan het beschouwde begrotingsjaar voorafgaat; - de initiële administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar; - de raming van de administratieve kredieten van de vijf jaar die volgen op het beschouwde begrotingsjaar; - een gedetailleerde toelichting bij de begrotingsuitvoering van het jaar dat aan het beschouwde begrotingsjaar vooraf gaat; - een gedetailleerde toelichting en berekeningshypotheses bij de raming van de initiële administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar; - een gedetailleerde toelichting en de berekeningshypotheses bij de raming van de administratieve kredieten van de vijf jaar die volgen op het beschouwde begrotingsjaar.
Iedere verantwoordingsfiche bij een aangepaste begroting bevat minstens : - de benaming en het nummer van de basisallocatie; - de initiële administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar; - de aanpassing van de administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar; - de aangepaste administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar; - een gedetailleerde toelichting en de berekeningshypotheses bij de raming van de aangepaste administratieve kredieten van het beschouwde begrotingsjaar.
De verantwoordingsfiches van de uitgaven in vastleggingstermen die behoren tot de hoofdgroep 7 van de economische classificatie, bevatten de meerjarige fysische programma's in toepassing van artikel 11 van de ordonnantie.
De verantwoordingsfiches van de uitgaven in vereffeningstermen, bevatten de meerjarige vereffeningsplannen in toepassing van artikel 11 van de ordonnantie.
De verantwoordingsfiches worden gegroepeerd per activiteit. Iedere activiteit gaat gepaard met een gedetailleerde toelichting over de aanwending van de actie in het kader van de door het programma bepaalde doelstelling.
De activiteiten worden gegroepeerd per programma. Iedere programma gaat gepaard met een gedetailleerde toelichting over de realisatie van de door het programma bepaalde doelstelling.
De programma's worden gegroepeerd per opdracht. Iedere opdracht gaat gepaard met een gedetailleerde toelichting over haar realisatie.
De autonome bestuursinstellingen stellen eveneens per individuele basisallocatie een verantwoordingsfiche op.
Het geheel van de verantwoordingsfiches vormt naargelang het geval de verantwoording van de middelenbegroting of van de algemene uitgavenbegroting bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie.
De Minister van Begroting legt, in overleg met de functioneel bevoegde ministers, het standaardmodel en de modaliteiten vast van de verantwoordingsfiches, de meerjarige vereffeningsplannen en de meerjarige fysische programma's.
Art. 32.Overeenkomstig artikel 3, § 2, 2e lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de begrotingen van de instellingen van openbaar nut van categorie B, bepaald door wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die niet zijn ondergebracht onder de sectoriële code 13.12, rubriek « Deelstaatoverheid », van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vervat in de Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, in bijlage gevoegd van de verantwoording van de algemene uitgavenbegroting.
TITEL IV. - Slotbepalingen
Art. 33.De leden van de Regering zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 juli 2006.
Voor de Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL