10 NOVEMBER 2005. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de bezoldiging van de Commissaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 10 november 1967 houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, gecoordineerd door het koninklijk besluit van 3 februari 1995, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd door de wet van 7 juli 2002;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd door het koninklijk besluit nr 88 van 11 november 1967 en het koninklijk besluit nr. 431 van 5 augustus 1986;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 mei 2005;

Gelet op advies nr. 39.003/1N van de Raad van State, gegeven op 6 september 2005, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau een instelling is die ressorteert onder de federale overheid waarvan het organiek statuut uitsluitend is vastgesteld door de federale wetgever; dat zijn organieke wet de gewestelijke regeringen betrekt bij de werking ervan, met name door hen de bevoegdheid te verlenen om erin een regeringscommissaris aan te duiden; dat de macht om deze commissaris aan te duiden en zijn bezoldigingsstatuut vast te stellen bijgevolg enkel haar wettelijke grondslag kan vinden in de federale wet die de instelling heeft opgericht, gelet op de onbevoegdheid van de gewestelijke wetgever terzake;

Overwegende dat de functie van deze commissaris er in essentie in bestaat de regering te vertegenwoordigen die hem benoemt; dat bij gebrek aan een tegengestelde bepaling de macht om te benoemen in een welbepaalde functie de macht behelst om het bezoldigingsstatuut van zijn titularis vast te stellen;

Op voorstel van de minister belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, Besluit :

Artikel 1.Er wordt aan de Commissaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 1.750 euro toegekend (aan index 138,01), evenals een presentiepenning van 125 euro per vergadering van de raad van bestuur en per voorbereidende vergadering van de raad van bestuur.

Het bedrag van 1.750 euro is gekoppeld aan de evolutie van de prijzenindex volgens de modaliteiten die van toepassing zijn op de bezoldigingsuitgaven in de openbare sector.

Art. 2.De vergoeding en de presentiepenningen worden vastgelegd en geordonnanceerd ten laste van begrotingsallocatie 11.71.24.45.40 van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op basis van een schuldvordering van de Regeringscommissaris.

Art. 3.Onderhavig besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

Art. 4.De Minister belast met Economie is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 10 november 2005.

De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister bevoegd voor Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister bevoegd voor Begroting, Financiën en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL