gepubliceerd op 15 juni 2004
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering omzettend van richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek
27 MEI 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering omzettend van richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek
Gelet op de dringendheid, De noodzaak in overweging nemende van een onmiddellijke omzetting van de bovenvermelde richtlijn, waarvoor de uiterste datum is vastgelegd op 31 maart De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, op de voordracht van Minister van Economie: Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001, inzonderheid de artikelen 6 § 1, V en 92bis, § 1;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 13 juli 2001, inzonderheid op artikel 42;
Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd bij de wet van de 13 juli 2001, inzonderheid de artikelen 61, 75 en 77;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 18 juni tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij; van 30 maart 2004;
Gelet op de toewijzing aan de Gewesten van de bevoegdheden op het gebied van landbouw met ingang van 1 januari 2002 Gelet op de artikelen 33 tot 37 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
Gelet op het overleg tussen de gewestelijke regeringen en de federale overheid van Gelet op het voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschap Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, inzonderheid op artikel 7, lid 2, onder a) en b), Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij richtlijn 72/180/EEG van de Commissie van 14 april 1972 tot vaststelling van kenmerken en minimumeisen voor het onderzoek van rassen van landbouwgewassen, gewijzigd bij richtlijn 2002/8/EG, zijn, met het oog op de officiële toelating van de rassen en de vermelding daarvan in de rassenlijsten van de lidstaten, de kenmerken vastgesteld waartoe het onderzoek zich voor de verschillende soorten ten minste moet uitstrekken, alsmede de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek.(2) De raad van bestuur van het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CBP), dat is opgericht bij verordening (EG) nr.2100/94 van de raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1650/2003, heeft ten aanzien van bepaalde gewassen testrichtsnoeren inzake de eisen voor het onderzoek van de rassen gegeven. (3) Op internationaal niveau bestaan testrichtsnoeren waarin de eisen voor het onderzoek van de rassen worden vastgesteld.De Internationale unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) heeft testrichtsnoeren ontwikkeld. (4) Richtlijn 72/180/EEG is gewijzigd bij richtlijn 2002/8/EG om ervoor te zorgen dat de testrichtsnoeren van het CBP en de eisen voor het onderzoek van de rassen met het oog op de opneming in de nationale rassenlijsten van de lidstaten met elkaar overeenstemmen, voorzover er CBP-testrichtsnoeren waren opgesteld.Het CBP heeft sindsdien richtsnoeren voor een aantal andere soorten opgesteld. (5) Er moet voor worden gezorgd dat de CBP-testrichtsnoeren en de eisen die aan de rassen worden gesteld met het oog op de opneming in de nationale rassenlijsten van de lidstaten met elkaar overeenstemmen.(6) Het communautaire stelsel dient te worden gebaseerd op de UPOV-testrichtsnoeren, voorzover het CBP nog geen specifieke richtsnoeren heeft ontwikkeld.Voor gewassen die niet onder deze richtlijn vallen, geldt de nationale wetgeving. (7) Richtlijn 72/180/EEG dient derhalve te worden ingetrokken.(8) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, Besluit : Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder bevoegde instantie : Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat bevoegd is voor deze materies, of elke andere administratieve entiteit die het daartoe aanwijst overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004
Art. 2.1. De bevoegde instantie neemt rassen van landbouwgewassen die voldoen aan de eisen van de leden 2 en 3, op in een nationale rassenlijst in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2002/53/EG. 2. Ten aanzien van onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit: a) voldoen de in bijlage I opgenomen gewassen aan de eisen van de in diezelfde bijlage opgenomen "Protocollen inzake het onderzoek op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid" van de raad van bestuur van het CBP;waarvan de lijst in de bijlage is opgenomen; b) voldoen de in bijlage II opgenomen gewassen aan de in diezelfde bijlage opgenomen testrichtsnoeren voor het uitvoeren van tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van de UPOV.3. Wat de cultuur- en gebruikswaarde betreft, voldoen de rassen aan de eisen van bijlage III, onverminderd artikel 4, lid 2, van de richtlijn.
Art. 3.Alle raskenmerken in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), en alle met een asterisk (*) aangegeven kenmerken in de in artikel 1, lid 2, onder b), vermelde testrichtsnoeren worden in aanmerking genomen, tenzij de waarneming van een bepaald kenmerk onmogelijk wordt gemaakt door de expressie van een ander kenmerk, of de expressie van een kenmerk wordt verhinderd door de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.
Art. 4.De bevoegde instantie zorgt ervoor dat bij het onderzoek van de in de bijlagen I en II opgenomen gewassen wordt voldaan aan de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek met betrekking tot proefopzet en teeltomstandigheden, die zijn opgenomen in de in die bijlagen bedoelde testrichtsnoeren.
Art. 5.1. Als bij de inwerkingtreding van dit besluit bepaalde rassen nog niet zijn toegelaten tot de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen en het officieel onderzoek is begonnen vóór die datum, overeenkomstig a) Richtlijn 72/180/EEG, of b) de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas, dan worden de betreffende rassen geacht te voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn.2. Lid 1 geldt alleen als uit de proeven blijkt dat de rassen voldoen aan de regels van a) Richtlijn 72/180/EEG, of b) de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op die van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Brussel,.27 mei 2004.
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Wijkopleving, E. TOMAS
Bijlage I Lijst van gewassen die moeten voldoen aan de CBP-testrichtsnoeren : Zonnebloem, protocol TP-8 van 31.10.2002 Gerst, protocol TP-19 van 27.3.2002 Rogge, protocol TP-58 van 31.10.2002 Tarwe, protocol TP-03/2 van 27.3.2002 Durumtarwe, protocol TP-120 van 27.3.2002 Maïs, protocol TP-02 van 15.11.2001 Aardappelen, protocol TP-23 van 27.3.2002 De tekst van deze protocollen is te vinden op de website van het CBP (www.cpvo.eu.int).
Bijlage II Lijst van gewassen die moeten voldoen aan de UPOV-testrichtsnoeren : Voederbieten, richtsnoer TG/150/3 van 4.11.1994 Kruipend struisgras/Heidestruisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990 Hoog struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990 Wit struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990 Gewoon struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990 Paardegras, richtsnoer TG/180/3 van 4.4.2001 Alaskadravik, richtsnoer TG/180/3 van 4.4.2001 Kropaar, richtsnoer TG/31/8 van 17.4.2002 Rietzwenkgras, richtsnoer TG/39/8 van 17.4.2002 Schapegras, richtsnoer TG/67/4 van 12.11.1980 Beemdlangbloem, richtsnoer TG/39/8 van 17.4.2002 Roodzwenkgras, richtsnoer TG/67/4 van 12.11.1980 Italiaans raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990 Engels raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990 Gekruist raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990 Kleine timothee, richtsnoer TG/34/6 van 7.11.1984 Veldbeemdgras, richtsnoer TG/33/6 van 12.10.1990 Witte lupine, richtsnoer TG/66/3 van 14.11.1979 Blauwe lupine, richtsnoer TG/66/3 van 14.11.1979 Gele lupine, richtsnoer TG/66/3 van 14.11.1979 Luzerne, richtsnoer TG/6/4 van 21.10.1988 Voedererwt, richtsnoer TG/7/9 van 4.11.1994 (+ rectificatie 18.10.1996) Rode klaver, richtsnoer TG/5/7 van 4.4.2001 Witte klaver, richtsnoer TG/38/7 van 9.4.2003 Paardeboon/Veldboon, richtsnoer TG/8/6 van 17.4.2002 Voederwikke, richtsnoer TG/32/6 van 21.10.1988 Koolraap, richtsnoer TG/89/6 van 4.4.2001 Bladrammenas, richtsnoer TG/178/3 van 4.4.2001 Grondnoot, richtsnoer TG/93/3 van 13.11.1985 Raapzaad, richtsnoer TG/185/3 van 17.4.2002 Koolzaad, richtsnoer TG/36/6 van 18.10.1996 (+ rectificatie 17.4.2002) Saffloer, richtsnoer TG/134/3 van 12.10.1990 Katoen, richtsnoer TG/88/6 van 4.4.2001 Vlas, richtsnoer TG/57/6 van 20.10.1995 Blauwmaanzaad, richtsnoer TG/166/3 van 24.3.1999 Gele mosterd, richtsnoer TG/179/3 van 4.4.2001 Soja, richtsnoer TG/80/6 van 1.4.1998 Haver, richtsnoer TG/20/10 van 1.10.1994 Rijst, richtsnoer TG/16/4 van 13.11.1985 Sorghum, richtsnoer TG/122/3 van 6.10.1989 Triticale, richtsnoer TG/121/3 van 6.10.1989 De tekst van deze richtsnoeren is te vinden op de website van het UPOV (www.upov.int).
Bijlage III Kenmerken aan de hand waarvan de cultuur- en gebruikswaarde wordt onderzocht : 1. Opbrengst 2.Resistentie tegen schadelijke organismen 3. Gedrag ten opzichte van milieufactoren 4.Kwaliteit Bij de indiening van de resultaten dienen de toegepaste methoden te worden vermeld.