gepubliceerd op 19 juni 2003
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen
3 JUNI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit, inzonderheid op de artikelen 4 en 13;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van 26 maart 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie België in gebreke heeft gesteld omdat ze van oordeel is dat het plan voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit en strijd tegen klimaatopwarming 2002-2010 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de richtlijn niet correct en volledig omzet en het Gewest dus te laat is met de omzetting;
Overwegende dat richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, die uiterlijk op 27 november 2002 diende te worden omgezet, onmiddellijk moet worden omgezet;
Gelet op advies 35.496/3 van de Raad van State, gegeven op 20 mai 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Met dit besluit wordt richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen omgezet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° "AOT 40" : de som van het verschil tussen de uurgemiddelde ozonconcentraties op leefniveau boven 80 g/m3 (= 40 ppb) en 80 g/m3 tijdens uren met daglicht, opgeteld gedurende de maanden mei, juni en juli van elk jaar;2° "AOT 60" : de som van het verschil tussen de uurgemiddelde ozonconcentraties op leefniveau boven 120 g/m3 (= 60 ppb) en 120 g/m3, opgeteld gedurende het gehele jaar;3° "kritische belasting" : de kwantitatieve schatting van een blootstelling aan een of meer verontreinigende stoffen waaronder volgens de huidige kennis geen significante schadelijke gevolgen op nader gespecificeerde kwetsbare milieucomponenten optreden;4° "kritisch niveau" : de concentratie van verontreinigende stoffen in de atmosfeer waarboven er volgens de huidige kennis voor receptoren als mensen, planten, ecosystemen of materialen rechtstreekse schadelijke gevolgen kunnen zijn;5° "emissie" : het vrijkomen van stoffen uit een puntbron of een diffuse bron in de atmosfeer;6° "landings- en startcyclus" : een cyclus waarvan de onderscheiden fasen de volgende duur hebben : aanvliegen 4,0 minuten; taxiën/stationair draaien 26,0 minuten; starten 0,7 minuten; opstijgen 2,2 minuten; 7° "emissieplafond" : de maximumhoeveelheid van een stof, uitgedrukt in kiloton, die in een kalenderjaar mag worden uitgestoten;8° "stikstofoxiden" (NOx) : stikstofmonoxide en stikstofdioxide, uitgedrukt als stikstofdioxide;9° "ozon op leefniveau" : ozon in het laagste gedeelte van de troposfeer;10° « vluchtige organische stoffen" (VOS) : alle organische stoffen van antropogene aard, met uitzondering van methaan, die onder de invloed van zonlicht door reactie met stikstofoxiden fotochemische oxidantia kunnen produceren.
Art. 3.§ 1. Dit besluit heeft tot doel de emissies van verzurende en eutrofiërende verontreinigende stoffen en van precursoren van ozon te beperken om aldus in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid tegen de risico's van schadelijke gevolgen van verzuring, bodemeutrofiëring en ozon op leefniveau te verbeteren, en nader tot het einddoel te komen, namelijk dat de kritische niveaus en de kritische belasting niet worden overschreden en dat eenieder effectief wordt beschermd tegen de bekende gezondheidsrisico's van luchtverontreiniging door het opstellen van emissieplafonds, waarbij het jaar 2010 als richtdatum wordt genomen. § 2. De emissieplafonds hebben tot doel dat de Europese Gemeenschap als geheel in 2010 in grote lijnen de volgende tussentijdse milieudoelstellingen haalt : 1. Verzuring Vergeleken met de situatie in 1990 moet het areaal waar de kritische belasting inzake verzuring wordt overschreden met ten minste 50 % zijn teruggebracht.2. Gezondheidsgerelateerde blootstelling aan ozon op leefniveau Ten opzichte van de situatie in 1990 moet daar waar de door ozon op leefniveau veroorzaakte belasting hoger is dan het gezondheids-gerelateerde criterium (AOT 60 = 0), deze met twee derde worden teruggebracht.Bovendien mag de door ozon op leefniveau veroorzaakte belasting de absolute grens van 2,9 ppm.h niet overschrijden. 3. Vegetatiegerelateerde blootstelling aan ozon op leefniveau Ten opzichte van de situatie in 1990 moet daar waar de door ozon op leefniveau veroorzaakte belasting hoger is dan het kritische niveau voor landbouwgewassen en halfnatuurlijke vegetatie (AOT 40 = 3 ppm.h), deze met een derde worden teruggebracht. Bovendien mag de door ozon op leefniveau veroorzaakte belasting de absolute grens van 10 ppm.h, uitgedrukt als een overschot boven het kritische niveau van 3 ppm.h, niet overschrijden.
Art. 4.Dit besluit is van toepassing op de jaarlijkse door menselijke activiteiten veroorzaakte emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen (VOS) en ammoniak (NH3) afkomstig van stationaire bronnen en vervoermiddelen, met uitzondering van emissies van de internationale zeevaart en emissies van vliegtuigen buiten de landings- en startcyclus.
Art. 5.Op 31 december 2010, alsook tijdens de volgende jaren, mogen de in artikel 4 bedoelde emissies de volgende plafonds niet overschrijden wat de stationaire bronnen betreft (in kiloton/jaar) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 6.Het Brussels Instituut voor Milieubeheer stelt jaarlijks de inventaris van de gewestelijke emissies en de prognoses voor 2010 op voor de in artikel 4 bedoelde verontreinigende stoffen met de methoden die in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand zijn overeengekomen. Het maakt daarbij bij voorkeur gebruik van de gemeenschappelijke handleiding van EMEP/CORINAIR met de titel « Joint EMEP/CORINAIR Atmospheric Emission Inventory Guidebook » van het Europees Milieuagentschap.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 juni 2003.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN