Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 april 2003
gepubliceerd op 26 mei 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van een subsidie voor werken tot behoud van een beschermd goed

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031273
pub.
26/05/2003
prom.
30/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/30/2003031273/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van een subsidie voor werken tot behoud van een beschermd goed


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, zoals met name gewijzigd door de ordonnantie van 18 juli 2002;

Gelet op de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 1996 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor het toekennen van een subsidie aan een privaatrechtelijk rechtspersoon voor aan een beschermd goed uitgevoerde werken tot behoud;

Overwegende de noodzaak van de goedkeuring van een besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor het toekennen van subsidies aan een publiekrechtelijk rechtspersoon en de zorg om vereenvoudiging van de voorwaarden voor het toekennen van subsidies aan privaatrechtelijke natuurlijke en rechtspersonen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 19 november 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 28 november 2002;

Gelet op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State;

Op voorstel van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Staatssecretaris belast met ruimtelijke ordening, na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene Bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder : 1° ordonnantie : de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerende erfgoed;2° beschermd goed : het monument, het landschap, het geheel of het gebouw dat deel uitmaakt van een geheel, beschermd krachtens de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerende erfgoed;3° Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de monumenten en landschappen behoren;4° het bestuur : de directie Monumenten en Landschappen van het bestuur ruimtelijke ordening en huisvesting;5° subsidiërende overheid : de overheid die bevoegd is voor het toekennen van de subsidie, met name de Regering, of in geval van delegatie, de Minister; 6° openbare begunstigde : de gemeenten, de O.C.M.W.'s, de openbare vastgoedmaatschappijen, de administraties belast met het beheer van de temporalia van de erkende erediensten en de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele filosofische gemeenschappen, de door de overheden ingerichte of betoelaagde onderwijsinstellingen en de organen van openbaar nut die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest afhangen, die houder zijn van een eigendomsrecht, een vruchtgebruik, een erfpacht of een recht van opstal op een beschermd goed; 7° particuliere begunstigde : de privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, niet bedoeld onder 6°, die houder zijn van een eigendomsrecht, een vruchtgebruik, een erfpacht of een recht van opstal op een beschermd goed;8° inkomsten : de gezamenlijke belastbare inkomens voor het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de begunstigde, en in voorkomend geval diens echtgenoot of de persoon met wie hij samenwoont, de aanvraag indient;9° personen ten laste : de personen ten laste zoals bedoeld in de artikelen 136 tot 140 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen;10° perimeter van een wijkcontract : geografische ruimte gelegen binnen de perimeter van versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de stadsvernieuwing van het gewestelijk ontwikkelingsplan en waarop een herwaarderingsprogramma van toepassing is goedgekeurd door de Regering, bij toepassing van de organieke ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende herwaardering van de wijken. HOOFDSTUK II. - De gesubsidieerde handelingen en werken

Art. 2.Een subsidie wordt toegekend, binnen de grenzen van de beschikbare budgettaire kredieten, voor de volgende aan een beschermd goed uitgevoerde handelingen en werken : 1° de werken tot stabilisering van het goed, inzonderheid door het te onderstutten, voorlopig of definitief te schoren, te verstevigen, te consolideren;2° de werken tot bescherming van het goed tegen ongunstige weersomstandigheden en natuurrampen door het herstellen van daken, het sluiten van muuropeningen, het vervangen van ramen, het aanbrengen en herstellen van voorzieningen voor afwatering, goten en aflopen, de bescherming tegen insijpeling en opstijgend grondwater, de bescherming tegen storm en blikseminslag;3° het nemen van maatregelen tegen bevuiling door dieren;4° de behandeling en versterking van elementen van het beschermd goed onder meer door verharding, houtworm- en zwambestrijding;5° de werken tot bescherming tegen diefstal, brand en vandalisme;6° het verven, vernissen, plamuren en voegen;7° herstellings- en onderhoudswerken aan muren, balken, zuilen en metselwerk;8° herstellings- en onderhoudswerken aan deuren, raamwerk van vensters, luiken, hekken, dakgoten, versieringen en ijzerwaren;9° werken met het oog op het behoud en de restauratie van beeldhouwwerken, siersmeedwerk, priëlen, grotwerk, fonteinen, kiosken, architecturale elementen en ornamenten;10° werken tot onderhoud, herstelling, vervanging of installatie van voorzieningen noodzakelijk voor de toegang met het oog op het onderhoud en de bescherming, zoals voetgangersbruggen, trappen onder het dak en ladders, lichtkoepels en treden;11° werken uitgevoerd tijdens het vervangen of plaatsen van installaties van centrale verwarming en elektriciteit, die betrekking hebben op de voor het behoud van het beschermde goed te nemen voorzorgsmaatregelen;12° de restauratie van nog aanwezige elementen die aanleiding hebben gegeven tot de bescherming van het goed;13° de vervanging van nog aanwezige elementen van het goed die door ernstige beschadiging niet behouden kunnen worden;14° het herplaatsen van verdwenen waardevolle elementen teneinde een aanzienlijke leemte op te vullen en dit op basis van materiële of iconografische referenties;15° het verwijderen van storende elementen, het wegwerken van onoordeelkundig uitgevoerde ingrepen, het wegwerken of aan het zicht onttrekken van ongepaste toevoegingen;16° het herstellen en aanbrengen van afwerkingslagen, zoals verguldsels, vertinsels en verzilveringen;17° de restauratie van rooilijnen van bomen, beplantingen, paden en grasperken;18° het vellen en herplanten van bomen;19° de verzorging en de ingrepen die nodig zijn voor het behoud van opmerkelijke planten;20° de werken die door de speciale bewaringsomstandigheden die zouden voorgeschreven zijn, vereist worden;21° de onderhouds- en restauratiewerken aan de gevels en bedaking van gebouwen opgenomen in een beschermd landschap die de beschermingsmaatregel rechtvaardigden. Maken eveneens het voorwerp van een subsidie uit, binnen de grenzen van de beschikbare budgettaire kredieten, de voorafgaande studies, opmetingen, onderzoeken en installaties nodig voor het uitwerken van het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning voor de realisatie van bovenvermelde werken, met name historische, technische, wetenschappelijke, archeologische, artistieke, chromatische, sociale, financiële of herbestemmingsstudies. HOOFDSTUK III. - De indiening van de aanvraag om subsidie

Art. 3.De aanvraag wordt ingediend vóór de realisatie van de handelingen en werken waarop de aanvraag betrekking heeft. Wanneer voor die handelingen en werken een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt de aanvraag uiterlijk tegelijkertijd met de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning ingediend. De aanvrager dient zijn toelageaanvraag in bij het bestuur, overeenkomstig bijlage 1 van dit besluit.

Art. 4.§ 1. Indien de handelingen en werken waarvoor een aanvraag om subsidie ingediend wordt, een stedenbouwkundige vergunning vereisen, omvat de aanvraag de volgende elementen : 1° een kopie van de aanvraag om vergunning en een kopie van de stedenbouwkundige vergunning, indien deze werd afgegeven;2° wanneer de aanvrager een particuliere begunstigde is : - minstens drie gedetailleerde bestekken van verschillende aannemers die voor elke categorie van werken een prijsopgave geven; - de naam van de aannemer die eventueel door de bouwheer werd aangeduid; 3° wanneer de aanvrager een openbare begunstigde is - het bijzonder bestek; - het samenvattend quantabestek en het quantabestek met kostenraming; - de lijst van de werken die hij zelf zal uitvoeren, samen met de raming van de volgens hun uurtarief gevaloriseerde gepresteerde uren en de voor de uitvoering van deze werken nodige materialen. § 2. Indien de handelingen en werken waarvoor een aanvraag om subsidie ingediend werd, geen stedenbouwkundige vergunning vereist, omvat de aanvraag de volgende documenten en inlichtingen : 1° een beschrijving van de natuurlijke staat van het goed dat deel uitmaakt van het onroerend erfgoed en van de vastgestelde wanorde;2° een uitvoeringsplan met aanduiding van de lokalisatie en de exacte impact van elke categorie van werken;3° een nauwkeurige beschrijving van de handelingen en werken en de voorziene technieken : - elke categorie van werken en binnen elke categorie van werken, elke post, moet beschreven zijn en hernomen onder een duidelijk ordernummer - elke post moet zo nauwkeurig mogelijk omschreven worden wat betreft : 1) de aard van de te gebruiken materialen;2) de gebruikte technieken;3) de hoeveelheden van de te gebruiken materialen : De hoeveelheden van de te gebruiken materialen moeten nauwkeurig worden bepaald.Er kan enkel gebruik worden gemaakt van geraamde hoeveelheden indien het exact bepalen ervan afhangt van de voorafgaande uitvoering; 4° de inlichtingen vereist onder § 1, 2° en 3°. § 3. Indien het gaat om studies, opmetingen, onderzoeken en installaties bedoeld onder artikel 2, lid 2, omvat de aanvraag de volgende documenten en gegevens : 1° een afbakening van het studie-, opnemings-, onderzoeks- en installatieveld;2° een rechtvaardiging van hun noodzaak voor de realisatie van een dossier van aanvraag om stedenbouwkundige vergunning;3° indien de aanvrager een particuliere begunstigde is, drie offertes door in de behandelde materies technisch bekwame bureaus;4° indien het gaat om een openbare begunstigde, het bestek Art.5. Binnen de twintig dagen na ontvangst van de aanvraag, stuurt het bestuur de aanvrager een ontvangstbewijs bij een ter post aangetekende zending, indien het dossier volledig is;

In tegenovergesteld geval, brengt het bestuur de aanvrager onder dezelfde voorwaarden op de hoogte van het feit dat zijn dossier onvolledig is en duidt daarbij bovendien aan welke documenten of gegevens ontbreken. Na ontvangst van deze documenten of gegevens stuurt het bestuur de aanvrager binnen de twintig dagen na ontvangst een ontvangstbewijs.

Het dossier van de aanvraag om subsidie wordt aan de subsidiërende overheid bezorgd binnen de vijftien dagen na afgifte van het bewijs van ontvangst van het volledige dossier.

Art. 6.§ 1. Indien de handelingen en werken waarvoor een subsidie aangevraagd is een stedenbouwkundige vergunning vereisen, geeft de subsidiërende overheid kennis, twee maanden nadat de stedenbouwkundige vergunning definitief is geworden, van haar beslissing bij een ter post aangetekende zending.

Een stedenbouwkundige vergunning is definitief in de zin van de huidige bepaling na het opheffen van alle oorzaken van opschorting van de vergunning voorzien bij de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw en wanneer alle administratieve beroepen die ertegen ingesteld zijn door dezelfde ordonnantie uitgeput zijn of de termijnen om dit te doen, verstreken zijn.

Indien de overheid waarbij de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning of één van de administratieve beroepen voorzien door de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw werd ingediend, artikel 152quater van dezelfde ordonnantie toepast, kan de subsidiërende overheid, indien ze dit nodig acht voor het onderzoek van de subsidieaanvraag, de aanvrager uitnodigen om de gegevens aan te passen die betrekken hebben op zijn aanvraag om subsidie, zodat ze overeenstemmen met de gewijzigde plannen. In dit geval spreekt de subsidiërende overheid zich uit binnen de twee maanden na ontvangst van deze zodoende gewijzigde gegevens. § 2. Indien de handelingen en werken waarvoor een aanvraag om subsidie gesteld wordt, geen stedenbouwkundige vergunning vereisen, geeft de subsidiërende overheid kennis van haar beslissing bij een ter post aangetekende zending binnen de twee maanden van het bewijs van ontvangst van het volledige dossier. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen ten laste van de begunstigde

Art. 7.Om van een subsidie te kunnen genieten, moet de begunstigde aan de volgende vereisten voldoen : § 1. Voor de uitvoering van de handelingen en werken 1° een stedenbouwkundige vergunning hebben verkregen, indien er voor de handelingen en werken één vereist is;2° instemmen met het bezoek van een lid van het bestuur voor de aanvang van de handelingen en werken;3° het bestuur op de hoogte brengen van de datum van de aanvang van de handelingen en werken;4° de afsluiting van een verzekering tegen schade veroorzaakt aan het beschermde goed, met name door brand, bliksem, ontploffing, implosie of onweer, die door het bestuur als voldoende wordt beschouwd, rechtvaardigen. § 2. Tijdens de uitvoering van de handelingen en werken 1° de handelingen en werken laten uitvoeren volgens de regels van de kunst;2° instemmen met bezoeken van leden van het bestuur met het oog op de controle van de correcte uitvoering van de handelingen en werken. § 3. Voor de vereffening van de subsidie : 1° het bezorgen van de facturen betreffende deze handelingen en werken binnen een termijn van twee jaar volgend op de kennisgeving van de beslissing van toekenning van de subsidie.De subsidiërende overheid kan deze termijn verlengen, wanneer ze van mening is dat de achterstand opgelopen in de uitvoering van de handelingen en werken te wijten is aan overmacht of aan omstandigheden volkomen buiten de wil om van de begunstigde en voor zover de stedenbouwkundige vergunning, indien de handelingen en werken er één vereisen, niet vervallen zou zijn; 2° wanneer het om een openbare begunstigde gaat, worden bij de facturen aangaande de door derden uitgevoerde werken in voorkomend geval de gedetailleerde bewijsstukken van de geleverde prestaties voor de realisatie van de werken die hij zelf uitvoert en van de aankoopfacturen en -borderellen van de voor de uitvoering van deze werken nodige materialen, bijgevoegd.3° het aangeven van de openbare fondsen die hij heeft gekregen en de subsidieaanvragen die hij heeft ingediend voor de beoogde werken aan zijn beschermd goed. § 4. Na de vereffening van de subsidie : 1° de begunstigde van de verhoogde tussenkomst bedoeld bij artikel 10, § 1, tweede lid die het goed niet langer persoonlijk bewoont in de vijf jaar volgend op de betaling van de subsidie moet hierover het bestuur per aangetekend schrijven informeren, en hierbij een kopie van de beslissing tot toekenning van de subsidie voegen;2° de begunstigde die het beschermde goed verder verkoopt, of zijn rechten erop overdraagt binnen de vijf jaar volgend op de betaling van de subsidie, bezorgt de administratie, binnen de maand na het verlijden, een kopie van de authentieke verkoop- of overdrachtakte van het goed, en voegt hierbij een kopie van de authentieke akte waarbij de begunstigde het goed of de rechten die hij overdraagt, verworven heeft en een kopie van de beslissing tot toekenning van de subsidie;3° de begunstigde van de subsidie die verklaart heeft af te zien van de ingestelde premies krachtens het besluit van de Regering van 13 juni 2002 betreffende het toekennen van premies voor de renovatie van woningen en het besluit van de Regering van 2 mei 2002 betreffende het toekennen van premies voor de verfraaiing van gevels, en die ervan zou komen te genieten na de vereffening van de subsidies, moet het bestuur hierover per aangetekend schrijven informeren, en hierbij een kopie van de beslissing tot toekenning van de subsidie voegen. HOOFDSTUK V. - Berekeningswijze en subsidiepercentage

Art. 8.Binnen de grenzen van de budgettaire kredieten wordt het bedrag van de subsidie vastgelegd en toegewezen op basis van de kostenraming van de studies van de handelingen en werken evenals van de bezoldiging van de consulterende architect en coördinator inzake veiligheid en gezondheid, BTW inbegrepen, goedgekeurd door de subsidiërende overheid.

Bij de berekening van de subsidie kan de subsidiërende overheid, mits ze dit met redenen omkleedt, een maximumbedrag vastleggen per type van handeling en werk rekening houdend met een of meer van de volgende criteria : 1° de bedragen hernomen in de verschillende bestekken of ramingen;2° de prijzen die gewoonlijk voor dergelijke handelingen en werken aangerekend worden;3° het nut van de ondernomen of technische handelingen en werken gekozen met het oog op de doelstelling van het behoud van het erfgoed. Indien de begunstigde niet afziet van de ingestelde premies krachtens het besluit van de Regering van 13 juni 2002 betreffende het toekennen van premies voor de renovatie van woningen en het besluit van de Regering van 2 mei 2002 betreffende het toekennen van premies voor de verfraaiing van gevels, wordt er met de krachtens deze besluiten gesubsidieerde werken geen rekening gehouden bij de kostenraming van de werken.

Art. 9.Het subsidiepercentage voor een openbare begunstigde wordt bepaald op 80 % van de voor subsidie toegelaten uitgaven.

Art. 10.§ 1. Het subsidiepercentage voor een particuliere begunstigde wordt bepaald op 40 %van de voor subsidie toegelaten uitgaven. Dit percentage wordt vastgelegd op 50 % van de toegelaten uitgaven betreffende de beschermde gevel van aan de rooilijn belendende gebouwen of van belendende gebouwen op een afstand van maximum tien meter van deze rooilijn.

Deze percentages worden met 25 % verhoogd indien het gaat om een natuurlijke rechtspersoon die het beschermd goed persoonlijk bewoont en waarvan de inkomsten lager zijn dan 30.000 euro, verhoogd met 2.500 euro per persoon ten laste. § 2. Het subsidiepercentage voor een particuliere begunstigde wordt vastgesteld op 80 %in de volgende gevallen : 1° het gebouw bevindt zich in sterk vervallen en verlaten staat sinds ten minste 1 januari 2000;2° het gebouw is opgenomen in de perimeter van een vigerend wijkcontract;3° in het gebouw is een museum ondergebracht waarvan de delen binnenin beschermd en doorheen het hele jaar toegankelijk zijn voor het brede publiek;4° indien het gaat om de restitutie van verdwenen elementen die een historische, archeologische, artistieke, esthetische, wetenschappelijke, sociale, technische of folkloristische waarde hebben;5° indien het gaat om studies, opmetingen, onderzoeken et installaties bedoeld in artikel 2, alinea 2. HOOFDSTUK VI. - Vereffening en betaling

Art. 11.De aanvragen tot uitbetaling worden bij het bestuur ingediend binnen de in artikel 7, § 3, 1°, voorziene termijn.

Art. 12.De subsidie wordt vereffend bij de begunstigde, of op zijn aanvraag, bij de aannemer, na ontvangst door het bestuur van de facturen die betrekking hebben op de gesubsidieerde werken, en nadat het bestuur heeft vastgesteld dat de werken uitgevoerd werden in naleving van de voorwaarden bepaald bij artikel 7, §§ 1 tot 3.

Op met redenen omkleed verzoek van de begunstigde kan een eerste helft van het bedrag van de subsidie vereffend worden bij wijze van voorschot. Het restant van het bedrag van de subsidie wordt vereffend, wanneer de administratie heeft vastgesteld dat de handelingen en werken uitgevoerd werden in naleving van de voorwaarden bepaald bij artikel 7, §§ 1 tot 3. HOOFDSTUK VII. - Teruggave van de subsidie

Art. 13.§ 1. De begunstigde van de subsidie moet de verhoging bedoeld in artikel 10, § 1 aan het Gewest terugbetalen, indien hij binnen de vijf jaar na de betaling van de subsidie hij het goed niet persoonlijk meer bewoont. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 90, 10° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, is de begunstigde gehouden de subsidie terug te betalen aan het Gewest, ten belope van de meerwaarde.

De meerwaarde wordt berekend overeenkomstig artikel 101, § 2, van diezelfde wet.

De aankoopprijs bekomen volgens artikel 101, § 2, 2° van diezelfde wet wordt verhoogd met het bedrag van de door een overheid toegekende subsidies. § 3. De begunstigde van de subsidie moet de ingestelde premies krachtens het besluit van de Regering van 13 juni 2002 betreffende het toekennen van premies voor de renovatie van woningen en het besluit van de Regering van 2 mei 2002 betreffende het toekennen van premies voor de verfraaiing van gevels, die hij zou hebben gekregen, terwijl hij verklaard heeft, ervan af te zien, terugbetalen. HOOFDSTUK VIII. - Herroepings- en overgangsbepalingen

Art. 14.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 1996 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor het toekennen van een subsidie aan een privaatrechtelijk rechtspersoon voor aan een beschermd goed uitgevoerde werken tot behoud, wordt herroepen.

Art. 15.Het huidig besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Het huidig besluit is niet van toepassing op de aanvragen om subsidie waarvoor het onderzoek loopt en die ingediend werden voor dit besluit van kracht werd, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk 5 van het huidig besluit die onmiddellijk van toepassing zijn. De subsidiërende overheid bij wie een dergelijke aanvraag ingediend werd kan van de aanvrager het aanbrengen van elk document eisen dat nodig is voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 5.

Dit besluit is niet van toepassing op de toelagen die reeds toegekend zijn op het ogenblik van zijn inwerkingtreding.

Art. 16.Het Lid van de Regering bevoegd voor Monumenten en Landschappen, wordt belast met de uitvoering van deze beslissing.

Brussel, 30 april 2003.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. DE DONNEA

^