Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 april 2003
gepubliceerd op 09 mei 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot tweede wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031265
pub.
09/05/2003
prom.
11/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/11/2003031265/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 APRIL 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot tweede wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op het artikel 40, § 1, gewijzigd bij de speciale wet van 16 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de DBDMH, gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 september 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 24 december 2002;

Gelet het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2002;

Gelet op het protocol 2003/1 van Sector XV van 20 januari 2003;

Gelet op het besluit van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nummer 34.782/4 van de Raad van State, gegeven op 3 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1, 5°, 7° en 9° wordt de datum « 19 juli 2001 » vervangen door de datum « 26 september 2002 ».

Art. 2.Een artikel 12bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidende : « Art. 12bis . § 1. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet : 1. de voor de te verlenen betrekking bepaalde toelaatbaarheidsvereisten vervullen;2. slagen voor het voorgeschreven vergelijkend wervingsexamen;3. met goed gevolg de stage volbrengen;4. bewijzen dat hij de eventuele vereiste medische geschiktheid voor het uit te oefenen ambt bezit. § 2. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hiernavolgende algemene toelaatbaarheidsvereisten : 1. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;2. de burgerlijke en politieke rechten genieten;3. aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;4. houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad, volgens de bijlage III van het algemeen statuut.Hiervan kan, voorafgaand aan het vergelijkend wervingsexamen, door de minister, na advies van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid (afgekort tot « SELOR »), bij gemotiveerde beslissing worden afgeweken in geval van schaarste op de arbeidsmarkt ».

Art. 3.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.De vergelijkende wervingsexamens worden georganiseerd door SELOR. De functioneel bevoegde minister maakt de organisatie van de vergelijkende wervingsexamens bekend met op zijn minst een bericht in het Belgisch Staatsblad .

Bij het organiseren van een vergelijkend wervingsexamen stelt de functioneel bevoegde minister of zijn afgevaardigde de datum vast waarop de kandidaten moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften en in voorkomend geval, aan de vereiste inzake minimumleeftijd of aan de bijzondere vereisten inzake beroepsbekwaamheid.

Het bericht vermeldt ten minste de uiterste datum van de kandidaatstelling en of er eventueel een reserve van de geslaagden wordt aangelegd. In voorkomend geval wordt de duur en de omvang ervan meegedeeld.

De kandidaten beschikken over ten minste veertien kalenderdagen om zich kandidaat te stellen. »

Art. 4.Een artikel 13bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidende : « Art. 13bis . De functioneel bevoegde Minister bepaalt of er al dan niet een reserve van geslaagden wordt aangelegd.

Als er een reserve aangelegd wordt, worden de laureaten die niet benoemd konden worden daarin opgenomen.

De reserve heeft een geldigheidsduur van drie jaar. De functioneel bevoegde minister kan na raadpleging van de afgevaardigde bestuurder van SELOR een andere duur bepalen. Hij licht de kandidaten terzake in.

De functioneel bevoegde minister kan ook de duur van een bestaande reserve met telkens een jaar verlengen indien de behoeften van de diensten dit rechtvaardigen. Hij licht de laureaten terzake in.

Voorafgaand aan de vorming van een wervingsreserve, kan de functioneel bevoegde minister, op basis van het aantal voorzienbare vacante betrekkingen in de instelling, het aantal toelaatbare geslaagden in deze reserve bepalen ».

Art. 5.Artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 3° voor een bepaald vergelijkend wervingsexamen een minimumleeftijd voorschrijven; 4° voor een bepaald vergelijkend wervingsexamen bijzondere eisen stellen inzake beroepsbekwaamheid verworven door het bezit van praktische kennis of de uitoefening van een vorige werkzaamheid, wanneer de aard van de te verlenen betrekkingen zodanige eisen wettigt;5° tot een bepaald examen de studenten toelaten die in het laatste jaar zitten van de studies voor het behalen van het vereiste diploma of getuigschrift.Wanneer de functioneel bevoegde minister in overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR vermoedt dat het aantal deelnemers niet groot genoeg zal zijn om voldoende kandidaten of geslaagden op te leveren; in dat geval worden zij die geslaagd zijn voor het examen van het voorlaatste jaar en verklaren dat zij het examen van het laatste jaar voor de examencommissie van hun Gemeenschap zullen afleggen ook tot dat wervingsexamen toegelaten.

Voor hun benoeming kunnen de geslaagden van deze wervingsexamens zich slechts vanaf de dag waarop zij aan de afgevaardigde bestuurder van SELOR het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd, op hun rangschikking beroepen; 6° behalve de in artikel 12bis , § 2, 4°, vermelde diploma's en getuigschriften de volgende, door hem aan te wijzen diploma's en getuigschriften aanvaarden voor het wervingsexamen in een bepaalde graad en wanneer de vereisten van het uit te oefenen ambt dit toelaten : diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor socio-culturele promotie; diploma's en getuigschriften van het technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan; 7° voor het vergelijkend wervingsexamen in bepaalde functies van niveau D het bezit van door hem aan te wijzen studie- of opleidingsdiploma's eisen als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van de uit te oefenen ambten;8° voor het vergelijkend wervingsexamen in bepaalde graden van de niveaus A en C de houders van door hem aan te wijzen vormingsdiploma's en vormings-getuigschriften aanvaarden als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van het uit te oefenen ambt en voor zover de houders van die diploma's en getuigschriften eveneens houder zijn van één van de studie bewijzen vermeld in artikel 12bis , § 2, 4°.».

Art. 6.Artikel 15, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De volgende in dit besluit opgenomen bepalingen zijn op de stagiair van toepassing : 1. de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten;2. de tuchtregeling;3. de administratieve standen;4. het geldelijk statuut;5. het ambtshalve verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging;6. de gemiddelde maximum arbeidsduur ».

Art. 7.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 36.De beslissing tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt door de benoemende overheid genomen.

De stagiair geniet een opzeggingstermijn van drie maanden. Bij zware fout echter, wordt hij zonder opzeggingstermijn ontslagen. ».

Art. 8.In artikel 51 van hetzelfde besluit worden de woorden « die houder zijn van de eerste lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die minstens drie jaar graadanciënniteit tellen » vervangen door « die aan dezelfde voorwaarden voldoen doch minder dan de vereiste graadanciënniteit tellen ».

Art. 9.Artikel 89 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Voor de toepassing van deze bepalingen worden de in het algemeen statuut vermelde 21 en 63 werkdagen vervangen door respectievelijk 30 en 90 kalenderdagen ».

Art. 10.De minister bevoegd voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 april 2003.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT

^