gepubliceerd op 26 september 2001
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra
6 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, 70 en 71, § 1;
Gelet op de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 2;
Overwegende de overeenkomst betreffende het beheer van de afgedankte voertuigen zoals op 25 maart 1999 gesloten tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en allerlei federaties van ondernemingen die in de autosector bedrijvig zijn;
Gelet op het advies van de Brusselse Raad voor het Leefmilieu gegeven op 9 november 2000;
Gelet op advies 30.981/3 van de Raad van State dat op 12 juni 2001 werd uitgebracht en op 24 juli 2001 aan de Regering werd overgezonden;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° voertuig : elk motorvoertuig op ten minste vier wielen van categorie M1 of N1, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.Wat de categorie N1 betreft worden niet bedoeld de voertuigen waarvan de ooorspronkelijke bovenbouw gewijzigd werd.
Het gaat met name om voertuigen bestemd voor het vervoer van personen met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend (cat. M1) en voor het vervoer van goederen bestemde voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 ton (cat. N1), (met bovenvermelde uitzondering voor cat. N1). 2° afgedankt voertuig : elk voertuig dat door de houder ervan niet meer wordt gebruikt of kan worden gebruikt overeenkomstig zijn oorspronkelijke bestemming, en waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is of verplicht is zich te ontdoen, of dat (in situ of via informatie uit het officiële repertorium van de inschrijving van de voertuigen) niet beschikt over een geldig schouwingsbewijs, afgegeven door een instelling van de technische keuring van een EU-lidstaat, of welk schouwingsbewijs sedert twaalf maanden vervallen is;3° gevaarlijk onderdeel : ieder onderdeel dat gevaarlijke stoffen bevat krachtens het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, of dat gevaarlijke afvalstoffen bevat;4° preventie : elke maatregel die ertoe leidt zowel de hoeveelheid afval afkomstig van afgedankte voertuigen en onderdelen of materialen die ze bevatten te verminderen, als de schadelijkheid van deze afvalstoffen te beperken;5° verwerking : iedere behandeling die het afgedankte voertuig ondergaat, inzonderheid elke activiteit van depollueren, zuiveren, demonteren of ontmantelen, verkleinen, shredderen (verbrijzelen/vermalen), nuttig toepassen en verwijderen van de shredderafval, en ieder andere activiteit met het oog op de scheiding en de nuttige toepassing van onderdelen, materialen, grondstoffen of energie uit het afgedankt voertuig;6° hergebruik : elke behandeling waarbij onderdelen van een afgedankt voertuig voor hetzelfde doel worden gebruikt als dat waarvoor ze geconcipieerd werden;7° recyclage : het terugwinnen en het hergebruik van materialen en grondstoffen afkomstig van de verwerking van afgedankte voertuigen, ofwel in het oorspronkelijk productieproces dat aan de basis lag van de afvalstoffen, ofwel in een ander productieproces, met uitzondering van energieterugwinning.8° nuttige toepassing : alle handelingen opgenomen in bijlage I B bij dit besluit;9° verwijdering : alle handelingen opgenomen in bijlage I A bij dit besluit;10° verwijderingscentrum voor afgedankte voertuigen : exploitant, natuurlijke of rechtspersoon, van een verwijderingscentrum voor afgedankte voertuigen met het oog op het depollueren, demonteren en/of de werkelijke en milieuvriendelijke vernietiging van de afgedankte voertuigen;11° depollueren : het afzonderlijk opvangen van alle vloeistoffen, vervuilende, schadelijke of gevaarlijke bestanddelen, met name batterijen, filters, airbags (pyrotechnische onderdelen), catalysatoren, met het oog op de verwijdering ervan overeenkomstig artikel 10;12° Minister : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu;13° BIM : het Brussels Instituut voor Milieubeheer. HOOFDSTUK II. - Exploitatievoorwaarden
Art. 2.De exploitant van een in artikel 1, 10°, bedoeld verwijderingscentrum voor afgedankte voertuigen mag enkel zijn activiteit uitoefenen op voorwaarde dat hij over de volgende technische uitrustingen beschikt die naar behoren zijn vergund, onder de hierna volgende voorwaarden : 1° een laad- en loszone op de site zelf;2° een controlezone voor de afgedankte voertuigen;3° een geijkte weegbrug of weegtoestel;4° een opslagplaats die uitsluitend bestemd is voor niet-gedepollueerde afgedankte voertuigen;5° een werkplaats voor het depollueren van de afgedankte voertuigen;6° een werkplaats voor het demonteren van de gedepollueerde afgedankte voertuigen;7° opslagplaatsen om alle, niet onder 10° bedoelde afvalstoffen volgens hun aard op te vangen, inzonderheid : a.allerlei vloeistoffen ingezameld naargelang van hun aard; b. gassen afkomstig van airconditioning;c. knaldempers;d. pyrotechnische producten (airbags);e. gastanks;8° een opslagplaats voor blote wrakken;9° een opslagplaats voor herbruikbare onderdelen;10° een opslagplaats voor ongevaarlijke inerte afvalstoffen;11° een vernietigingsinstallatie, hetzij een hydraulische snijmachine, hetzij een hydraulische pers, of een vermaalmachine (shredder); 12° het nodige rollend materieel moet aanwezig zijn teneinde de afgedankte voertuigen, de opslagbakken, enz... in situ te kunnen verplaatsen.
De maximale opslagcapaciteiten moeten in de milieuvergunning worden aangegeven.
Art. 3.Indien de exploitant van een verwijderingscentrum onder zijn installaties geen in artikel 2, 11°, aangegeven vernietigingsinstallatie bezit, dan moet hij een overeenkomst sluiten met een bedrijf dat over een dergelijke vernietigingsinstallatie beschikt, op een aangrenzend terrein is gevestigd en voor die handeling over een geldige milieuvergunning beschikt.
In die overeenkomst wordt de verplichte naleving van de volgende twee voorwaarden gesteld : 1° de schorsing of opzegging van de overeenkomst heeft pas uitwerking na het verstrijken van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de schorsing of opzegging aan de Minister van Leefmilieu en het BIM wordt betekend;2° de exploitant van het bedrijf dat over een vernietigingsinstallatie beschikt zorgt ervoor dat ieder chassisnummer volledig vernietigd wordt zodat elk hergebruik uitgesloten is.
Art. 4.§ 1 De afgedankte voertuigen mogen enkel bij een verwijderingscentrum worden ingeleverd onder het toezicht van de exploitant of zijn gemachtigde. § 2 Bij het lossen ervan dient de exploitant de ingeleverde afgedankte voertuigen visueel te identificeren en te controleren. De afgedankte voertuigen die voorwerpen of afval vervoeren die niet eigen aan het voertuig zijn, mogen niet worden aanvaard. De identificatiegegevens van het geweigerde afgedankte voertuig alsook de persoonsgegevens van de houder ervan worden geregistreerd. § 3. Zodra een afgedankt voertuig in ontvangst wordt genomen, worden de identificatiegegevens en de oorsprong ervan geregistreerd.
Zodra een afgedankt voertuig bij een verwijderingscentrum wordt ingeleverd dient een inontvangsnameattest te worden afgegeven. In een latere fase, met name uiterlijk binnen 45 dagen, wordt een « vernietigingsattest » aan de houder en aan de laatste eigenaar van het ingeschreven voertuig bezorgd. De Minister kan het model van dit attest vastleggen. § 4. De afgedankte voertuigen die bij de inlevering geregistreerd zijn, mogen het centrum niet verlaten als ze niet gedepollueerd zijn.
Alleen het chassis mag buiten het centrum worden vernietigd voor zover de in artikel 13 bedoelde erkenning dit toelaat.
Art. 5.Zodra de voertuigen in ontvangst worden genomen worden ze voorlopig in de van dit besluit in artikel 2, eerste lid, 4°, bedoelde zone opgeslagen gedurende hoogstens 30 dagen. Desgevallend kan deze termijn van 30 dagen worden verlengd met de jaarlijkse verlofperiode (te vermelden in de erkenningsaanvraag).
De niet-gedepollueerde afgedankte voertuigen mogen niet rechtstreeks op elkaar worden gestapeld, noch op hun zijde of hun dak.
Art. 6.Zodra het voertuig door het centrum in ontvangst wordt genomen, moet het onmiddellijk worden gedepollueerd alvorens het te demonteren of af te breken.
Aangaande de vloeistoffen dienen de volgende handelingen te worden uitgevoerd : 1° aftappen van de koelmiddelen voor airconditioning met een gesloten systeem;2° leegmaken van het remsysteem, remleidingen en cilinder/zadels, met inbegrip van een overdruk- en/of onderdruksysteem;3° aftappen van de motorolie, transmissie-olie en aandrijfolie;4° verwijderen van de motoroliefilter;5° leegmaken van de brandstoftank, zonder enig contact met de huid door gebruikmaking van rechtstreekse afzuiging in de tank of van een spat- en dampvrij leegloopsysteem;6° aftappen van het differentieel en eventueel van het verdeeldrijfwerk;7° aftappen van de olie van de stuurinrichting/stuurbekrachtiging;8° verwijderen van eventuele gastanks;9° aftappen van hydraulische oliën uit mogelijks aangebrachte wielophangingssystemen;10° aftappen van koelvloeistof;11° aftappen van ruitensproeiervloeistof; De vloeistoffen worden afzonderlijk in een apart recipiënt opgeslagen.
De pyrotechnische delen van airbags/gordels, katalysatoren en andere gevaarlijke onderdelen moeten voorts worden verwijderd.
De batterijen dienen zo snel mogelijk te worden verwijderd, zo mogelijk reeds vanaf de inzameling, of uiterlijk bij de inlevering op de site.
Zo mogelijk worden alle onderdelen die kwik bevatten weggenomen.
Art. 7.Bij het demonteren, ontmantelen of elke andere behandeling worden de materialen en bestanddelen van het afgedankte voertuig zo verwerkt dat de residu's optimaal nuttig kunnen worden toegepast en niet in situ als gevaarlijk afval worden verwerkt dan wel verwijderd.
Het demonteren of ontmantelen bestaat erin het afgedankte voertuig te ontdoen van zo veel mogelijk nuttig toe te passen onderdelen, met inbegrip van wisselstukken met het oog op het maximale hergebruik ervan.
De mate van demontage of ontmanteling en de keuze van de demontage- of ontmantelingsmethodes kunnen worden onderworpen aan voorwaarden die door de Minister worden vastgesteld.
Inzake verwerking met het oog op het bevorderen van recyclage wordt op zijn minst vereist wat volgt : - het wegnemen van de katalysatoren; - het wegnemen van metallische onderdelen die koper, aluminium en magnesium bevatten indien die metalen niet tijdens het vermalen worden afgescheiden; - het wegnemen van de luchtbanden en omvangrijke plastieken onderdelen (schokdempers, instrumentenbord, vloeistofrecipiënten, enz.) indien deze materialen niet bij het vermalen worden afgescheiden zodat ze werkelijk als materialen kunnen worden gerecycleerd; - het weghalen van de glaselementen.
Art. 8.Het verwerkingsproces dient zodanig te worden opgezet dat de milieuschadelijke stoffen zo snel mogelijk worden verwijderd. Alle handelingen moeten gebeuren met geschikte gereedschap, in het bijzonder aftaptoestellen met overeenstemmende opvangreservoirs, heftuigen, enz...
Bij het verwerken en opslaan van de afgedankte voertuigen neemt de exploitant van het verwijderingscentrum alle maatregelen die nodig zijn om ze op milieuvriendelijke wijze te hergebruiken, te recycleren, nuttig toe te passen en te verwijderen.
Bij het opslaan wordt ervoor gezorgd dat de onderdelen die vloeistoffen bevatten, de nuttig toepasbare onderdelen en de wisselstukken niet beschadigd worden.
De Minister kan de aard en de technische eigenschappen van de te bezitten uitrustingen bepalen.
Art. 9.De gedepollueerde afgedankte voertuigen dienen ordelijk op elkaar te worden gestapeld; de opstapelingshoogte moet rekening houden met de inrichting en het architecturale karakter van de site : eventuele gezichtshinder moet worden beperkt.
Het overblijvende koetswerk, dat gebeurlijk nog een verdere demontage kan ondergaan, moet ordelijk opgeslagen worden om een verdere verwerking niet te belemmeren.
De opslagruimte moet voorzien zijn van voldoende vervoerfaciliteiten.
De opslag van het voor vervoer bestemde koetswerk moet duidelijk worden gescheiden van het andere koetswerk en voor het publiek ontoegankelijk worden gemaakt.
Vloeistoffen en andere materialen, alsook onderdelen afkomstig van afgedankte voertuigen worden afzonderlijk opgeslagen in containers, bakken en/of vaten die specifiek daarvoor worden bestemd en duidelijk herkenbaar zijn en die zodanig geconcipieerd zijn dat er zich geen lozings- of vervuilingsrisico kan voordoen; er dient steeds een toereikende hoeveelheid absorbeermiddel voor eventueel vrijgekomen vloeistoffen ter beschikking te zijn.
Vloeistoffen moeten in een centrale en overdekte opslagruimte worden opgeslagen, in daartoe voorziene, eenduidig en onuitwisbaar geïdentificeerde recipiënten, gescheiden.
Batterijen moeten in zuurbestendige en ondoorlaatbare containers worden bewaard.
Onderdelen moeten in een overdekte opslagplaats in rekken worden bewaard; de vloer van de opslagplaats moet verhard zijn in asfalt of beton.
Secundaire grondstoffen moeten in daartoe bestemde recipiënten uit vormvast materiaal worden opgeslagen op een verharde, toegankelijke plaats; zo deze gevaarlijke vloeistoffen bevatten, moeten ze worden opgeslagen in een ondoorlaatbare opvangbak die afwatering mogelijk maakt.
Art. 10.Vloeistoffen en materialen waarvan de verwerking of verwijdering aan een erkenning wordt onderworpen, mogen enkel aan daartoe erkende bedrijven worden afgegeven.
Indien er geen erkenning vereist is, dan worden de materialen mits een redelijke kostprijs geleverd aan bedrijven die uitgerust zijn met de beste beschikbare technologie.
De Minister kan bij besluit voormelde verwijdering aan welbepaalde regels onderwerpen.
Afval mag enkel worden afgegeven aan een bedrijf dat er door de bevoegde overheid van het grondgebied waar het bedrijf wordt geëxploiteerd, toe gemachtigd is dit afval te verwijderen.
Art. 11.De op het chassis en koetswerk voorkomende identificatienummers dienen helemaal te worden vernietigd zodat elk hergebruik van dit nummer uitgesloten wordt. Deze bepaling geldt eveneens voor de chassis die buiten het erkend centrum worden vermaald en dit alvorens ze over te brengen.
Art. 12.Het maximumaantal afgedankte voertuigen dat op de site mag worden opgeslagen wordt in de milieuvergunning aangegeven. De oppervlakte van de site is aangepast aan de verwerkingscapaciteit van het centrum.
De site voor de opslag en de verwerking wordt zodanig ingericht dat de vloeistoffen uit de verschillende aggregaten die aanwezig zijn in de afgedankte voertuigen niet de grond kunnen insijpelen. De ondergrond moet ondoorlaatbaar zijn om elke insijpeling te voorkomen en zonodig, zuurbestendig en voor minerale oliën ondoordringbaar; hij moet bovendien voortdurend onderhouden worden.
De site voor de opslag en de verwerking wordt voorzien van een lekdicht afwateringssysteem voor het oppervlakte- of reinigingswater dat aangesloten is op een oliewaterafscheider. Bij ontstentenis hiervan wordt het water afgevoerd naar specifiek aangepaste vloeistofdichte tanks waarvan de inhoud vóór elke lozing wordt behandeld.
De exploitant moet steeds zorg dragen voor de veiligheid en de reiniging van de site en de nabije omgeving.
De goede staat en de goede werking van het bedrijf moeten voortdurend worden verzekerd.
Het is verboden afgedankte voertuigen of gedeelten ervan te verbranden. HOOFDSTUK III. - Erkenning
Art. 13.Teneinde ertoe gemachtigd te zijn het in artikel 4, § 3, bedoelde vernietigingsattest af te geven, dient elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verwijderingscentrum voor afgedankte voertuigen exploiteert, voorafgaandelijk te worden erkend.
Om erkend te worden, dient de persoon de volgende documenten en inlichtingen te bezorgen : 1° indien het om een natuurlijke persoon gaat : a) de naam, voornaam en woonplaats van de aanvrager b) een nota, samen met de bewijsstukken, met beschrijving van de bevoegdheden, de diploma's, de beroepservaring en de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;c) de erkenning die eventueel is verleend door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland;2° indien het gaat om een rechtspersoon : a) zijn rechtsvorm, de naam van de firma of van de vennootschap, de zetel van de vennootschap en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;b) een afschrift van de bekendmaking van zijn statuten en van de laatste akte tot benoeming van de bestuurders, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de aanvraag tot bekendmaking van de statuten;c) de lijst van de namen van de bestuurders, de zaakvoerders of personen die voor de vennootschap verbintenissen kunnen aangaan, en de personen die de activiteit uitoefenen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend;d) een beschrijvende nota met voor elk van deze personen de bevoegdheden, de diploma's en de beroepservaring;e) de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;f) de erkenning die eventueel is verleend door de bevoegde overheden van een ander Gewest of in het buitenland. De persoon dient bovendien het in bijlage II bij dit besluit gevoegde document zoals vereist in te vullen.
Bovendien dient hij aan de volgende vereisten te voldoen : 1° natuurlijke persoon : a) de burgerlijke en politieke rechten bezitten;b) de laatste acht jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, geen effectieve strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor een inbreuk op de wetgeving op het vlak van milieuhygiëne in België noch, wanneer het een persoon betreft die niet van Belgische nationaliteit is, in de Staat waarvan hij of zij onderdaan is;2° rechtspersoon : a) opgericht zijn conform de Belgische vennootschapswetgeving of de overeenstemmende wetgeving van een andere EU-lidstaat, met maatschappelijke zetel binnen de Europese Unie;b) de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, dienen eveneens aan de in punt 1° van dit artikel gestelde vereisten te voldoen.De lijst van de verantwoordelijken dient samen met de erkenningsaanvraag te worden ingediend. Elke wijziging in die lijst dient terstond bij een ter post aangetekende brief aan het BIM, afdeling "Vergunningen" te worden betekend.
Art. 14.§ 1. De aanvrager dient het bewijs te leveren van zijn geldvermogen, meer bepaald het bewijs dat hij geen achterstallige schulden inzake BTW- of RSZ-bijdrage heeft. § 2. De aanvrager dient bij een financiële instelling een bankgarantie aan te leggen waarvan de hoogte door de erkenning uitreikende overheid wordt vastgesteld, in functie van een kostenraming van een ambtshalve verwijdering van de afgedankte voertuigen door het Gewestelijk Agentschap voor Netheid. Die kostenraming geschiedt op basis van de volgende parameters : de verwerkingscapaciteit van het betrokken centrum en de normale verwerkingskosten van de betrokken afgedankte voertuigen. De berekeningswijze van de bankgarantie wordt bij besluit door de minister vastgelegd. Voor zover het centrum de vereiste kwaliteitswaarborg vervult, met name via het 14001 attest van de ISO-norm, kan de overheid de hoogte van de bankgarantie verlagen. § 3. De exploitant moet een verzekeringscontract afsluiten ter dekking van milieu- en andere schade die kan voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten of ingevolge product-aansprakelijkheid.
In dit verzekeringscontract staan de volgende twee voorwaarden gesteld : 1° de schorsing of opzegging van het contract heeft pas uitwerking na het verstrijken van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de schorsing of de opzegging aan de Minister van Leefmilieu en het BIM wordt betekend;2° er mag jegens benadeelde derden geen nietigheid, uitzondering of verval worden ingeroepen.
Art. 15.De aanvrager dient voor zijn inrichtingen over een geldige milieuvergunning te beschikken.
De aanvrager dient in het bezit te zijn van een overeenkomst met een erkende verwijderaar van gevaarlijk afval.
De aanvrager dient in voorkomend geval bij zijn aanvraag een voor eensluidend verklaard afschrift van de in artikel 3 bedoelde overeenkomst te voegen.
Art. 16.Elk verwijderingscentrum voor afgedankte voertuigen heeft een voltijds technische verantwoordelijke in dienst die bekwaam is om de technische en milieugebonden activiteiten van het centrum te beheren.
Dit centrum beschikt over personeel dat het opslaan en doorgeven van gegevens per computer kan beheren.
Het centrum beschikt over vakkundig en goed ingelicht technisch personeel dat bekwaam is om voertuigen in milieuvriendelijke omstandigheden te depollueren en te demonteren.
Art. 17.De schorsing of opzegging van de in artikel 3 bedoelde overeenkomst heeft de schorsing van de erkenning voor gevolg. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen ten laste van de erkende exploitant
Art. 18.§ 1. De Minister kan aanvullende verplichtingen opleggen die betrekking hebben op het doorgeven van gegevens door de erkende exploitant van het verwijderingscentrum en op de middelen die nodig zijn om voormelde gegevens in te zamelen, te beheren en door te geven. § 2. De erkende exploitant dient ervoor te zorgen dat de materialenstroom efficiënt wordt beheerd en dat de administratie van het centrum zodanig wordt bijgehouden dat het te alle tijde mogelijk is met gemak een bijgewerkte lijst van de in ontvangst genomen afgedankte voertuigen te verschaffen alsook van de geproduceerde, afgevoerde of op de exploitatieplaats aanwezige onderdelen en materialen.
De volgende gegevens i.v.m. de inkomende en uitgaande materialenstromen, waarvan het gewicht wordt uitgedrukt in kg, dienen om de drie maanden beschikbaar te zijn : 1° overzicht aangevoerde afgedankte voertuigen (aantal, totaal gewicht per categorie M1 of N1, lijsten van de chassisnummers);2° overzicht afgevoerde afgedankte voertuigen (aantal, totaal gewicht per categorie M1 of N1, lijsten van de chassisnummers);3° overzicht afgevoerde materialen, volgens hun totaalgewicht per bestemming : hergebruik of recyclage, verwerking in een vergunde inrichting met energieterugwinning, verbranding in een hiertoe vergunde inrichting of storten. § 3. Op verzoek van een coördinatieorgaan dat door de exploitanten of hun representatieve beroepsorganisaties mag worden opgericht, verstrekt de erkende exploitant de inlichtingen die nodig zijn om de afgedankte voertuigen op te volgen, met name het statuut van elk voertuig in verhouding tot het Officieel Belgisch repertorium van inschrijving van voertuigen en aanhangwagens.
De gegevens worden ter beschikking gesteld via een geüniformiseerd, computergestuurd datacommunicatiesysteem dat verbonden is met de centrale databank van het in het vorig lid bedoelde coördinatieorgaan, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. § 4. De erkende exploitant verstrekt het BIM computergestuurde inlichtingen krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 januari 1997 betreffende het afvalregister. Het BIM kan de wijze van gegevensverstrekking nader bepalen. § 5. Op verzoek van het BIM dient de exploitant onmiddellijk de persoonlijke gegevens in verband met de aanvaarde en geweigerde voertuigen te verstrekken teneinde het opsporen of vervolgen van inbreuken te vergemakkelijken. § 6. De briefwisseling van het centrum alsook de vernietigingsattesten dienen te worden ondertekend door een verantwoordelijke die het verwijderingscentrum kan verbinden.
Art. 19.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 2, is de erkende exploitant verplicht alle ingeleverde afgedankte voertuigen die de in § 2 gestelde voorwaarden vervullen, gratis te aanvaarden. § 2. Een afgedankt voertuig wordt zonder onkosten voor de houder en/of de eigenaar van het voertuig in ontvangst genomen voor zover er aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan : 1° het afgedankte voertuig bevat onderdelen die van wezenlijk belang zijn voor zijn werking, met name de motor en het koetswerk;2° het afgedankte voertuig bevat geen afvalstoffen die niet eigen zijn aan het afgedankte voertuig;3° het afgedankte voertuig is minstens sedert zes maanden in België ingeschreven;4° het afgedankte voertuig wordt ingeleverd samen met het inschrijvingsattest, het gelijkvormigheidsattest, de identificatieplaat en desgevallend, het laatste attest vanwege de technische controledienst;5° het afgedankte voertuig moet worden ingeleverd op de plaatsen die aangeduid zijn door de kleinhandelaar, de producent of de invoerder. Het netwerk van inleveringspunten is voldoende uitgebreid en geografisch oordeelkundig verdeeld.
Art. 20.De verwijderingscentra worden jaarlijks door een onafhankelijke keuringsinstelling gecontroleerd. De controle heeft betrekking op de naleving van de toepasselijke dwangbepalingen en voorwaarden van de milieuvergunning.
De erkende exploitant verstrekt het BIM elk jaar bij een ter post aangetekende zending een afschrift van het controleverslag dat door een onafhankelijke keuringsinstelling werd uitgevoerd.
Art. 21.Wanneer de erkende exploitant de elementen die krachtens dit besluit of de in het erkenningsbesluit gestelde voorwaarden wijzigt, dient hij dit onverwijld aan het BIM mede te delen.
Art. 22.§ 1. De vrijwillige stopzetting van de bedrijfsactiviteit van een verwijderingscentrum dient drie maanden vooraf aan het BIM te worden gemeld. § 2. Bij stopzetting van de bedrijfsactiviteit laat de exploitant op eigen kosten een bodemonderzoek uitvoeren om na te gaan of bodemsanering zich opdringt.
De inhoud en de uitvoeringswijze van dit bodemonderzoek kunnen bij Regeringsbesluit worden vastgesteld. Bij het uitblijven van enig besluit zal het BIM de inhoud en de uitvoeringswijze van dit onderzoek geval per geval vaststellen.
De normen voor het opleggen van een bodemonderzoek worden bij Regeringsbesluit vastgesteld. Bij het uitblijven van enig besluit zal het BIM de normen voor dit gedetailleerde bodemonderzoek geval per geval vaststellen.
Dit onderzoek wordt door een erkend adviesbureau inzake bodemverontreiniging uitgevoerd. Het onderzoek bepaalt de mate waarin de menselijke gezondheid en het leefmilieu in de huidige omstandigheden een risico oplopen. Het onderzoek dient eveneens in te schatten in welke mate er al dan niet dringend moet worden gesaneerd alsook of er bewaringsmaatregelen moeten worden genomen.
Ingeval er geen adviesbureau inzake bodemverontreiniging wordt erkend, dient dat onderzoek door een adviesbureau te worden uitgevoerd dat erkend is krachtens artikel 67, § 3, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 1999 tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor tankstations. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 23.§ 1. In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, wordt de volgende rubriek toegevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 mei 1999 tot verplichting van het inwinnen van het advies van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor sommige ingedeelde inrichtingen, wordt de volgende rubriek toegevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 24.Met de bepalingen van dit besluit betreffende de verwijdering van de afgedankte voertuigen worden de bepalingen vervangen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 19 september 1991 tot regeling van de verwijdering van de gevaarlijke afvalstoffen, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 september 1999.
Art. 25.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 september 2001.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE I A VERWIJDERINGSHANDELINGEN Nota : Deze bijlage heeft tot doel een overzicht te geven van de verwijderingshandelingen zoals ze in de praktijk worden verwezenlijkt.
Overeenkomstig artikel 4 dienen de afvalstoffen te worden verwijderd zonder de menselijke gezondheid te schaden en zonder handelingen of methodes aan te wenden die het milieu zouden kunnen aantasten.
D 1 Het op of in de bodem brengen van afvalstoffen (bijvoorbeeld storten, enz,) D 2 Behandeling op of in de bodem (bijvoorbeeld biologische afbraak van vloeibare afvalstoffen of slib in de bodem, enz.) D 3 Injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van oppompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels, natuurlijke geologische barsten, enz.) D 4 Opslag in waterbekkens (bijvoorbeeld lozing van vloeibare stoffen of slib in putten, vijvers of bekkens, enz.) D 5 Bijzonder aangelegde stortplaats (bijvoorbeeld het plaatsen in afzonderlijke ondoorlaatbare en afgedekte cellen die van elkaar en de omgeving zijn afgescheiden, enz.) D 6 Lozing van vaste afvalstoffen in een watermassa, behalve in de zee.
D 7 Lozing in de zee, met inbegrip van ingraving in de zeebodem.
D 8 Biologische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omgeschreven, die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van deze bijlage genoemde methoden.
D 9 Fysisch-chemische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omgeschreven, en die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van de in deze bijlage opgesomde methoden. (bijvoorbeeld verdamping, uitdroging, verbranding, enz.).
D 10 Verbranding op het land.
D 11 Verbranding op zee D 12 Permanente opslag (bijvoorbeeld plaatsing van containers in een mijn, enz.).
D 13 Hergroepering vóór het uivoeren van één van de handelingen uit deze bijlage.
D 14 Herverpakking vóór het uitvoeren van één van de handelingen uit deze bijlage.
D 15 Opslag vóór het uitvoeren van één van de handelingen uit deze bijlage, met uitzondering van tijdelijke opslag op de productieplaats vóór de inzameling.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE I B HANDELINGEN WAARDOOR NUTTIGE TOEPASSING MOGELIJK WORDT Nota : Deze bijlage heeft tot doel een overzicht te geven van de verwijderingshandelingen zoals ze in de praktijk worden verwezenlijkt.
Overeenkomstig artikel 4 dienen de afvalstoffen te worden verwijderd zonder de menselijke gezondheid te schaden en zonder handelingen of methodes aan te wenden die het milieu zouden kunnen aantasten.
R 1 Terugwinning of regeneratie van oplosmiddelen R 2 Recycling of terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt.
R 3 Recycling of terugwinning van metalen en metaalverbindingen.
R 4 Recycling of terugwinning van andere anorganische materialen.
R 5 Regeneratie van zuren of basen.
R 6 Nuttige toepassing van bestanddelen die worden gebruikt voor het opvangen van solventen.
R 7 Nuttige toepassing van bestanddelen uit katalysatoren.
R 8 Regeneratie of andere vormen van hergebruik van olie R 9 Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking.
R 10 Verspreiding over de grond ten behoeve van de landbouw of het milieu, met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologische afgezette stoffen, behoudens in geval van afvalstoffen die krachtens artikel 2, paragraaf 1, punt b), letter iii zijn uitgesloten.
R 11 Gebruik van afvalstoffen die via een van de onder R 1 tot en met R 10 genoemde handelingen zijn verkregen.
R 12 Ruiling van afvalstoffen om een van de onder R 1 tot en met R 11 genoemde handelingen te kunnen toepassen.
R 13 Opslag van materiaal om een van de handelingen uit deze bijlage te kunnen toepassen, met uitzondering van tijdelijke opslag op de productieplaats vóór de inzameling.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
BIJLAGE II INHOUD VAN DE ERKENNINGSAANVRAAG Kader I.Persoonsgegevens van de aanvrager 1.Indien het om een natuurlijke persoon gaat Naam, voornaam : . . . . .
Woonplaats : . . . . .
Telnr. : . . . . . Faxnr. : . . . . .
E-mail : . . . . .
Dagen en uren waarop de contactpersoon het best bereikbaar is : . . . . .
Jaarlijkse verlofperiode : . . . . . 2.Indien het om een rechtspersoon gaat Ondertekenaar van de aanvraag Naam, voornaam : . . . . .
Functie : . . . . .
Naam van de vennootschap en rechtsvorm van de rechtspersoon : Adres van de maatschappelijke zetel : . . . . .
Jaarlijkse verlofperiode : . . . . .
Kader IILijst van de personen die het verwijderingscentrum kunnen verbinden Naam, voornaam, geboortedatum : . . . . .
Bijlagen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de exploitanten van verwijderingscentra voor afgedankte voertuigen die ertoe gemachtigd zijn een vernietigingsattest af te geven en betreffende de exploitatievoorwaarden van die centra.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN