Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 september 1999
gepubliceerd op 14 oktober 1999

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 19 september 1991 van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest houdende regeling van de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031404
pub.
14/10/1999
prom.
16/09/1999
ELI
eli/besluit/1999/09/16/1999031404/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 SEPTEMBER 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 19 september 1991 van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest houdende regeling van de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op de artikelen 10, 70, 71 en 73;

Gelet op het besluit van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 19 september 1991 houdende regeling van de verwijdering van afvalstoffen;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 4 maart 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 mei 1999 en overgezonden op 29 juli 1999;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 2, § 2, van het besluit van de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 19 september 1991 houdende regeling van de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Dit besluit is van toepassing op de gevaarlijke afvalstoffen zoals omschreven in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1996 tot vaststelling van een indicatieve lijst van gevaarlijke afvalstoffen, met uitsluiting van : 1° afvaloliën;2° polychloorbifenielen en polychloorterfenielen;3° afvalstoffen die afkomstig zijn van titaandioxideverwerkende bedrijven;4° vuilnis of huishoudelijke afvalstoffen.»

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 6.

De aanvraagdossiers voor een milieuattest of een milieuvergunning betreffende verwijderingsinrichtingen voor gevaarlijke afvalstoffen, welke overeenkomstig de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen zijn ingediend, moeten met name de stukken bevatten waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende technische en financiële middelen beschikt om gevaarlijke afvalstoffen te verwerken zonder het leefmilieu of de menselijke gezondheid te schaden. »

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 7.

Het milieuattest of de milieuvergunning bepaalt : 1° de aard van en de hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen die verwerkt mogen worden;2° de technische voorschriften met betrekking tot de verwerkingsmethodes, vooral die met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde vermengingen;3° de maatregelen die moeten worden genomen om de menselijke gezondheid en het leefmilieu te vrijwaren;4° de veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen om alle risico's tot een minimum te beperken.»

Art. 4.Artikel 11, § 1, 1°, c, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst: « c) niet veroordeeld zijn voor het overtreden van de bepalingen van de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, van de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, van hun uitvoeringsbesluiten of van onverschillig welke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lidstaat van de Europese Unie; »

Art. 5.Artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling: « § 2. Naast de stukken vereist door artikel 71, § 1, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, worden de volgende stukken bij de aanvraag gevoegd : 1° wanneer het om een natuurlijke persoon gaat : a) een getuigschrift van goed zedelijk gedrag of bij gebreke daaraan, elk bewijsstuk dat genoemd getuigschrift vervangt;b) de specificatie van de gevaarlijke afvalstoffen die verwijderd zullen worden op grond van de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1996 tot vaststelling van een indicatieve lijst van gevaarlijke afvalstoffen;c) de inrichting(en) waar de opgehaalde gevaarlijke afvalstoffen worden overgebracht;d) een nota met alle geplande maatregelen om het leefmilieu en de menselijke gezondheid te vrijwaren;e) een nota over de financiële waarborgen waarover de aanvrager beschikt om de verwijdering te kunnen uitvoeren;f) de formele verbintenis om het verzekeringscontract bedoeld in artikel 11, 1°, e) af te sluiten; g) een afschrift van het betalingsbewijs van het dossierrecht van 5.000 frank dat krachtens artikel 100, § 1, 5° van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen betaald moet worden op rekeningnummer GKB 091-2310961-62 van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met de vermelding « verwijderaar van gevaarlijke afvalstoffen ». 2° Wanneer het om een in de vorm van een vennootschap opgerichte rechtspersoon gaat : a) een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de bestuurders, beheerders en personen die de vennootschap kunnen verbinden, of bij gebreke daaraan, van elk bewijsstuk dat genoemd getuigschrift vervangt;b) de aanduidingen en stukken die sub 1° b) tot g) van dit artikel vermeld staan;c) alle stukken waaruit blijkt dat de in artikel 11, 2°, a) en b) gestelde voorwaarden vervuld zijn. De Minister kan aanvullende stukken eisen waaruit blijkt dat de aanvrager over voldoende technische middelen en financiële waarborgen beschikt. »

Art. 6.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling: «

Art. 13.Zodra het ontvangbewijs overeenkomstig artikel 71, § 3, 1° van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen ter kennis is gebracht van de aanvrager, wint de technisch ambtenaar het advies in van het Bestuur Uitrusting en Vervoer voor wat met vervoer en verkeer te maken heeft.

De commissie kan de aanvrager oproepen en horen. Ze brengt advies uit binnen zestig dagen nadat de aanvraag bij haar aanhangig werd gemaakt.

Bij het uitblijven van een advies binnen deze termijn mag er aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan. »

Art. 7.In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « bij een met redenen omklede beslissing (.....) binnen een maand na de ontvangst van het advies van de commissie » vervangen door « overeenkomstig artikel 73 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen. » Het tweede lid van hetzelfde artikel wordt opgeheven.

Art. 8.De artikelen 16 en 18 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 9.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 september 1999.

Minister-Voorzitter J. SIMONET Minister van Leefmilieu D. GOSUIN

^