Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 1999
gepubliceerd op 02 september 1999

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031376
pub.
02/09/1999
prom.
19/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/19/1999031376/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatstructuur, inzonderheid op de artikelen 36 en 38;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het nodig is de werking van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering onverwijld te verzekeren, Besluit : AFDELING 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Elk lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en elk gewestelijke Staatssecretaris beschikt over een kabinet.

AFDELING 2. - Bevoegdheden en samenstelling

Art. 2.De bevoegdheden van elk kabinet betreffen : de aangelegenheden die het algemeen beleid van de Regering of de werkzaamheden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad kunnen beïnvloeden; de opzoekingen en de studies van aard het persoonlijk werk van het lid van de Regering te vergemakkelijken; het voorleggen van de dossiers van de administratie, eventueel het secretariaat van de Regering, het in ontvangst nemen en het openen van zijn persoonlijke briefwisseling, zijn privé-correspondentie, de verzoeken tot audiëntie, het persoverzicht.

Art. 3.De aanwerving van de leden en personeelsleden van elk kabinet mag slechts gebeuren voor zover het betrokken kabinet over voldoende kredieten beschikt om deze aanwervingen voor zijn rekening te nemen.

Art. 4.§ 1er. Elk kabinet, mag niet meer dan elf leden omvatten, verdeeld als volgt : een kabinetschef; een adjunct-kabinetschef; vier kabinetsadviseurs of opdrachthouders; vijf kabinetsattachés waarvan, eventueel, een kabinetssecretaris en een privé-secretaris. § 2. Voor het algemeen beleid en voor opdrachten verbonden aan de uitoefening van het voorzitterschap kan de Minister-Voorzitter aan zijn kabinet de volgende leden toevoegen : een adjunct-kabinetschef; een kabinetsadviseur of opdrachthouder; twee kabinetsattachés waarvan, eventueel, een kabinetssecretaris en een privé-secretaris. § 3. De Minister-Voorzitter en het lid van de andere taalgroep van de GewestRegering die de bij artikel 31, § 1, van de wet van 9 augustus 1980, gewijzigd bij de wet van 16 juni 1989, voorziene bevoegdheden uitoefenen, kunnen aan hun kabinet twee bijkomende leden toevoegen, namelijk een adviseur en een attaché.

Art. 5.§ 1. Voor de uitvoeringstaken mag het kabinet niet meer dan vijfendertig personeelsleden omvatten, de bodes, de chauffeurs, de telefonisten en de werklieden inbegrepen. § 2. Het kabinet van de Minister-Voorzitter mag daarenboven acht bijkomende personeelsleden omvatten voor de uitvoeringstaken in verband met het algemeen beleid en de aan de uitoefening van het voorzitterschap verbonden opdrachten. § 3. In de bij artikel 4, § 3, bedoelde gevallen kan een lid van de Regering daarenboven aan zijn kabinet drie voltijdse personeelsleden en een halftijds personeelslid toevoegen voor de uitvoeringstaken. § 4. Wanneer het onderhoud van de lokalen niet toevertrouwd is aan een privé-firma mag het onderhoudspersoneel worden aangeworven als contractueel personeel of als personeel met verlof van openbare diensten voor een opdracht van algemeen belang ten laste van de algemene diensten van de administratie en ter beschikking van de Regering gesteld. Deze schikking wordt getroffen met het akkoord van de Minister-Voorzitter en van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort. Aan de betrokken contractuelen wordt een wedde toegekend van 545 666 frank tot 688 378 frank tegen 100 % verhoogd met de werkelijke jaren anciënniteit van de betrokkenen. Hun aantal wordt voor de Minister-Voorzitter op zeven en voor de ministers en Staatssecretarissen op vijf vastgesteld. De ministers of Staatssecretarissen wier kabinetten gevestigd zijn in de Regentlaan 21-23, mogen bovendien onder dezelfde voorwaarden een contractueel personeelslid aanwerven bestemd voor het onthaal op het gelijkvloers van dit gebouw. § 5. Het « Informaticacentrum voor het Brussels Gewest » stelt het materiaal met betrekking tot informatica, televerbindingen en fotokopies ter beschikking van de Regering. Het verzekert er het onderhoud van. § 6. De algemene diensten van de administratie stellen als contractuelen of als personeel met verlof van openbare diensten voor een opdracht van algemeen belang tolken, vertalers, documentalisten of informatici ter beschikking van de Regering die nodig zijn voor haar werking en voor het overmaken van de stukken in de beide landstalen en voor de kennisgeving, de behandeling, de administratieve opvolging en het archiveren van de beraadslagingen van de Regering. Hun aantal wordt voor de Minister-Voorzitter op vijf en voor de Ministers en Staatssecretarissen op drie vastgesteld. Aan de als vertalers documentalisten of informatici aangeworven personen wordt een wedde toegekend van 850 000 frank tot 1 351 998 frank tegen 100 % verhoogd met de werkelijke jaren anciënniteit van de betrokkenen.

Aan de als tolken aangeworven personen wordt een wedde toegekend van 1 137 374 frank tot 1 742 693 frank tegen 100 % verhoogd met de werkelijke anciënniteitsjaren van de betrokkenen. Naargelang van de behoeften kan de Regering evenwel een beroep doen op een privé- firma om van de diensten van tolken of informatici gebruik te maken. In dat geval vermeldt het diensthuur contract de prijs van de uurprestaties ten laste van de algemene diensten van de administratie.

Deze schikking wordt getroffen met het akkoord van de Minister-Voorzitter en van de ministers tot wiens bevoegdheid de begroting en de ambtenarenzaken behoren. § 7. De personeelsleden die behoren tot de diensten van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tot paragewestelijke instellingen van categorie A en B alsmede tot gewestelijke publiekrechtelijke maatschappijen waarvoor werkingstoelagen door het Gewest toegekend worden, kunnen, op verzoek van de leden van de Regering en van de Staatssecretarissen, naar hun kabinet gedetacheerd worden.

De bezoldiging van bedoelde personeelsleden blijft ten laste van de begroting van de administratieve overheid die de detachering toestaat.

Wanneer een personeelslid van een paragewestelijke instelling of van een gewestelijke publiekrechtelijke maatschappij, zoals hoger bedoeld, op het ogenblik van zijn detachering naar het kabinet van een lid van de Regering of van een Staatssecretaris, ter beschikking van de diensten van het Ministerie, blijft de bezoldiging van bedoeld personeelslid geboekt op de begroting van het Ministerie. § 8. Wanneer de door de leden van de Regering bezette gebouwen geen eigendom zijn van het Gewest, stellen de algemene diensten van de administratie de voor de werking noodzakelijke gebouwen ter beschikking van de Regering.

Deze beslissing wordt door de Regering getroffen op voorstel van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting en de openbare werken behoren.

Art. 6.Mogen geen deel uitmaken van het personeel bedoeld bij artikel 5, § 1 tot § 4, van dit besluit, de Rijksambtenaren, de ambtenaren van een Gemeenschap of van een Gewest die tot niveau A of gelijkwaardig behoren, met uitzondering van rang A1 of gelijkwaardig. Deze maatregel is toepasselijk binnen dezelfde perken op de titularissen van gelijkwaardige graden die tot de andere openbare diensten, de instellingen van openbaar nut of de gesubsidieerde onderwijsinstellingen behoren.

Art. 7.De personeelsleden van de openbare diensten, van de instellingen van openbaar nut of van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die in een kabinet worden opgenomen, mogen hun functie niet verder blijven uitoefenen, noch er de bevoegdheden van waarnemen. Ze komen evenwel in aanmerking voor bevordering in hun bestuur en nemen hun functie weer op bij het einde van hun opdracht.

AFDELING 3. - Benoemingen en werking

Art. 8.De leden en personeelsleden van het kabinet worden benoemd door het betrokken lid van de Regering of door de betrokken Staatssecretaris.

De ministeriële besluiten houdende benoeming van de leden en personeelsleden van het kabinet van de gewestelijke Staatssecretarissen worden ter ondertekening voorgelegd aan de betrokken staatssecretaris en aan de minister of de ministers waaraan hij toegevoegd is.

Art. 9.§ 1. De kabinetschef deelt de onderrichtingen en de dienstorders van het lid van de Regering of van de Staatssecretaris langs hiërarchische weg mede. In dringende gevallen kan hij van deze regel afwijken mits er onverwijld kennis van te geven aan de leidende ambtenaar van de betrokken administratie, openbare dienst of instelling van openbaar nut. § 2. De andere leden en personeelsleden van het kabinet mogen slechts handelen met de administratie, de dienst of de betrokken instelling van openbaar nut langs de kabinetschef om of met zijn toestemming.

AFDELING 4. - Bezoldigingen, toelagen en vergoedingen

Art. 10.§ 1. Aan de leden van de kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de ministeries van de federale Staat, van de Gemeenschappen en van de Gewesten of van de diensten van de brusselse instellingen wordt een kabinetstoelage toegekend als wedde en vastgesteld in de hiernavolgende schalen toepasselijk op het personeel van de ministeries : kabinetschef : schaal A500.

Adjunct-kabinetschef : schaal A310. kabinetsadviseur of opdrachthouder : schaal A300. kabinetssecretaris, kabinetsattaché en privé-secretaris van de minister : schaal A102. § 2. De personeelsleden van de kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de federale Staat, van de Gemeenschappen en de Gewesten, van de diensten van de Brusselse instellingen en die met de uitvoeringstaken belast zijn alsmede het vak- en dienstpersoneel genieten van een kabinetstoelage geldend als wedde en vastgesteld binnen de perken van de minimumwedde en de maximumwedde van de in organiek stelsel aan de graad van de ministeries die met de uitgeoefende functie overeenstemt verbonden schaal, eventueel verhoogd met een bijkomende toelage die niet meer dan BF 96 089 mag bedragen.

De eventueel in overgangsstelsel voor het personeel van de ministeries voorziene bijzondere schaal mag niet worden toegepast.

Art. 11.De leden en personeelsleden van de kabinetten ontvangen kinderbijslag, geboortepremie, haard- of standplaats toelage, vakantiegeld, gezinsvakantiegeld, eindejaarspremie en alle andere vergoedingen volgens het bedrag en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de ministeries.

Art. 12.§ 1. Met het oog op de toekenning van de vergoedingen voor verblijfs- en verplaatsingskosten geschiedt de assimilatie van de leden en personeelsleden van de kabinetten met de graden van de administratieve hiërarchie als volgt : de kabinetschef : met de ambtenaren van de rangen A4 tot A7; de adjunct-kabinetschef, de kabinetsadviseurs en de opdrachthouders : met de ambtenaren van rang A3; de kabinetssecretaris, de privé-secretaris en de kabinetsattachés : met de ambtenaren van rang A1; het personeel belast met uitvoeringstaken en het vak- en dienstpersoneel : met het personeel van de ministeries die overeenstemmende functies uitoefenen.

Deze assimilatie mag niet tot gevolg hebben dat de leden en personeelsleden van de kabinetten die tot het personeel van de ministeries behoren zouden ondergebracht worden in een lagere categorie van die welke met hun graad overeenstemt. § 2. De leden van het personeel van de ministeries van de federale Staat, van de ministeries van een Gemeenschap of van een Gewest die van een kabinet deel uitmaken en die hun woonplaats buiten het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest hebben, kunnen, ten laste van het Gewest van een abonnement genieten op het gemeenschappelijk vervoer voor het traject van hun woonplaats naar de plaats waar het kabinet gevestigd is.

Het abonnement is maandelijks en wordt van maand tot maand verlengd.

In voorkomend geval wordt de klasse van het abonnement bepaald door de graad die het personeelslid in zijn oorspronkelijke administratie bezit, overeenkomstig het koninlijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. § 3. De kabinetschef is ertoe gemachtigd zijn persoonlijk voertuig te gebruiken voor zijn dienstverplaatsingen, overeenkomstig de voorwaarden voorzien voor de secretarissen-generaal bij artikel 16 van het bovenvermelde koninklijk besluit.

De andere leden en personeelsleden van de kabinetten kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken overeenkomstig de bij hetzelfde koninklijk besluit voorziene voorwaarden voor de ambtenaren waarmee ze bij dit artikel worden geassimileerd. Zij moeten geen ritboekje bijhouden.

Met uitzondering van de kabinetschef mag het totaal van het toegelaten gebruik van een persoonlijk voertuig niet meer bedragen dan 30 000 km per jaar en per kabinet en 6 000 km per jaar en per begunstigde.

Art. 13.Een stelsel gelijk aan dit voorzien bij artikel 12, § 2, kan worden toegepast op de leden en personeelsleden van de kabinetten die, zonder deel uit te maken van het personeel van de ministeries van de federale Staat, van een Gemeenschap of van een Gewest, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere openbare dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling.

Art. 14.Aan de leden en aan de personeelsleden van de kabinetten mag een kabinetstoelage toegekend worden die de volgende jaarbedragen niet mag overschrijden : Kabinetschef : 343 175 frank.

Adjunct-kabinetschef : 260 813 frank.

Kabinetsadviseur : 233 359 frank.

Kabinetssecretaris : 178 451 frank.

Kabinetsattaché en privé-secretaris van de minister : 137 270 frank.

Uitvoerend personeel en vak- en dienstpersoneel : 96 089 frank.

Art. 15.§ 1. De geldelijke toestand van de leden en personeelsleden van het kabinet die, zonder deel uit te maken van het personeel van de ministeries van de federale Staat, van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Diensten van de Brusselse instellingen, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere openbare dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling wordt geregeld als volgt : 1° wanneer de werkgever en in toestemt de wedde verder te blijven uitbetalen, bekomt de betrokkene de bij artikel 14 voorziene kabinetstoelage.Het Gewest betaalt eventueel aan de dienst van herkomst de wedde terug van het lid of personeelslid van het kabinet, eventueel verhoogd met de werkgeversbijdragen; de ten laste te nemen wedde mag evenwel niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de weddeschaal voorzien voor de bij artikel 10 overeenstemmende graad; 2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de wedde schorst, bekomt de betrokkene de bij artikel 10 voorziene kabinetstoelage die als wedde geldt.Deze toelage mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de wedde verhoogd met de toelage die de betrokkene zou ontvangen indien de bepalingen van 1° op hem van toepassing zouden zijn. § 2. De terugbetaling van de bezoldiging van de leden van het personeel van de Ministeries, van de Gewesten en van de Gemeenschappen die gedetacheerd zijn bij het kabinet van een lid van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van een gewestelijk staatssecretaris geschiedt overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de betrokken federale, gewestelijke of gemeenschapsregering.

Art. 16.§ 1. Het lid van de Regering of de staatssecretaris kan, mits het akkoord van de minister waar hij aan toegevoegd is en volgens de hierna volgende voorwaarden, een vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben vervuld in een kabinet en die geen vervangingsinkomen of rustpensioen hebben. Een overlegingspensioen of bestaansminimum toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt niet beschouwd als een vervangingsinkomen. § 2. Deze forfaitaire toelage omvat : een maand kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; twee maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar; drie maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden; vier maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; vijf maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van minstens twee jaar. § 3. De vertrektoelage wordt in schijven van een maand uitbetaald. De begunstigde moet iedere maand een verklaring onder ede indienen, die vaststelt dat hij gedurende de betrokken periode hetzij geen enkele beroepsactiviteit uitgeoefend heeft, hetzij de voorwaarden voorzien in § 4 vervult. Hij dient iedere wijziging in zijn toestand te melden, op straffe geen aanspraak meer te kunnen maken op de bedoelde toelage. § 4. In afwijking van § 1, kan het lid van de Regering of de staatssecretaris, mits het akkoord van de minister waaraan hij toegevoegd is een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben vervuld in hun kabinet en die hetzij uitsluitend één of meerdere gedeeltelijke functies bekleden in een openbare dienst of in een gesubsidieerde onderwijsinstelling of die ten laste van de Schatkist één of meerdere rustpensioenen ontvangen die betrekking hebben op één of meerdere onvolledige loopbanen, hetzij werkloosheidsuitkeringen ontvangen. In dat geval wordt de vertrektoelage vastgesteld overeenkomstig § 2 en verminderd, naargelang het geval, met het totaal bedrag dat aan de betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode, hetzij als betaling voor onvolledige functies, hetzij als rustpensioen of werkloosheidstoelage. § 5. De toelagen en vergoedingen voorzien in artikelen 14 en 17 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de vertrektoelage.

Er is geen vertrektoelage verschuldigd aan personen die vrijwillig hun functies stopzetten.

Art. 17.Aan de autobestuurders van de kabinetten worden toegekend : 1° een forfaitaire maandelijkse toelage van 10 981 frank;2° een forfaitaire vergoeding met een maximumbedrag van 99 970 frank per jaar. De forfaitaire maandelijkse toelage wordt gebracht op 19 217 frank voor de persoonlijke chauffeur van het lid van de Regering of van de Staatssecretarissen. Het bijkomend bedrag van 8 236 frank dekt de buitengewone bijkomende prestaties waartoe de verplaatsingen van het lid van de Regering of van de Staatssecretaris aanleiding geven. Deze laatsten kunnen naargelang van de geleverde prestaties de toekenning van dit bijkomend bedrag wijzigen en het verdelen tussen de chauffeurs van het kabinet.

Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties, het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen van verblijfkosten van de personeelsleden van de ministeries alsmede de bijkomende toelage en de kabinetstoelage voorzien bij de artikelen 10 en 14 van dit besluit zijn er niet van toepassing op.

Art. 18.§ 1. De vergoedingen en toelagen voorzien bij de artikelen 10, 11, 14 en 17 worden maandelijks na verloop van de termijn uitbetaald. De vergoeding of de toelage van de maand is gelijk aan 1/12e van het jaarbedrag. Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten uitbetaald overeenkomstig de regels voorzien in het geldelijk statuut van het personeel van de ministeries. § 2. De vergoedingn en toelagen voorzien bij de artikelen 10, 11, 14 en 17 zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 tot regeling van een stelsel van binding aan het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen; derhalve geldt het indexcijfer 138,01.

AFDELING 5. - Allerhande bepalingen

Art. 19.Een kabinetschef kan er bij besluit van de Regering ertoe gemachtigd worden de eretitel van zijn functie te dragen op voorwaarde dat hij deze gedurende ten minste twee jaar heeft uitgeoefend.

Art. 20.Op voorlegging van een schuldvorderingsverklaring goedgekeurd door het betrokken lid van de Regering of de betrokken Staatssecretaris kunnen de kabinetschef, de adjunct-kabinetschef, de kabinetssecretaris, de privé-secretaris, de chauffeur van het lid van de Regering of van de Staatssecretaris en de chauffeur van de kabinetschef terugbetaling bekomen van de abonnements- en gesprekskosten van hun privé-telefoon.

Ingeval het telefoonabonnement werd genomen in uitvoering van de beslissing van het betrokken lid van de Regering of van de betrokken Staatssecretaris, kunnen de in vorig lid bedoelde personen eveneens de terugbetaling van de aansluiting van de in hun woning opgestelde telefoon ontvangen.

Bij uitdrukkelijke beslissing van het lid van de Regering of van de Staatssecretaris kunnen de werkingskosten voor de telecommunicatiemiddelen die ter beschikking van het personeel gesteld worden, eveneens door het kabinet gedragen worden.

Art. 21.Er mag principieel niet worden afgeweken van de bepalingen van dit besluit tenzij met het akkoord van de Regering. Indien een afwijking een verhoging vereist van de voor het kabinet van een minister of van een Staatssecretaris bestemde kredieten is de voorafgaandelijke toestemming van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort eveneens vereist.

Art. 22.Het besluit van 5 juli 1995 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de gewestelijke Staatssecretarissen, wordt opgeheven.

Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 juli 1999.

Brussel, 19 juli 1999.

J. SIMONET Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek J. CHABERT Minister van de Brusselse Hoofdstelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp E. TOMAS Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting D. GOSUIN Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid A. NEYTS-UYTTEBROECK Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen.

^