Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 1999
gepubliceerd op 09 maart 1999

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031066
pub.
09/03/1999
prom.
21/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/21/1999031066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JANUARI 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende invoering van een verlaagd tarief van successierechten in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 2 waarbij een artikel 60bis is ingevoegd in het Wetboek der Successierechten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 januari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen voor de uitvoering van bovenbedoelde ordonnantie zo spoedig mogelijk moeten worden aangenomen en bekendgemaakt opdat de begunstigden die in aanmerking komen voor het verlaagd tarief in geval van ondernemingsoverdracht de desbetreffende verplichtingen en voorschriften in acht kunnen nemen;

Overwegende dat dit besluit zo spoedig mogelijk moet worden aangenomen en bekendgemaakt teneinde de rechtszekerheid te waarborgen van de begunstigden die vanaf de inwerkingtreding van bovenbedoelde ordonnantie de voorwaarden vervullen om het verlaagd tarief van de successierechten te genieten, zodat dit voordeel daadwerkelijk kan worden toegekend vóór het einde van de termijn binnen dewelke zij de aangifte van nalatenschap bij het bevoegde kantoor der successierechten moeten indienen;

Op voordracht van de Minister van Economie, Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende invoering van een verlaagd tarief van successierechten in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen;2° artikel 60bis : artikel 60bis van het Wetboek der successierechten dat bij de ordonnantie werd ingevoegd en van toepassing is op de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelocaliseerde successierechten;3° de kleine en middelgrote onderneming : elke natuurlijke- of elke rechtspersoon in de vorm van een handels- of burgerlijke vennootschap, zoals bedoeld in artikel 60bis, §§ 1 en 2, van het Wetboek der Successierechten dat voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de ordonnantie werd ingevoegd;4° het bestuur : het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° de erfopvolgers : de personen die goederen of effecten ontvangen in de zin van artikel 60bis, § 1, van het Wetboek der successierechten, dat voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de ordonnantie werd ingevoegd;6° de tussenpersoon : de door de erfopvolgers aangewezen gemachtigde aan wie het bestuur alle betekeningen en mededelingen rechtsgeldig kan richten;7° de effecten : de aandelen of de maatschappelijke rechten in vennootschappen of de certificaten van aandelen of van maatschappelijke rechten zoals bedoeld in artikel 60bis, § 4, met uitzondering van de obligatieschuldvorderingen. HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden

Art. 2.De Inspecteur-generaal van de Fiscale dienst van het bestuur is bevoegd om de in artikel 60bis bedoelde attesten af te geven. Hij kan deze bevoegdheid aan de ambtenaren van zijn bestuur opdragen. HOOFDSTUK III. - Het attest inzake tewerkstelling en kapitaal

Art. 3.§ 1. Het verzoek tot het bekomen van een attest inzake tewerkstelling en kapitaal zoals bedoeld in artikel 60bis, § 5, 4°, wordt door de erfgenamen of hun tussenpersoon bij aangetekende brief gericht aan het bestuur. § 2. Het verzoek, waarvan het model als bijlage I is opgenomen, tot het bekomen van het attest inzake tewerkstelling en kapitaal bevat de volgende gegevens : 1° de naam, voornamen, geboortedatum, datum van overlijden en de laatste woonplaats van de erflater;2° het volledige adres van het ontvangkantoor der successierechten waar de aangifte van nalatenschap overeenkomstig artikel 38 van het Wetboek der Successierechten is of zal worden neergelegd;3° de namen, voornamen en woonplaats van alle erfopvolgers en van de echtgenoot van de erflater alsmede hun graad van verwantschap met de erflater;4° de benaming of de firma, het inschrijvingsnummer in het handelsregister, de BTW- en RSZ-nummers en het adres van de kleine en middelgrote onderneming die het voorwerp is van de aanvraag van het voordeel bedoeld in artikel 60bis;5° het aantal werknemers die de kleine en middelgrote onderneming in de loop van de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de erflater overleden is bij arbeidsovereenkomst in dienst heeft en die onder de RSZ vallen, uitgedrukt in voltijdse eenheden.De werknemers bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten komen niet in aanmerking; 6° de nettowaarde van de activa bedoeld in artikel 60bis, § 1, 1°, of van alle effecten bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, berekend overeenkomstig artikel 60bis, § 3, alsmede het aantal effecten in handen van de erflater en van de erfopvolgers voor en na het overlijden van de erflater;7° een omstandige inventaris, voor elk van de drie jaren voorafgaand aan het overlijden van de erflater, van de belegde activa en/of van het volstortte kapitaal.Het doel van deze beleggingen en kapitaalstortingen dient aangegeven te worden en gemotiveerd. § 3. Bij de aanvraag tot het bekomen van het attest inzake tewerkstelling en kapitaal dient een voor eensluidend verklaard afschrift van de volgende bescheiden te worden gevoegd : 1° hetzij de jaarrekeningen van het jaar voorafgaand aan het overlijden van de erflater, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen of overeenkomstig de geldende wetgeving van de plaats waar de zetel van de effectieve directie van de onderneming gevestigd is, hetzij de bijlage bij de aangifte in de personenbelasting;2° hetzij de statistische RSZ-aangiften en de individuele staten voor de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de erflater overleden is, hetzij gelijksoortige documenten afgegeven door de bevoegde instellingen van de lidstaten van de Europese Unie, overeenkomstig hun wetgeving, waaruit duidelijk kan worden afgeleid hoeveel werknemers, uitgedrukt in voltijdse eenheden, de kleine en middelgrote onderneming in dienst heeft genomen;3° de afschriften van het register van de aandelen op naam en, in voorkomend geval, het register van de laatste algemene vergadering;4° de facturen, stukken en bescheiden, verslagen van algemene vergaderingen welke de opgegeven motivering van het doel van de hierboven in § 2, 7°, bedoelde beleggingen en volstortingen van kapitaal staven;5° in voorkomend geval, een afschrift van de aandeelhoudersovereenkomst bedoeld in artikel 60bis, § 1, 2°, derde lid. § 4. Het verzoek tot het bekomen van het attest moet gedateerd en ondertekend worden door de erfopvolgers of hun tussenpersoon. De erfopvolgers of hun tussenpersoon verklaren op hun erewoord dat de verstrekte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.

Art. 4.§ 1. In geval van gunstige beslissing wordt het attest, waarvan het model voorkomt in bijlage II bij dit besluit, afgegeven door het bestuur aan de erfopvolgers of hun tussenpersoon binnen een termijn van maximum dertig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in artikel 3 bedoelde aanvraag.

Een gemotiveerde negatieve beslissing wordt binnen dezelfde termijn betekend aan de erfopvolgers of hun tussenpersoon.

De bevoegde ontvanger der successierechten wordt van de beslissing op de hoogte gebracht.

Wanneer het verzoek niet alle in artikel 3, § 2, bedoelde gegevens bevat of niet vergezeld gaat van de in artikel 3, § 3, bedoelde bewijsstukken, begint voormelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop het bestuur de ontbrekende gegevens of stukken ontvangen heeft.

In dit geval verwittigt het bestuur de erfopvolgers of hun tussenpersoon binnen de tien werkdagen na ontvangst van het verzoek dat het formulier niet naar behoren is ingevuld en geeft het de ontbrekende gegevens of stukken op. § 2. Het attest inzake tewerkstelling en kapitaal wordt afgeleverd om gevoegd te worden bij de aangifte van nalatenschap en bevat volgende vermeldingen : 1° de vermeldingen die voorkomen in het verzoek tot het bekomen van het attest zoals voorzien in artikel 3, § 2, 1° tot 6°.2° de mate waarin de beleggingen en kapitaalstortingen opgegeven en gemotiveerd door de aanvrager(s), overeenkomstig artikel 3, § 1, 7°, beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften;3° de beslissing van het bestuur dat op grond van de door de aanvragers verstrekte gegevens voorzien in artikel 3, § 2, 1° tot 6°, en de bijgevoegde bewijsstukken al dan niet, gedeeltelijk of volledig voldaan is aan de door artikel 60bis gestelde voorwaarden op het vlak van tewerkstelling en kapitaal om de vermindering te bekomen. § 3. Het attest wordt afgegeven in drie originele exemplaren, gedateerd en ondertekend door de Inspecteur-generaal van de Fiscale dienst van het bestuur of zijn afgevaardigde. Het eerste originele exemplaar wordt overgemaakt aan de erfopvolgers of aan hun tussenpersoon en is bij de aangifte van nalatenschap te voegen. Het tweede originele exemplaar wordt rechtstreeks overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der successierechten, terwijl de erfopvolgers of hun tussenpersoon het derde exemplaar moeten bewaren. HOOFDSTUK IV. - De meldingsplicht

Art. 5.§ 1. Het bewijs dat de voorwaarden om te genieten van het verlaagd tarief vervuld zijn gedurende de vijf jaar na het overlijden, zoals voorzien in artikel 60bis, § 5, 4°, tweede lid, wordt geleverd door het indienen van een aangifte, waarvan het model als bijlage III bij dit besluit voorkomt, waaruit blijkt dat voldaan werd aan de voorwaarden bedoeld in artikel 60bis, § 5.

De aangifte bedoeld in het vorige lid wordt ieder jaar te rekenen vanaf de datum van het overlijden door de erfopvolgers bij het bestuur ingediend ten laatste op het einde van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de verjaardag van het overlijden. § 2. Die aangifte vermeldt het nummer van het overeenkomstig artikel 4 afgegeven attest en gaat vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift van de volgende documenten : 1° de jaarrekeningen van het verlopen jaar na het overlijden van de erflater, opgemaakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen of overeenkomstig de geldende wetgeving van de plaats waar de maatschappelijke zetel gevestigd is;2° de statistische RSZ-aangiften en de individuele staten van het verlopen jaar na het overlijden van de erflater waaruit op ondubbelzinnige wijze het aantal werknemers tewerkgesteld door de kleine en middelgrote onderneming, uitgedrukt in voltijdse eenheden, gedurende dit jaar blijkt of af te leiden is;3° het register van de aandelen op naam en, in voorkomend geval, het register van de algemene vergadering van het verlopen jaar na het overlijden van de erflater. § 3. In geval van gunstige beslissing bezorgt het bestuur de erfopvolgers of hun tussenpersoon, binnen de in artikel 4 bedoelde termijn, twee originele exemplaren van het attest, waarvan het model als bijlage IV bij dit besluit voorkomt. § 4. In geval van ongunstige beslissing wordt het attest afgegeven in twee originele exemplaren gedateerd en getekend door de Inspecteur-generaal van de Fiscale dienst van het bestuur of zijn afgevaardigde.

Een origineel exemplaar wordt overgemaakt aan de erfopvolgers of aan hun tussenpersoon. Het tweede exemplaar wordt rechtstreeks verzonden aan de bevoegde ontvanger der successierechten. HOOFDSTUK V. - Bezwaarschrift

Art. 6.In geval van ongunstige beslissing betreffende de in de artikelen 4 en 5 van dit besluit bedoelde attesten, kunnen de erfopvolgers of hun tussenpersonen binnen de vijftien dagen vanaf de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing bij aangetekende brief een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij het bestuur. Het bestuur onderzoekt het bezwaarschrift op basis van de aangebrachte elementen en de Directeur-generaal geeft de erfopvolgers kennis van zijn beslissing binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 7.Als de in artikel 60bis, § 5, bedoelde bepalingen niet in acht worden genomen, worden de successierechten vereffend overeenkomstig het algemeen tarief der successierechten.

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Art. 9.De Minister van Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 januari 1999.

Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van Economie, Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen, J. CHABERT. Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 1999-03-09 Numac : 1999031066

^