gepubliceerd op 10 september 1998
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht
16 JULI 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht
De Brusselse Hoofdstedelijke regering, Gelet op de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 6, § 2, 7, 8 en 11;
Gelet op het spoedeisend karakter gemotiveerd door het feit dat artikel 11 van de bovenvermelde ordonnantie van 14 mei 1998 een verkorte termijn van 30 dagen voorziet voor de uitoefening van het algemeen administratief toezicht op de akten van de gemeenteraad die niet vermeld zijn in dit besluit; dat indien de ordonnantie in werking zou treden v|$$|Ago|$$|Agor de inwerkingtreding van dit besluit, de verkorte toezichtstermijn van 30 dagen van toepassing zou zijn op alle akten van de gemeenteraad die aan het algemeen toezicht onderworpen zijn; dat een dergelijke veralgemening van de termijn van 30 dagen strijdig zou zijn met de wil van de wetgever en een efficiënte uitoefening van het administratief toezicht in het gedrang zou brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 juni 1998, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Besluit :
Artikel 1.De akten van de gemeenteoverheden betreffende de volgende onderwerpen worden binnen twintig dagen nadat ze zijn vastgesteld, toegezonden aan de Minister belast met Plaatselijke Besturen : 1° de akten die aan het goedkeuringstoezicht onderworpen zijn;2° de akten houdende intrekking of rechtvaardiging van een geschorste akte;3° de gemeentelijke reglementen, met inbegrip van de politiereglementen, de belastingreglementen en de retributiereglementen;4° de akten die een uitgave tot gevolg hebben die niet in de begroting opgenomen is;5° het aangaan van thesaurie- of saneringsleningen;6° het verkrijgen of vervreemden van eigendom of zakelijke rechten met betrekking tot onroerende goederen;7° de huurovereenkomsten met betrekking tot onroerende goederen voor een duur van meer dan negen jaar;8° de overeenkomsten betreffende het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur, met inbegrip van het verlenen van een concessie, voor een duur langer dan negen jaar;9° de keuze van de wijze van gunning en de vaststelling van de voorwaarden van overheidsopdrachten waarvan het bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, gelijk aan of hoger is dan 5 000 000 frank, alsmede de gunning, met inbegrip van de selectie, van voormelde opdrachten;10° de oprichting van of de toetreding tot een vereniging zonder winstoogmerk;11° de oprichting van of de toetreding tot een intercommunale;12° de vaststelling van de presentiegelden van de gemeenteraadsleden;13° de aanwerving, de bevordering, de pensionering en het ontslag van het vastbenoemd personeel, met uitzondering van het gesubsidieerd tijdelijk onderwijzend personeel in een niet-vacante betrekking;14° de aanwerving en het ontslag van het contractueel personeel;15° de preventieve schorsingen en de tuchtstraffen, met uitzondering van de waarschuwingen en de berispingen.
Art. 2.De toezending van de niet in artikel 1 bedoelde akten kan op elk ogenblik gevraagd worden door de Minister belast met Plaatselijke Besturen of door de hiertoe gedelegeerde ambtenaren.
Art. 3.De akten worden overgelegd in twee exemplaren. Ze zijn vergezeld van alle stukken die nodig zijn om de conformiteit van de akte met de wet en het algemeen belang te beoordelen.
De akten die krachtens de wet in de twee talen moeten opgesteld worden, worden in de twee talen overgelegd.
Art. 4.De akten van de gemeenteoverheden, genomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden overgelegd volgens de regelen die op dat tijdstip van kracht waren.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.
Art. 6.De Minister tot wiens bevoegdheid de plaatselijke besturen behoren is belast met de uitvoering van dit besluit Brussel, 16 juli 1998.
Namens de Regering van de Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : De Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE