gepubliceerd op 20 augustus 1998
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de initiatieven van gewestelijk belang die in aanmerking kunnen komen voor de driejarige ontwikkelingsdotatie en van de investeringsprojecten die in aanmerking kunnen komen voor verhoogde subsidiëringspercentages, in uitvoering van de artikelen 14 en 28 van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen
16 JULI 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de initiatieven van gewestelijk belang die in aanmerking kunnen komen voor de driejarige ontwikkelingsdotatie en van de investeringsprojecten die in aanmerking kunnen komen voor verhoogde subsidiëringspercentages, in uitvoering van de artikelen 14 en 28 van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen : Overwegende dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van plan is om de initiatieven van gewestelijk belang bevorderen die in aanmerking komen om betaald te worden door de driejarige ontwikkelingsdotatie evenals de investeringsprojecten die in aanmerking komen om tegen verhoogd percentage gesubsidieerd te worden, wanneer zij bijdragen tot het bereiken van de prioritaire doelstellingen vastgesteld in het besluit van 3 maart 1995 tot vaststelling van het Gewestelijk ontwikkelingsplan en in de daar bijgevoegde documenten met richtinggevende waarde « Krachtlijnen » en « Uitvoering » genaamd;
Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen zo vlug mogelijk in werking moet treden om te vermijden dat er vertraging opgelopen wordt in de procedures voor de toekenning van subsidies aan de begunstigden en onder meer om onverwijld de in artikel 34 van deze ordonnantie voorziene overgangsbepalingen uit te voeren;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Besluit :
Artikel 1.Overeenkomstig artikel 28 van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen, hierna « de ordonnantie » genoemd kunnen volgende investeringen van een verhoogd percentage genieten, indien zij bijdragen tot de uitvoering van prioritaire beleidslijnen van het Gewestelijk ontwikkelingsplan : 1° De investeringen bedoeld in artikel 16, 1°, c, 2°, a, 3°, c en 5°, van de ordonnantie;2° De investeringen bedoeld in artikel 17 van de ordonnantie, wanneer zij gerealiseerd worden in een beschermd gebouw uit hoofde van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerend erfgoed;3° De door de gemeenten gerealiseerde investeringen, bedoeld in artikel 16, 2°, a, en in artikel 17, 1°, van de ordonnantie wanneer zij bijdragen tot de verbetering van de stedelijke veiligheid.
Art. 2.Overeenkomstig artikel 28 van de ordonnantie kunnen volgende investeringen genieten van een verhoogd percentage wanneer zij gerealiseerd worden in bepaalde gedeelten van het gewestelijk grondgebied waarvoor het Gewestelijk ontwikkelingsplan een prioritair aanlegbeleid omschreven heeft : 1° de investeringen bedoeld in artikel 16, 1°, b en c, 2°, a, b en c, en 6°, van de ordonnantie wanneer zij gerealiseerd worden in de structurerende ruimten en in de prioritaire structurerende ruimten, in de handelskernen, de toeristische wijken, de oude centra, evenals in de onmiddellijke omgeving van architecturale gehelen en van elementen die een uitzonderlijk onroerend erfgoed vormen;2° de investeringen bedoeld in artikel 16, 1°, b, en 2°, a, b en c, van de ordonnantie wannneer zij bedoeld zijn om het doorgaand verkeer te ontraden en de verblijfsfunctie te bevorderen op het wijknet van de verkeerswegen;3° de investeringen bedoeld in artikel 16, 2°, c, 3°, a, b en c, en 4° a, b en c, van de ordonnantie wanneer zij gerealiseerd worden in de groenwordende perimeter en oprichting van groene ruimten of wanneer zij betrekking hebben op de realisatie van de groene reisroute;4° de investeringen bedoeld in artikel 18 van de ordonnantie wanneer zij bestemd zijn voor de drooglegging van de wijken die gemakkelijk onder water kunnen komen;5° de door de gemeenten gerealiseerde investeringen bedoeld in de artikelen 16 en 18 van de ordonnantie en die plaatsvinden in de ruimte voor een verhoogde ontwikkeling van de huisvesting.
Art. 3.Overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de ordonnantie, kunnen subsidies, betaalbaar door de driejarige ontwikkelingsdotatie, toegekend worden aan gemeenten om bepaalde subsidieerbare investeringen te realiseren die bijdragen tot de uitvoering van de prioritaire beleidslijnen van het Gewestelijk ontwikkelingsplan en die van gewestelijk belang zijn.
Voor de driejarige periode 1998-2000 werden volgende projecten gekozen : 1° de investeringen bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie, wanneer zij bijdragen tot de uitvoering van het project « De stadswandelingen » en van uitbreidingen van dat project;2° de investeringen bedoeld in artikel 16, 2°, a en in artikel 17, 1°, van de ordonnantie wanneer zij bedoeld zijn om bij te dragen tot de verbetering van de stedelijke veiligheid in het kader van de veiligheids- en samenlevingscontracten die met de Federale Staat en de gemeenten gesloten werden.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen.
Art. 5.De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 juli 1998.
De Minister-Voorzitter bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE