gepubliceerd op 23 december 1997
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen
13 NOVEMBER 1997. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VII, 3°, gewijzigd bij de wetten van 8 augustus 1988 en van 16 juli 1993;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 4 gewijzigd bij de wetten van 5 mei 1993 en 16 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen en op de verschillende wijzigende besluiten, inzonderheid op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 december 1995;
Gelet op het akkoord van de Minister bevoegd voor financiën en begroting;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 december 1995 tot wijziging van het bovenvermelde besluit van de Regent van 2 juli 1949 tot doel had de reglementering toepasselijk te maken op de leasing van gemeentelijke administratieve gebouwen; dat de bepalingen van dit besluit betreffende de betaling van de huur door de gemeenten en de gelijklopende betaling van de toelage door het Gewest onverenigbaar zijn met de eigendomsoverdracht bij de voorlopige oplevering van de werken; dat deze onverenigbaarheid de praktische toepassing van het besluit bemoeilijkt terwijl reeds verscheidene aanvragen voor betoelaging ingediend werden; dat derhalve dringend maatregelen moeten genomen worden om de continuïteit te waarborgen inzake de afhandeling van de dossiers betreffende deze subsidieaanvragen;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2, § 1, 3°, van het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen voor het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of van wateringen, wordt vervangen door de volgende tekst : "3° De toelagen vermeld in 2°, a, kunnen toegekend worden aan de gemeenten, alsook aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor hun administratieve gebouwen, indien de werken uitgevoerd worden op basis van een promotieovereenkomst voor aanneming van werken, die ofwel voorziet in het huren van bouwwerken gevolgd door eigendomsoverdracht op termijn, ofwel in de verwerving van bouwwerken vanaf hun terbeschikkingstelling tegen betaling van annuïteiten.
De toekenning van de toelagen wordt betekend op basis van het gunningsdossier van de opdracht.
De financiële lasten die voortvloeien uit de promotieovereenkomst dienen afzonderlijk vermeld te worden in het gunningsdossier van de opdracht. Voor de berekening van de toelage worden deze lasten niet in aanmerking genomen.
Indien het werk opgericht wordt op gronden waarvan de aanbestedende overheid geen eigenaar is, dient de venale waarde van de grond afzonderlijk vermeld te worden in het gunningsdossier van de opdracht.
Voor de berekening van de toelage wordt de waarde van de grond niet in aanmerking genomen.
De betaling van de toelage geschiedt op basis van de eindafrekening na de voorlopige oplevering van de werken".
Art. 2.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 december 1995 tot wijziging van het besluit van de Regent van 2 juli 1949 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen van het uitvoeren van werken door de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, commissies van openbare onderstand, kerkfabrieken en verenigingen van polders of wateringen, wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.De Minister bevoegd voor de Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 november 1997.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT