Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 28 november 2019
gepubliceerd op 10 december 2019

Ordonnantie houdende omzetting van Richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019042689
pub.
10/12/2019
prom.
28/11/2019
ELI
eli/ordonnantie/2019/11/28/2019042689/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2019. - Ordonnantie houdende omzetting van Richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie voorziet in de omzetting van richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie. HOOFDSTUK 2. - Voorwerp en toepassingsgebied

Art. 3.Deze ordonnantie legt de voorschriften en procedures vast voor de samenwerking tussen enerzijds de bevoegde autoriteit en anderzijds een buitenlandse autoriteit met betrekking tot een mechanisme ter beslechting van geschillen welke ontstaan naar aanleiding van de interpretatie en toepassing van overeenkomsten en verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing, op vermogen. HOOFDSTUK 3. - Definities

Art. 4.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° bevoegde autoriteit : de door de Regering aangewezen vertegenwoordiger ;2° bevoegde rechtbank : naargelang het geval de rechtbank van eerste aanleg of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend zoals in kortgeding ;3° buitenlandse autoriteit : de autoriteit van een lidstaat die als zodanig door de betrokken lidstaat is aangewezen ;4° dubbele belasting : de heffing door twee of meer lidstaten van belastingen die onder een overeenkomst of verdrag als bedoeld in artikel 3 vallen, op dezelfde belastbare inkomsten of hetzelfde belastbare vermogen als dat aanleiding geeft tot een van de volgende situaties : a) een additionele belastingheffing ;b) een toename van de belastingverplichtingen ;c) de annulering of vermindering van verliezen die met belastbare winst kunnen worden verrekend ;5° betrokken persoon : elke persoon, met inbegrip van een natuurlijke persoon, die een fiscaal ingezetene is van een lidstaat en voor wiens belastingheffing het geschilpunt rechtstreekse gevolgen heeft ;6° geschilpunt : de kwestie die aanleiding geeft tot geschillen tussen de bevoegde autoriteit en een buitenlandse autoriteit welke ontstaan naar aanleiding van de uitleg en toepassing van overeenkomsten en verdragen die voorzien in de afschaffing van dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing op vermogen ;7° lidstaat : één of meerdere lidstaten van de Europese Unie ;8° raadgevende commissie : de commissie die op verzoek van de betrokken persoon of personen, gericht aan de bevoegde autoriteit, ingesteld wordt door de bevoegde autoriteit of door de bevoegde rechtbank indien de bevoegde autoriteit heeft nagelaten om dergelijke raadgevende commissie in te stellen, om een advies uit te brengen middels een onafhankelijk advies aan de bevoegde autoriteit omtrent het geschilpunt overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de artikelen 8, 9, 10 en 16 ;9° commissie voor alternatieve geschilbeslechting : de commissie ingesteld, indien de bevoegde autoriteit en een buitenlandse autoriteit dit overeenkomen, om in plaats van de raadgevende commissie, het geschilpunt te beslechten met andere methoden die onder de alternatieve geschilbeslechting vallen, in overeenstemming met artikel 16 ;10° permanente commissie : een commissie voor alternatieve geschilbeslechting die, middels het akkoord van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit, wordt ingesteld in de vorm van een commissie van permanente aard ;11° mededelingen : de klachten, de antwoorden op een verzoek om aanvullende informatie, intrekkingen en verzoeken vermeld in respectievelijk artikel 5, § 1, § 5 en § 7, en artikel 8, § 1 ; 12° grote onderneming : een onderneming die op de balansdatum ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijdt : a) balanstotaal : 20.000.000 euro ; b) netto-omzet : 40.000.000 euro ; c) gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 250 ; 13° grote groep : een groep bestaande uit in een consolidatie op te nemen moeder- en dochterondernemingen die, op geconsolideerde basis, op de balansdatum van de moederonderneming de grensbedragen voor ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijden : a) balanstotaal : 20.000.000 euro ; b) netto-omzet : 40.000.000 euro ; c) gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 250 ;14° Regering : de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 4. - Klacht

Art. 5.§ 1. Elke betrokken persoon kan een klacht indienen met betrekking tot een geschilpunt bij de bevoegde autoriteit, waarbij om de beslechting van het geschilpunt wordt verzocht.

De klacht wordt ingediend binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de ontvangst van de eerste kennisgeving van de handeling die tot het geschilpunt aanleiding geeft of zal geven, ongeacht de eventuele aanwending van de beschikbare nationale rechtsmiddelen door de betrokken persoon.

De betrokken persoon dient de klacht tegelijkertijd en met dezelfde gegevens bij de buitenlandse autoriteit in en geeft in de klacht aan welke andere lidstaten betrokken zijn. § 2. Elke klacht maakt het voorwerp uit van een ontvangstbevestiging binnen de twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst ervan. § 3. De bevoegde autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit in kennis van deze klacht binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn.

De bevoegde autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit op dat moment ook in kennis van de taal of talen die zij tijdens de procedure wil gebruiken. § 4. De klacht wordt alleen aanvaard indien de betrokken persoon, die de in paragraaf 2 bedoelde klacht indient, de bevoegde autoriteit de volgende inlichtingen verschaft : 1° de naam, het adres, het fiscale identificatienummer en alle andere inlichtingen die nodig zijn voor de identificatie van de betrokken persoon of personen die de klacht hebben ingediend bij de bevoegde autoriteit, en van elke andere betrokken persoon ;2° de aanslagjaren in kwestie, of bij gebreke daaraan, de belastingtijdvakken ;3° nadere informatie over de relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van bijzonderheden over de structuur van de transactie en over de verhouding tussen de betrokken persoon en de andere partijen bij de relevante transacties, alsmede desgevallend van de feiten die te goeder trouw in een wederzijds bindende overeenkomst tussen de betrokken persoon en de belastingdienst zijn vastgelegd, waarvan toepassing.Meer in het bijzonder moeten worden meegedeeld, de aard en de datum van de handelingen die aanleiding geven tot het geschilpunt waaronder, in voorkomend geval, bijzonderheden over dezelfde in de andere lidstaat ontvangen inkomsten en de opneming daarvan in de belastbare inkomsten in de andere lidstaat evenals bijzonderheden over de belastingen die in verband met die inkomsten in de andere lidstaat zijn geheven of zullen worden geheven, alsmede de daarmee verband houdende bedragen in de valuta's van de betrokken lidstaten, met een afschrift van eventuele bewijsstukken ; 4° een verwijzing naar de toepasselijke nationale regels en naar de overeenkomst of het verdrag als bedoeld in artikel 3 ;indien meer dan één overeenkomst of verdrag van toepassing is, vermeldt de betrokken persoon die de klacht indient welke overeenkomst of welk verdrag met betrekking tot het geschilpunt in kwestie wordt uitgelegd. Die overeenkomst of dat verdrag is voor de toepassing van deze ordonnantie de toepasselijke overeenkomst of het toepasselijke verdrag ; 5° de volgende informatie, samen met een afschrift van eventuele bewijsstukken : a) een verklaring waarom de betrokken persoon meent dat er sprake is van een geschilpunt ;b) nadere bijzonderheden over elk door de betrokken persoon ingesteld beroep en elke door de betrokken persoon opgestarte rechtszaak met betrekking tot de relevante transacties, en over elke rechterlijke beslissing in verband met het geschilpunt ;c) een toezegging van de betrokken persoon dat hij zo volledig en zo snel mogelijk op alle toepasselijke verzoeken van de bevoegde autoriteit zal reageren en op verzoek van de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit alle documentatie zal verstrekken ;d) in voorkomend geval, een afschrift van het definitieve besluit over de belastingaanslag, in de vorm van een definitieve belastingaanslag, een verslag van de belastingcontrole of een ander gelijkwaardig document dat aanleiding geeft tot het geschilpunt, en een afschrift van elk ander document dat de belastingautoriteiten met betrekking tot het geschilpunt hebben verstrekt ;e) in voorkomend geval, informatie over alle klachten die door de betrokken persoon zijn ingediend uit hoofde van een andere procedure voor onderling overleg of uit hoofde van een andere geschilbeslechtingsprocedure, als omschreven in artikel 18, § 5, en een uitdrukkelijke toezegging van de betrokken persoon dat hij het bepaalde in artikel 18, § 5, zal naleven ;6° alle door de bevoegde autoriteit gevraagde specifieke aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondig onderzoek van de zaak in kwestie. § 5. De bevoegde autoriteit kan, om de in paragraaf 4, 6°, bedoelde informatie verzoeken binnen drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht.

Indien dit door de bevoegde autoriteit nodig wordt geacht, kunnen verdere verzoeken om informatie worden gedaan tijdens de in artikel 6 bedoelde procedure voor onderling overleg. Dit verzoek mag niet leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze.

Een betrokken persoon die een verzoek overeenkomstig paragraaf 4, 6°, ontvangt, antwoordt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek.

Tegelijkertijd wordt ook een afschrift van dit antwoord toegezonden aan de buitenlandse autoriteit. § 6. De bevoegde autoriteit neemt, binnen zes maanden na ontvangst van die klacht of indien dat later is binnen zes maanden na ontvangst van de in paragraaf 4, 6°, bedoelde informatie, een besluit over de aanvaarding of afwijzing van de klacht. De bevoegde autoriteit stelt de betrokken persoon en de buitenlandse autoriteit onverwijld in kennis van zijn besluit.

De bevoegde autoriteit kan binnen zes maanden na ontvangst van een klacht, of binnen zes maanden na ontvangst van de in paragraaf 4, 6°, bedoelde informatie, indien dat later is, besluiten het geschilpunt eenzijdig te beslechten, zonder de buitenlandse autoriteit erbij te betrekken. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit de betrokken persoon en de buitenlandse autoriteit daarvan onverwijld in kennis. Na die kennisgeving worden de procedurehandelingen uit hoofde van deze ordonnantie beëindigd. § 7. Een betrokken persoon die een klacht wenst in te trekken, dient gelijktijdig bij de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit een schriftelijke kennisgeving van intrekking in.

Met die kennisgeving worden alle procedurehandelingen uit hoofde van deze ordonnantie onmiddellijk beëindigd.

De bevoegde autoriteit die een dergelijke kennisgeving ontvangt, stelt de buitenlandse autoriteit onverwijld in kennis van die beëindiging van procedurehandelingen. § 8. Indien een geschilpunt om welke reden dan ook ophoudt te bestaan, worden alle procedurehandelingen uit hoofde van deze ordonnantie onmiddellijk beëindigd.

De bevoegde autoriteit stelt de betrokken persoon onverwijld in kennis van deze situatie met opgave van de algemene redenen voor de beëindiging. § 9. De betrokken persoon kan de mededelingen vermeld in paragrafen 1, 5 en 7 en in artikel 8, § 1, bij wijze van afwijking van die bepalingen alleen indienen bij de buitenlandse autoriteit of de bevoegde autoriteit van de staat waarvan de betrokken persoon ingezetene is voor zover de betrokken persoon aan één van onderstaande voorwaarden voldoet : 1° een natuurlijke persoon zijn ;2° geen grote onderneming zijn en geen deel uitmaken van een grote groep. De bevoegde autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit tegelijkertijd in kennis van de mededelingen, zulks binnen twee maanden na ontvangst van deze mededelingen. Zodra een dergelijke kennisgeving is geschied, wordt de betrokken persoon geacht de mededeling op de datum van die kennisgeving bij alle andere betrokken lidstaten te hebben ingediend.

Indien er aanvullende informatie wordt ontvangen uit hoofde van paragraaf 5, zendt de bevoegde autoriteit die de aanvullende informatie heeft ontvangen, tegelijkertijd ook een afschrift daarvan toe aan de buitenlandse autoriteit. Zodra deze afschriften zijn toegezonden, wordt de aanvullende informatie geacht door de buitenlandse autoriteit te zijn ontvangen op de datum waarop de bevoegde autoriteit de informatie heeft ontvangen. HOOFDSTUK 5. - Procedure voor onderling overleg

Art. 6.§ 1. Indien de in artikel 5 bedoelde klacht wordt aanvaard door de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit, trachten zij binnen een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de laatste kennisgeving van een besluit van één van de lidstaten tot aanvaarding van de klacht, het geschilpunt in onderling overleg te beslechten.

De termijn, vermeld in het eerste lid, kan met ten hoogste één jaar worden verlengd na een schriftelijk verzoekschrift van de bevoegde autoriteit aan de buitenlandse autoriteit of van de buitenlandse autoriteit aan de bevoegde autoriteit. § 2. Zodra de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt hebben bereikt, stelt de bevoegde autoriteit de betrokken persoon daarvan onverwijld in kennis in de vorm van een besluit dat bindend is voor de bevoegde autoriteit en afdwingbaar door de betrokken persoon, mits deze laatste het besluit aanvaardt en, in voorkomend geval, afziet van het recht om andere rechtsmiddelen aan te wenden.

Indien er reeds procedurehandelingen met betrekking tot dergelijke andere rechtsmiddelen waren begonnen, wordt het besluit slechts bindend en afdwingbaar zodra de betrokken persoon ten overstaan van de bevoegde autoriteit bewijzen heeft verstrekt die aantonen dat er stappen zijn gezet om deze procedurehandelingen te beëindigen. Deze bewijzen worden verstrekt uiterlijk zestig dagen nadat de betrokken persoon van het in het eerste lid bedoelde besluit in kennis is gesteld. Het besluit wordt vervolgens onverwijld uitgevoerd, ongeacht de termijnen waarin de nationale wetgeving voorziet. § 3. Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn geen overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt bereiken, stelt de bevoegde autoriteit de betrokken persoon daarvan in kennis, met opgave van de algemene redenen waarom geen overeenstemming kon worden bereikt. HOOFDSTUK 6. - Besluit van de bevoegde autoriteit betreffende de klacht

Art. 7.§ 1. De bevoegde autoriteit kan binnen de in artikel 5, § 6, eerste lid, bedoelde termijn, een klacht afwijzen : 1° als de klacht niet de uit hoofde van artikel 5, § 4, vereiste inlichtingen bevat, met name alle informatie waarop uit hoofde van artikel 5, § 4, 6°, is verzocht en die niet binnen de in artikel 5, § 5, derde lid, vastgestelde termijn is ingediend ;2° als er geen sprake van een geschilpunt is ;3° als de klacht niet binnen de in artikel 5, § 1, tweede lid, bedoelde termijn van drie jaar is ingediend. Wanneer de bevoegde autoriteit de betrokken persoon daarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, § 6, in kennis stelt, geeft de bevoegde autoriteit de algemene redenen voor haar afwijzing op. § 2. Indien de bevoegde autoriteit binnen zes maanden na ontvangst van de klacht of binnen zes maanden na ontvangst van de in artikel 5, § 4, 6°, bedoelde informatie geen besluit genomen heeft, wordt de klacht geacht door die bevoegde autoriteit te zijn aanvaard. § 3. Wanneer de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit de klacht afwijzen, kan de betrokken persoon overeenkomstig de artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek een vordering instellen tegen het besluit van de bevoegde autoriteit.

De betrokken persoon die dit recht van beroep uitoefent, kan geen verzoek indienen uit hoofde van artikel 8, § 1, eerste lid, 1° : 1° zolang het besluit nog in beroep wordt behandeld ;2° wanneer het besluit tot afwijzing nog vatbaar is voor beroep ;of 3° wanneer een besluit tot afwijzing is bevestigd in het kader van de onder 1° bedoelde beroepsprocedure, maar het in één van de betrokken lidstaten niet mogelijk is af te wijken van het besluit van de bevoegde rechtbank. Indien het recht van beroep is uitgeoefend, wordt het besluit van de bevoegde rechtbank in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 8, § 1, eerste lid, 1°. HOOFDSTUK 7. - Geschilbeslechting door de raadgevende commissie

Art. 8.§ 1. Op verzoek van de betrokken persoon stellen de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit, een raadgevende commissie in, in de volgende twee gevallen : 1° de klacht van die betrokken persoon is op grond van artikel 7, § 1, afgewezen door de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit ;2° de klacht van de betrokken persoon werd aanvaard door de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit, maar zij hebben binnen de in artikel 6, § 1,vastgestelde termijn geen overeenstemming kunnen bereiken over de beslechting van het geschilpunt in onderlinge overleg. De betrokken persoon kan het verzoek, vermeld in het eerste lid, enkel doen indien, tegen de afwijzing van de klacht, vermeld in artikel 7, § 1, geen beroep kan worden ingesteld, geen beroep aanhangig is of de betrokken persoon formeel afstand heeft gedaan van zijn recht van beroep. Het voormelde verzoek bevat een verklaring in die zin.

Het verzoek om een raadgevende commissie op te richten dient schriftelijk te gebeuren, en naar gelang het geval, uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de kennisgeving van het besluit op grond van artikel 5, § 6, of artikel 6, § 3, of uiterlijk vijftig dagen na afgifte van het besluit door de betrokken rechtbank of gerechtelijke instantie krachtens artikel 7, § 3.

De raadgevende commissie wordt uiterlijk 120 dagen na ontvangst van dit verzoek ingesteld. Zodra dat is gebeurd, stelt de voorzitter van deze commissie de betrokken persoon daarvan onverwijld in kennis. § 2. De in het geval van paragraaf 1, eerste lid, 1°, ingestelde raadgevende commissie neemt binnen zes maanden nadat zij is ingesteld een besluit over de aanvaarding van de klacht.

Zij stelt de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit in kennis van haar besluit binnen dertig dagen na de totstandkoming van het besluit.

Indien de raadgevende commissie in haar besluit bevestigt dat aan alle voorschriften van artikel 5 is voldaan, wordt op verzoek van de bevoegde autoriteit of van de buitenlandse autoriteit de procedure voor onderling overleg van artikel 6 opgestart.

De bevoegde autoriteit stelt de raadgevende commissie, de buitenlandse autoriteit en de betrokken persoon van dat verzoek in kennis. De in artikel 6, § 1, genoemde termijn vangt aan vanaf de datum van de kennisgeving van het besluit dat de raadgevende commissie betreffende de aanvaarding van de klacht heeft genomen.

Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit niet binnen een termijn van zestig dagen na de in het tweede lid bedoelde datum van de kennisgeving van het besluit van de raadgevende commissie heeft verzocht om de procedure voor onderling overleg op te starten, brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 16, § 1, advies uit over de beslechting van het geschilpunt. In dat geval wordt, voor de toepassing van artikel 16, § 1, de raadgevende commissie geacht te zijn ingesteld op de datum waarop de termijn van zestig dagen verstrijkt. § 3. In het geval bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 16, § 1, een advies uit over de beslechting van het geschilpunt. § 4. Indien de raadgevende commissie geen advies uitbrengt binnen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde termijn, is de in artikel 14, § 1, eerste lid, 2° bedoelde vergoeding, niet verschuldigd. HOOFDSTUK 8. - Benoemingen door bevoegde rechtbanken

Art. 9.§ 1. Indien een raadgevende commissie niet is ingesteld binnen de in artikel 8, § 1, vierde lid, vastgestelde termijn, kan de betrokken persoon om de raadgevende commissie in te stellen, een vordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend zoals in kortgeding. § 2. Indien de bevoegde autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de betrokken persoon de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verzoeken een vooraanstaande onafhankelijke persoon en zijn plaatsvervanger te benoemen uit de in artikel 11 bedoelde lijst.

Indien zowel de bevoegde autoriteit als de buitenlandse autoriteit hebben nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de betrokken persoon de rechtbank van eerste aanleg verzoeken de beide vooraanstaande onafhankelijke personen te benoemen uit de in artikel 11 bedoelde lijst.

Deze vooraanstaande onafhankelijke personen benoemen overeenkomstig artikel 10, § 3, de voorzitter door loting uit de in artikel 11 bedoelde lijst.

Indien meer dan één betrokken persoon is betrokken bij het geschilpunt, delen de betrokken personen het verzoek om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers te benoemen mee aan elk van hun respectievelijke woonstaten.

Indien slechts één persoon is betrokken bij het geschilpunt, deelt de betrokken persoon het verzoek om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers te benoemen mee aan de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit van de lidstaat die nagelaten heeft ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen. § 3. De vorderingen bedoeld in paragrafen 1 en 2 worden pas ingesteld na het verstrijken van de in artikel 8, § 1, bedoelde termijn van 120 dagen en binnen een termijn van 30 dagen na het verstrijken van die voormelde termijn. § 4. In de gevallen bedoeld in paragraaf 2 stelt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kortgeding de vooraanstaande onafhankelijke personen aan overeenkomstig artikel 1680, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Tegen de beslissingen tot aanstelling of tot vervanging van de vooraanstaande onafhankelijke persoon kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. Evenwel kan tegen deze beslissing hoger beroep worden ingesteld wanneer de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg besliste om geen aanstelling te doen.

De rechtbank van eerste aanleg stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de benoeming. De bevoegde autoriteit stelt de betrokken lidstaten in kennis van de benoeming. HOOFDSTUK 9. - De raadgevende commissie

Art. 10.§ 1. De in artikel 8 bedoelde raadgevende commissie is als volgt samengesteld : 1° één voorzitter ;2° één vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit en één vertegenwoordiger van de buitenlandse autoriteit.Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn kan het aantal vertegenwoordigers worden verhoogd tot twee per autoriteit ; 3° één vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de bevoegde autoriteit wordt benoemd en één vooraanstaande persoon die door de buitenlandse autoriteit wordt benoemd uit de in artikel 11 bedoelde lijst.Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het eens zijn kan het aantal benoemde personen worden verhoogd tot twee per autoriteit. § 2. De bepalingen voor de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. Na de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen wordt in overeenstemming met de voor de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen geldende bepalingen voor ieder van hen een plaatsvervanger benoemd voor de gevallen waarin de vooraanstaande onafhankelijke personen verhinderd zijn hun functie uit te oefenen. § 3. Indien er over de bepalingen voor de benoeming van vooraanstaande onafhankelijke personen geen overeenstemming is bereikt overeenkomstig paragraaf 2, geschiedt de benoeming van die personen door loting. § 4. Tenzij de vooraanstaande onafhankelijke personen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg volgens de bepalingen van artikel 9, § 1, zijn benoemd, kan de bevoegde autoriteit bezwaar maken tegen de benoeming van een bepaalde vooraanstaande onafhankelijke persoon om elke vooraf tussen de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit overeengekomen reden of om een van de volgende redenen : 1° de persoon behoort tot of werkt namens één van de betrokken belastingadministraties of heeft op een bepaald moment tijdens de drie voorafgaande jaren in die situatie verkeerd ;2° de persoon heeft een deelneming van betekenis of stemrecht in één van de betrokken personen in kwestie, of heeft die er in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming gehad, of is er werknemer of adviseur, of is dat in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming geweest ;3° de persoon biedt onvoldoende garanties om het geschil of de geschillen objectief te behandelen ;4° de persoon is een werknemer van een bedrijf dat belastingadvies verleent of anderszins beroepsmatig belastingadvies verleent, of heeft in de loop van een periode van ten minste drie jaar vóór zijn benoeming in die situatie verkeerd. § 5. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen eisen dat een overeenkomstig de paragrafen 2 of 3, benoemde vooraanstaande persoon of zijn plaatsvervanger openheid van zaken geeft wat betreft belangen, relaties of andere aangelegenheden die naar verwachting de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van die persoon kunnen beïnvloeden, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die persoon de procedurehandelingen met vooringenomenheid zal ingaan.

Gedurende een periode van twaalf maanden nadat het besluit van de raadgevende commissie is genomen, mag een vooraanstaande onafhankelijke persoon die deel uitmaakt van de raadgevende commissie, niet in een situatie verkeren die voor een bevoegde autoriteit een aanleiding zou zijn geweest om bezwaar te maken tegen zijn benoeming. § 6. De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen die overeenkomstig paragraaf 1 zijn benoemd, kiezen een voorzitter uit de in artikel 11 bedoelde lijst van personen. HOOFDSTUK 1 0. - Lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen

Art. 11.§ 1. De Regering benoemt ten minste drie personen die bekwaam en onafhankelijk zijn, en in staat zijn onpartijdig en integer te handelen teneinde een lijst vast te stellen van vooraanstaande onafhankelijke personen bestaande uit alle door de lidstaten benoemde vooraanstaande onafhankelijke personen. § 2. De Regering stelt de Europese Commissie in kennis van de namen van de vooraanstaande onafhankelijke personen die hij heeft benoemd.

De Regering verstrekt de Europese Commissie tevens volledige en actuele informatie over de professionele en academische achtergrond, bekwaamheid en deskundigheid van deze personen en over elk belangenconflict dat zij mogelijk hebben. § 3. De Regering stelt de Europese Commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen die in de lijst van de door hem aangewezen vooraanstaande onafhankelijke personen worden aangebracht.

Wat betreft de verwijdering van de vooraanstaande onafhankelijke personen van de lijst, stelt de bevoegde autoriteit de vooraanstaande onafhankelijke personen hiervan bij aangetekend schrijven in kennis door middel van een met redenen omklede beslissing. § 4. Indien de bevoegde autoriteit gegronde redenen heeft om bezwaar te maken tegen het behoud van een vooraanstaande onafhankelijke persoon op de bovengenoemde lijst vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid, stelt ze de Europese Commissie daarvan in kennis en onderbouwt ze haar bezorgdheid met passende bewijzen. § 5. Indien de Europese Commissie België in kennis heeft gesteld van de bezwaren en bijhorende bewijzen die een andere lidstaat heeft ten aanzien van de onafhankelijkheid van een vooraanstaande onafhankelijke persoon dan onderzoekt de bevoegde autoriteit binnen de zes maanden deze bezwaren en bijhorende bewijzen en neemt ze het besluit of de persoon al dan niet op de voormelde lijst gehandhaafd wordt.

De bevoegde autoriteit stelt de Europese Commissie vervolgens onverwijld in kennis van haar besluit. HOOFDSTUK 1 1. - De commissie voor alternatieve geschilbeslechting

Art. 12.§ 1. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen om in plaats van een in artikel 8 bedoelde raadgevende commissie, een commissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen ook overeenkomen om een permanente commissie in te stellen. § 2. Behalve wat betreft de bepalingen van artikel 10, §§ 4 en 5, inzake de onafhankelijkheid van haar leden, kan de commissie voor alternatieve geschilbeslechting qua vorm en samenstelling verschillen van de raadgevende commissie.

Een commissie voor alternatieve geschilbeslechting kan, desgevallend, elke geschilbeslechtingsprocedure of -techniek toepassen om het geschilpunt op bindende wijze op te lossen. § 3. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit komen overeenkomstig artikel 13 de werkingsregels overeen. § 4. De artikelen 14 en 15 zijn van toepassing op de commissie voor alternatieve geschilbeslechting, tenzij in de werkingsregels bedoeld in artikel 13 anders is overeengekomen. HOOFDSTUK 1 2. - Werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting

Art. 13.§ 1. De bevoegde autoriteit stelt de betrokken persoon binnen de in artikel 8, § 1, vierde lid, voorziene termijn van 120 dagen in kennis van volgende gegevens : 1° de werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting ;2° de termijn waarbinnen het advies over de beslechting van het geschilpunt moet worden uitgebracht ;3° verwijzingen naar alle toepasselijke bepalingen van intern recht van de lidstaten en alle toepasselijke overeenkomsten of verdragen. § 2. De werkingsregels worden ondertekend tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit van elke lidstaat die bij het geschil betrokken is.

De werkingsregels bevatten : 1° de beschrijving en de kenmerken van het geschilpunt ;2° het mandaat waarover de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit of autoriteiten overeenstemming bereiken wat de te regelen juridische en feitelijke kwesties betreft ;3° de vorm van het geschilbeslechtingsorgaan, ofwel een raadgevende commissie, ofwel een commissie voor alternatieve geschilbeslechting, alsmede het soort procedure voor de alternatieve geschilbeslechting, indien de procedure verschilt van die van het onafhankelijke advies door een raadgevende commissie ;4° de kalender van de geschilbeslechtingsprocedure ;5° de samenstelling van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting, met inbegrip van het aantal en de namen van de leden, gegevens over hun bekwaamheid en kwalificaties, en informatie over eventuele belangenconflicten van de leden ;6° de regels voor deelname van de betrokken persoon en derde partijen aan de procedure, de uitwisselingen van memoranda, inlichtingen en bewijsstukken, de kosten, het soort geschilbeslechtingsprocedure dat gebruikt wordt en alle andere relevante procedurele of organisatorische aangelegenheden ;7° de logistieke regelingen voor de werking en het uitbrengen van het advies van de raadgevende commissie. Indien een raadgevende commissie overeenkomstig artikel 8, § 1, eerste lid, 1°, is ingesteld om een advies uit te brengen, dan bevatten de werkingsregels alleen de in het tweede lid, 1°, 4°, 5° en 6°, bedoelde informatie. § 3. Indien de werkingsregels onvolledig zijn of de betrokken persoon niet in kennis werd gesteld van de werkingsregels, gelden de door de Europese Commissie opgestelde standaardwerkingsregels. § 4. Indien de bevoegde autoriteit geen kennis heeft gegeven van de werkingsregels aan de betrokken persoon overeenkomstig de paragrafen 1 en 2, worden deze door de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter aangevuld op basis van de in paragraaf 3 bedoelde standaardwerkingsregels en aan de betrokken persoon toegezonden binnen een termijn van twee weken, te rekenen vanaf de datum waarop de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting is ingesteld.

Wanneer de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter geen overeenstemming hebben bereikt over de werkingsregels of de betrokken persoon daarvan niet in kennis werd gesteld, kunnen de betrokken personen een vordering instellen, zoals in kortgeding, bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg om een beschikking te verkrijgen die bevel geeft tot vaststelling en uitvoering van de standaardwerkingsregels bedoeld in paragraaf 3. HOOFDSTUK 1 3. - Kosten van de procedurehandelingen

Art. 14.§ 1. Tenzij de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit anders zijn overeengekomen, worden de hierna genoemde kosten gelijk tussen de betrokken lidstaten verdeeld : 1° de uitgaven van de vooraanstaande onafhankelijke personen, die een bedrag vormen dat gelijk is aan het gemiddelde van de gebruikelijke terugbetaling aan hoge ambtenaren van België en de betrokken lidstaten ; 2° de vergoeding van de vooraanstaande onafhankelijke personen, indien van toepassing, die beperkt is tot 1.000 euro per persoon per dag voor iedere dag dat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bijeenkomt.

De kosten die de betrokken persoon maakt, worden niet door de lidstaten gedragen. § 2. Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn dat die kosten worden gedragen door de betrokken persoon, draagt de betrokken persoon de kosten bedoeld in paragraaf 1, als deze : 1° een kennisgeving van intrekking van de klacht heeft ingediend, overeenkomstig artikel 5, § 7 ;of 2° na een afwijzing uit hoofde van artikel 7, § 1, een verzoek overeenkomstig artikel 8, § 1, heeft ingediend en de raadgevende commissie heeft besloten dat de bevoegde autoriteit en in voorkomend geval de buitenlandse autoriteit of autoriteiten de klacht terecht hebben afgewezen. HOOFDSTUK 1 4. - Inlichtingen, bewijsmiddelen en hoorzittingen

Art. 15.§ 1. Ten behoeve van de in artikel 8 bedoelde procedure kunnen de betrokken persoon of personen, indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, aan de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken verschaffen die van dienst kunnen zijn om tot een besluit te komen.

Op verzoek van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschaffen de betrokken persoon en de bevoegde autoriteit alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken.

De bevoegde autoriteit mag in elk van de volgende gevallen echter weigeren om inlichtingen aan de raadgevende commissie te verstrekken : 1° voor het verkrijgen van de inlichtingen moeten administratieve maatregelen worden genomen die in strijd zijn met de interne regelgeving ;2° de inlichtingen zijn op grond van de interne regelgeving niet verkrijgbaar ;3° de inlichtingen hebben betrekking op handelsgeheimen, bedrijfsgeheimen, nijverheidsgeheimen, beroepsgeheimen of op een fabrieks- of handelswerkwijze ;4° de bekendmaking van de inlichtingen is in strijd met de openbare orde. § 2. De betrokken personen kunnen op eigen verzoek en met instemming van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit voor een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschijnen of zich daar laten vertegenwoordigen.

Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting dat verlangt, zijn de betrokken personen gehouden voor haar te verschijnen of zich er te laten vertegenwoordigen. HOOFDSTUK 1 5. - Advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting

Art. 16.§ 1. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting brengt uiterlijk zes maanden na de datum waarop zij is ingesteld, advies uit aan de bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit.

Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting van oordeel is dat het geschilpunt van zodanige aard is dat meer dan zes maanden nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.

De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting stelt de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit alsook de betrokken personen van deze verlenging in kennis. § 2. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting baseert haar advies op de bepalingen van de toepasselijke overeenkomsten of verdragen bedoeld in artikel 3 alsmede op eventuele toepasselijke nationale voorschriften. § 3. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting neemt haar advies aan met gewone meerderheid van haar leden. Indien geen meerderheid kan worden bereikt, is de stem van de voorzitter bepalend voor het advies. De voorzitter deelt het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting mee aan de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. § 4. Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting geen advies uitbrengt binnen de in paragraaf 1 voorziene termijnen, is de in artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde vergoeding, niet verschuldigd. HOOFDSTUK 1 6. - Eindbesluit

Art. 17.§ 1. Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bereiken de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen een besluit nemen dat afwijkt van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting.

Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit er echter niet in slagen overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt te bereiken, is het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bindend voor de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. § 3. De bevoegde autoriteit brengt het in paragraaf 1 bedoelde eindbesluit onverwijld ter kennis van de betrokken persoon.

Ingeval de betrokken persoon een rijksinwoner is overeenkomstig artikel 2, § 1, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 of een binnenlandse vennootschap overeenkomstig artikel 2, § 1, 5°, b), van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en niet binnen een termijn van dertig dagen na het nemen van besluit in kennis is gebracht, kan hij zich volgens de procedure in kortgeding tot de rechtbank van eerste aanleg wenden om het eindbesluit te verkrijgen. § 4. Het eindbesluit is bindend voor de betrokken lidstaten maar vormt geen precedent.

Het eindbesluit wordt uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken persoon of de personen, binnen zestig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van het eindbesluit, het eindbesluit aanvaarden en afzien van het recht om enig rechtsmiddel aan te wenden.

Het eindbesluit wordt niet uitgevoerd indien een vonnis of arrest besluit dat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting onvoldoende onafhankelijk was, rekening houdend met de bepalingen van artikel 10, § 4.

Ingeval het eindbesluit niet wordt uitgevoerd, kan de betrokken persoon overeenkomstig de artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek een vordering indienen bij de rechtbank van eerste aanleg, teneinde de tenuitvoerlegging ervan af te dwingen. HOOFDSTUK 1 7. - Wisselwerking met nationale procedures en afwijkingen

Art. 18.§ 1. De betrokken persoon kan gebruik maken van de procedures voorzien in deze ordonnantie zelfs wanneer een besluit over de belastingaanslag onherroepelijk is geworden of de beslissing van de directeur-generaal van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit die het geschilpunt tot gevolg heeft onherroepelijk is geworden. § 2. Het feit dat het geschilpunt het voorwerp is van een procedure voor onderling overleg of een geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van respectievelijk artikel 6 en artikel 8, belet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet om voor diezelfde zaak gerechtelijke procedures of procedures met het oog op de toepassing van administratieve en strafrechtelijke sancties in te stellen of voort te zetten. § 3. Indien de betrokken persoon enig rechtsmiddel heeft aangewend, gaan de respectievelijk in artikel 5, § 5, en artikel 6, § 1, genoemde termijnen pas in op de datum waarop de beslissing in die procedure definitief is geworden of waarop die procedurehandelingen anderszins definitief zijn gesloten of wanneer de procedurehandeling werd opgeschort. § 4. Indien de bevoegde rechtbank een beslissing over een geschilpunt heeft genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet van deze beslissing kan afwijken, dan stelt de bevoegde autoriteit de buitenlandse autoriteit in kennis van de beslissing van deze rechtbank, en : 1° wordt de in artikel 6 bedoelde procedure voor onderling overleg beëindigd met ingang van de datum van die kennisgeving in het geval er op voormelde datum van kennisgeving nog geen overeenstemming is bereikt over het geschilpunt ;2° kunnen de bepalingen van artikel 8, § 1, niet meer worden ingeroepen door de betrokken persoon indien het geschilpunt onopgelost is gebleven tijdens de gehele duur van de in artikel 6 bedoelde procedure voor onderling overleg ;3° wordt de geschilbeslechtingsprocedure krachtens artikel 8 beëindigd indien de beslissing van de bevoegde rechtbank is genomen nadat een verzoek door een betrokken persoon was ingediend uit hoofde van artikel 8, § 1, maar voordat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting overeenkomstig artikel 16 aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten advies heeft uitgebracht.Bijkomend stelt de bevoegde autoriteit de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting in kennis van de gevolgen van de beslissing van de bevoegde rechtbank. § 5. De indiening van een klacht zoals voorzien in artikel 5 maakt een einde aan alle lopende procedures voor onderling overleg of geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van een overeenkomst of een verdrag dat wordt uitgelegd of toegepast in verband met het desbetreffende geschilpunt. De beëindiging vindt ingang op de datum van de eerste ontvangst van de klacht door de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit. § 6. In afwijking van artikel 8 mag de bevoegde autoriteit de toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 8 weigeren indien in de interne rechtsorde sancties zijn opgelegd in verband met gecorrigeerde inkomsten of gecorrigeerd vermogen voor belastingfraude, opzettelijk verzuim en grove nalatigheid.

Wanneer er een gerechtelijke of administratieve procedure is opgestart die aanleiding zou kunnen geven tot dergelijke sancties, en deze procedure gelijktijdig met één van de in deze ordonnantie bedoelde procedures wordt gevoerd, kan de bevoegde autoriteit de in deze ordonnantie bedoelde procedures schorsen vanaf de datum van aanvaarding van de klacht tot de datum van het uiteindelijke resultaat van de procedures. § 7. De bevoegde autoriteit kan de toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 8 van geval tot geval weigeren indien een geschilpunt geen betrekking heeft op dubbele belasting.

In dat geval stelt de bevoegde autoriteit de betrokken persoon en de buitenlandse autoriteit daarvan onverwijld in kennis. HOOFDSTUK 1 8. - Openbaarmaking

Art. 19.§ 1. Raadgevende commissies en commissies voor alternatieve geschilbeslechting brengen de in artikel 16 bedoelde adviezen schriftelijk uit. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen de eindbesluiten, bedoeld in artikel 17, in hun geheel te publiceren, indien alle betrokken personen daarmee instemmen. § 3. Indien de buitenlandse autoriteit of de betrokken persoon niet met de publicatie van het volledige eindbesluit instemmen, publiceert de bevoegde autoriteit een samenvatting van het eindbesluit.

Deze samenvatting bevat een beschrijving van het geschilpunt en het onderwerp, de datum, de betrokken belastingtijdvakken, de rechtsgrondslag, de bedrijfstak en een beknopte beschrijving van het uiteindelijke resultaat. Deze samenvatting omvat ook een beschrijving van de gebruikte wijze van arbitrage.

Alvorens de adviezen te publiceren overeenkomstig paragraaf 1, zendt de bevoegde autoriteit de samenvatting naar de betrokken persoon.

Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van deze samenvatting kan de betrokken persoon de bevoegde autoriteit verzoeken geen informatie te publiceren die op een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze betrekking heeft, of die in strijd is met de openbare orde. § 4. De informatie bedoeld in de paragrafen 2 en 3 wordt meegedeeld via de door de Europese Commissie vastgestelde standaardformulieren. § 5. De bevoegde autoriteit stelt de Europese Commissie onverwijld in kennis van de informatie bedoeld in paragraaf 3. HOOFDSTUK 1 9. - Beroepsgeheim en vertrouwelijkheid

Art. 20.§ 1. De leden van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting zijn tot de meest volstrekte geheimhouding gehouden betreffende de informatie die zij verkrijgen in hun hoedanigheid van lid van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting. § 2. De betrokken persoon en zijn vertegenwoordiger behandelen alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die zij tijdens de procedurehandelingen krijgen, als vertrouwelijk.

Op verzoek van de bevoegde autoriteit leggen de betrokken persoon en zijn vertegenwoordiger een verklaring af dat zij alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die zij tijdens de procedurehandelingen krijgen, als vertrouwelijk behandelen.

Art. 21.De schending van het beroepsgeheim of van de vertrouwelijkheidsplicht, vervat in artikel 20, wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK 2 0. - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

Art. 22.De bevoegde autoriteit is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, voor de verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze ordonnantie.

De strikt noodzakelijke en pertinente gegevens verzameld in het kader van deze ordonnantie worden bewaard in een databank. De bevoegde autoriteit beheert deze databank in zijn hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke.

Onverminderd hun noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, worden de mededelingen, inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken bewaard gedurende de strikt noodzakelijke duur voor de door deze ordonnantie beoogde doeleinden, rekening houdend met de noodzakelijke duur voor het oplossen van de klachten ingediend op basis van artikel 5, hun verjaring, alsook iedere procedure voorgelegd aan de bevoegde rechtbanken.

Art. 23.Alvorens tot publicatie over te gaan van de in artikel 19, §§ 2 en 3, bedoelde eindbesluiten en samenvattingen, dienen deze te worden ontdaan van de erin opgenomen persoonsgegevens.

Art. 24.In afwijking van artikel 22, is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, voor de in artikel 11 bedoelde verwerking van persoonsgegevens, de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit.

De strikt noodzakelijke en pertinente gegevens verzameld in het kader van het opstellen van de lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen worden bewaard in een databank. De Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit beheert deze databank in zijn hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke.

Onverminderd hun noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/ EG, worden de in het tweede lid vermelde persoonsgegevens bewaard zolang de personen waarop zij betrekking hebben benoemd zijn als vooraanstaande onafhankelijke personen. Zij worden verwijderd uiterlijk één jaar nadat deze ophouden een vooraanstaande onafhankelijke persoon te zijn. HOOFDSTUK 2 1. - Inwerkingtreding

Art. 25.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 juli 2019 betreffende geschillen met betrekking tot inkomsten of vermogen verkregen vanaf 1 januari 2018.

De bevoegde autoriteit en buitenlandse autoriteit kunnen evenwel overeenkomen om deze ordonnantie toe te passen op elke klacht die is ingediend vóór 1 juli 2019 of op eerdere aanslagjaren.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 november 2019.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Gewone zitting 2019-2020 Documenten van het Parlement : A-29/1 Ontwerp van ordonnantie.

A-29/2 Verslag.

Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 15 november 2019.

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn (EU) 2017/1852

Voorontwerp van ordonnantie

Artikel 1

Art. 3 en art. 4, 6°

Artikel 2


lid 1

Art. 4, 1° - 5°

a)

Art. 4, 1°, 3°

b)

Art. 4, 2°

c), verwijst naar artikel 1

Art. 4, 4°, a), b) en c), verwijst naar art. 3

d)

Art. 4, 5°

lid 2, verwijst naar artikel 2, lid 1

NVT

Artikel 3


lid 1

Art. 5, § 1

a)

Art. 5, § 1

b)

Art. 5, § 1

lid 2

Art. 5, §§ 2 en 3

lid 3

Art. 5, § 4, verwijst naar art. 5, paragraaf 2

a)

Art. 5, § 4, 1°

b)

Art. 5, § 4, 2°

c)

Art. 5, § 4, 3°

d), verwijst naar artikel 1

Art. 5, § 4, 4°, verwijst naar art. 3

e)

Art. 5, § 4, 5°

i)

Art. 5, § 4, 5°, a)

ii)

Art. 5, § 4, 5°, b)

iii)

Art. 5, § 4, 5°, c)

iv)

Art. 5, § 4, 5°, d)

v), verwijst naar artikel 16, lid 5

Art. 5, § 4, 5°, e), verwijst naar art. 18, § 5

f)

Art. 5, § 4, 6°

lid 4, verwijst naar artikel 4

Art. 5, § 5

lid 4, alinea 1

Art. 5, § 5, eerste en tweede lid, verwijst naar artt. 5, paragraaf 4, 6° en 6

lid 4, alinea 2

Art.5, § 5, derde en vierde lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

lid 5

Art. 5, § 6

lid 5, alinea 1

Art. 5, § 6, eerste lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

lid 5, alinea 2

Art. 5, § 6, tweede lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

lid 6

Art. 5, §§ 7 en 8

lid 6, alinea 1

Art. 5, § 7

lid 6, alinea 2

Art. 5, § 8, verwijst naar art. 5, paragraaf 1

Artikel 4


lid 1

Art. 6, § 1

lid 1, alinea 1

Art. 6, § 1, eerste lid, verwijst naar art. 5

lid 1, alinea 2

Art. 6, § 1, tweede lid, verwijst naar art. 6, paragraaf 1, eerste lid

lid 2

Art. 6, § 2, verwijst naar art. 6, paragraaf 1

lid 3

Art. 6, § 3, verwijst naar art. 6, paragraaf 1

Artikel 5


lid 1, verwijst naar artikel 3, lid 5

Art. 7, § 1

alinea 1, a), verwijst naar de artikelen 3, lid 3 ; 3 lid 3, f) en 3, lid 4

Art. 7, § 1, eerste lid, 1°, verwijst naar artt. 5, § 4 ; § 4, 6° en § 5, derde lid

alinea 1, b)

Art. 7, § 1, eerste lid, 2°

alinea 1, c), verwijst naar artikel 3, lid 1

Art. 7, § 1, eerste lid, 3°, verwijst naar art. 5, § 1, tweede lid

alinea 2, verwijst naar artikel 3, lid 5

Art. 7, § 1, tweede lid, verwijst naar art. 5, § 6

lid 2

Art. 7, § 2, verwijst naar art. 5, § 4, 6°

lid 3, alinea 1, verwijst naar artikel 6, lid 1, a)

Art. 7, § 3, eerste lid verwijst naar artt. 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek

a)

Art. 7, § 3, tweede lid, 1°

b)

Art. 7, § 3, tweede lid, 2°

c)

Art. 7, § 3, tweede lid, 3°, verwijst naar art. 7, § 3, tweede lid, 1°

lid 3, alinea 2, verwijst naar artikel 6, lid 1, a)

Art. 7, § 3, derde lid, verwijst naar art. 8, § 1, eerste lid, 1°

Artikel 6


lid 1, alinea 1, verwijst naar artikel 8

Art. 8, § 1, eerste lid

a), verwijst naar artikel 5, lid 1

Art. 8, § 1, eerste lid, 1°, verwijst naar art. 7, § 1

b), verwijst naar artikel 4, lid 1

Art. 8, § 1, eerste lid, 2°, verwijst naar art. 6, § 1

lid 1, alinea 2, verwijst naar artikel 5, lid 1

Art. 8, § 1, tweede lid, verwijst naar art. 7, § 1 en art. 8, § 1, eerste lid

lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 3, lid 5 ; 4, lid 3 ; 5, lid 3

Art. 8, § 1, derde lid, verwijst naar artt. 5, § 6 ; 6, § 3 ; 7, § 3 ; art. 8, § 1, vierde lid

lid 2

Art. 8, § 2

lid 2, alinea 1

Artt. 8, § 2, eerste lid, verwijst naar art. 8, paragraaf 1, eerste lid, 1° ; 8, § 2, tweede lid

lid 2, alinea 2, verwijst naar de artikelen 3 ; 4 ; 4, lid 1

Art. 8, § 2, derde lid, verwijst naar art. 5 en 6 ; art. 8, § 2, vierde lid, verwijst naar art. 6, § 1

lid 2, alinea 3, verwijst naar artikel 14, lid 1

Art. 8, § 2, vijfde lid, verwijst naar artt. 8, paragraaf 2, tweede lid en 16, § 1

lid 3, verwijst naar de artikelen 6, lid 1, alinea 1, b) ; 14, lid 1

Art. 8, § 3, verwijst naar art. 8, paragraaf 1, eerste lid, 2° en 16, § 1

Artikel 7


lid 1

Art. 9, §§ 1 en 2

lid 1, alinea 1, verwijst naar artikel 6, lid 1

Art. 9, § 1, verwijst naar art. 8, § 1

lid 1, alinea 2, verwijst naar artikel 9

Art. 9, § 2, eerste lid, verwijst naar art.11

lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 8, lid 3 en 9

Art. 9, § 2, tweede lid, verwijst naar art. 9 paragraaf 3 en 11 ; 9, § 2, derde lid

lid 1, alinea 4

Art. 9, § 2, vierde en vijfde lid

lid 2, verwijst naar de artikelen 6, lid 1 en 7, lid 1

Art. 9, § 3, verwijst naar artt. 9, paragrafen 1 en 2 ; 8, § 1

lid 3

Art. 9, § 4 ; art. 9, § 4, eerste lid verwijst naar art. 1680, § 1, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 8


lid 1, verwijst naar artikel 6

Art. 10, § 1, verwijst naar art. 8

a)

Art. 10, § 1, 1°

b)

Art. 10, § 1, 2°

c), verwijst naar artikel 9

Art. 10, § 1, 3°, verwijst naar art. 11

lid 2

Art. 10, § 2

lid 3

Art. 10, § 3, verwijst naar art. 10, paragraaf 2

lid 4, verwijst naar artikel 7, lid 1

Art. 10, § 4

a)

Art. 10, § 4, 1°

b)

Art. 10, § 4, 2°

c)

Art. 10, § 4, 3°

d)

Art. 10, § 4, 4°

lid 5

Art. 10, § 5

lid 5, alinea 1

Art. 10, § 5, eerste lid, verwijst naar art. 10, paragrafen 2 en 3

lid 5, alinea 2

Art. 10, § 5, tweede lid

lid 6, verwijst naar de artikelen 8, lid 1 en 9

Art. 10, § 6, verwijst naar artt. 10, paragraaf 1 ; 11

Artikel 9


lid 1

Art. 11, § 1

lid 2

Art. 11, § 2

lid 3

Art. 11, §§ 3 - 5

lid 3, alinea 1

Art. 11, § 3, eerste lid

lid 3, alinea 2

Art. 11, § 3, tweede lid

lid 3, alinea 3, verwijst naar artikel 9

Art. 11, §§ 4 en 5

Artikel 10


lid 1, verwijst naar artikel 14

Artt. 4, 9°, verwijst naar art. 16 ; 10° ; 12, § 1, verwijst naar art. 8

lid 2, verwijst naar artikel 8, lid 4 en 5

Art. 12, § 2

lid 2, alinea 1, verwijst naar de artikelen 8 en 10

Art. 12, § 2, eerste lid, verwijst naar art. 10, §§ 4 en 5

lid 2, alinea 2

Art. 12, § 2, tweede lid

lid 3, verwijst naar artikel 11

Art. 12, § 3, verwijst naar art. 13

lid 4, verwijst naar de artikelen 11, 12 en 13

Art. 12, § 4, verwijst naar artt. 13, 14 en 15

Artikel 11


lid 1, verwijst naar artikel 6, lid 1

Art. 13, § 1, verwijst naar art. 8, § 1, laatste lid

a)

Art. 13, § 1, 1°

b)

Art. 13, § 1, 2°

c)

Art. 13, § 1, 3°

lid 2

Art. 13, § 2

lid 2, alinea 1

Art. 13, § 2, eerste lid

lid 2, alinea 2

Art. 13, § 2, tweede lid

a)

Art. 13, § 2, tweede lid, 1°

b)

Art. 13, § 2, tweede lid 2°

c)

Art. 13, § 2, tweede lid 3°

d)

Art. 13, § 2, tweede lid 4°

e)

Art. 13, § 2, tweede lid 5°

f)

Art. 13, § 2, tweede lid 6°

g)

Art. 13, § 2, tweede lid 7°

lid 2, alinea 3, verwijst naar de artikelen 6, lid 1, alinea 1, a) en 11, lid 2, alinea 2, a), d), e) en f)

Art. 13, § 2, derde lid, verwijst naar artt. 8, § 1, eerste lid, 1° ; 13, paragraaf 2, tweede lid, 1°, 4°, 5° en 6°

lid 3, verwijst naar de artikelen 11, lid 2 en 20, lid 2

Art. 13, § 3

lid 4

Art. 13, § 4, verwijst naar art. 13, §§ 1, 2 en 3 en naar art. 1680 van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 12


lid 1

Art. 14, § 1 en art. 16, § 4 verwijst naar artt. 16, paragraaf 1 en 14, § 1, eerste lid, 2°

lid 1, alinea 1

Art. 14, § 1, eerste lid

a)

Art. 14, § 1, eerste lid, 1°

b)

Art. 14, § 1, eerste lid, 2°

lid 1, alinea 2

Art. 14, § 1, tweede lid

lid 2

Art. 14, § 2, verwijst naar art. 14, paragraaf 1

lid 2, alinea 1

Art. 14, § 2

a), verwijst naar artikel 3, lid 6

Art. 14, § 2, 1°, verwijst naar art. 5, § 7

b), verwijst naar de artikelen 5, lid 1 en 6, lid 1

Art. 14, § 2, 2°, verwijst naar artt. 7, § 1 ; 8, § 1

lid 2, alinea 2

Art. 14, § 2, 2°

Artikel 13


lid 1, verwijst naar artikel 6

Art. 15, § 1 ; art. 15, § 1, eerste lid, verwijst naar art. 8

a)

Art. 15, § 1, derde lid, 1°

b)

Art. 15, § 1, derde lid, 2°

c)

Art. 15, § 1, derde lid 3°

d)

Art. 15, § 1, derde lid 4°

lid 2

Art. 15, § 2

lid 3

Art. 20, §§ 1 en 2 en art. 21 ; art 21 verwijst naar art. 20 van het voorontwerp en art. 458 van het Strafwetboek

Artikel 14


lid 1

Art. 16, § 1

lid 2, verwijst naar artikel 1

Art. 16, § 2, verwijst naar art. 3

lid 3

Art. 16, § 3

Artikel 15


lid 1

Art. 17, § 1

lid 2

Art. 17, § 2

lid 3

Art. 17, § 3, eerste lid verwijst naar art. 17, paragraaf 1 ; art. 17, § 3, tweede lid verwijst naar art. 2, § 1, 1° en 5°, b) van het WIB 92

lid 4

Art. 17, § 4

lid 4, alinea 1

Art. 17, § 4, eerste en tweede lid

lid 4, alinea 2, verwijst naar artikel 8

Art. 17, § 4, derde lid, verwijst naar art. 10, § 4 ; art. 17, § 4, vierde lid verwijst naar art. 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 16


lid 1

Art. 18, § 1

lid 2, verwijst naar de artikelen 4 en 6

Art. 18, § 2, verwijst naar artt. 6 en 8

lid 3, verwijst naar de artikelen 3, lid 5 en 4, lid 1

Art. 18, § 3, verwijst naar artt. 5, § 5 en 6, § 1

lid 4

Art. 18, § 4

a), verwijst naar artikel 4

Art. 18, § 4, 1°, verwijst naar art. 6

b), verwijst naar de artikelen 4 en 6, lid 1

Art. 18, § 4, 2°, verwijst naar artt. 6 en 8, § 1

c), verwijst naar de artikelen 6 en 14

Art. 18, § 4, 3°, verwijst naar artt. 8, § 1 en 16

lid 5, verwijst naar artikel 3

Art. 18, § 5, verwijst naar art. 5

lid 6, verwijst naar artikel 6

Art. 18, § 6 ; art. 18, § 6, eerste lid verwijst naar art. 8

lid 7, verwijst naar artikel 6

Art. 18, § 7

Artikel 17


alinea 1

Art. 5, § 9, eerste lid, verwijst naar de artt. 5, § 1, § 5 en § 7 ; 8, § 1

a)

Art. 5, § 9, eerste lid, 1°

b)

Art. 5, § 9, eerste lid, 2°

alinea 2, verwijst naar de artikelen 3, leden 1, 4, 6 ; 6, lid 1

Art. 5, § 9, tweede lid

alinea 3, verwijst naar artikel 3, lid 4

Art. 5, § 9, derde lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 5

Artikel 18


lid 1

Art. 19, § 1, verwijst naar art. 16

lid 2, verwijst naar artikel 15

Art. 19, § 2, verwijst naar art. 17

lid 3

Art. 19, § 3

lid 3, alinea 1

Art. 19, § 3, eerste en tweede lid

lid 3, alinea 2

Art. 19, § 3, derde lid

lid 4, verwijst naar de artikelen 18, leden 2 en 3 ; 20, lid 2

Art. 19, § 4, verwijst naar art. 19, paragrafen 2 en 3

lid 5

Art. 19, § 5, verwijst naar art. 19, paragraaf 3

Artikel 19


lid 1, verwijst naar artikel 8, lid 4

NVT

lid 2, verwijst naar artikel 13

NVT

lid 3, verwijst naar artikel 18, leden 1 en 2

NVT

Artikel 20


lid 1

NVT

lid 2, verwijst naar artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011

NVT

Artikel 21

NVT

Artikel 22


lid 1


lid 1, alinea 1

NVT

lid 1, alinea 2

Art. 2

lid 2

NVT

Artikel 23


alinea 1

Art. 25, eerste lid

alinea 2

Art. 25, tweede lid

Artikel 24

NVT


CONCORDANTIETABEL

Voorontwerp van ordonnantie

Richtlijn (EU) 2017/1852

Art. 1

NVT

Art. 2

Artikel 22, lid 1, alinea 2

Art. 3

Artikel 1

Art. 4


Artikel 2, lid 1, a)

Artikel 2, lid 1, b)

Artikel 2, lid 1, a)

4°, verwijst naar art. 3

Artikel 2, lid 1, c), verwijst naar artikel 1

4°, a)

Artikel 2, lid 1, c)

4°, b)

Artikel 2, lid 1, c)

4°, c)

Artikel 2, lid 1, c)

Artikel 2, lid 1, d)

Artikel 1

NVT

8°, verwijst naar de artt. 8, 9, 10 en 16

Artikel 6, lid 1

9°, verwijst naar art. 16

Artikel 10, lid 1, verwijst naar artikel 14

10°

Artikel 10, lid 1, verwijst naar artikel 14

11°, verwijst naar de artt. 5, § 1, § 5 en § 7 ; 8, § 1

Artikel 17, lid 2

12°

Artikel 17, lid 1, b)

12°, a)

Artikel 17, lid 1, b)

12°, b)

Artikel 17, lid 1, b)

12°, c)

Artikel 17, lid 1, b)

13°

Artikel 17, lid 1, b)

13°, a)

Artikel 17, lid 1, b)

13°, b)

Artikel 17, lid 1, b)

13°, c)

Artikel 17, lid 1, b)

Art. 5


§ 1

Artikel 3, lid 1

§ 1, eerste lid

Artikel 3, lid 1

§ 1, tweede lid

Artikel 3, lid 1

§ 1, derde lid

Artikel 3, lid 1

§ 2, verwijst naar art. 5, paragraaf 2

Artikel 3, lid 2

§ 3

Artikel 3, lid 2

§ 3, eerste lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 2

Artikel 3, lid 2

§ 3, tweede lid

Artikel 3, lid 2

§ 4, verwijst naar art. 5, paragraaf 2

Artikel 3, lid 3

§ 4, 1°

Artikel 3, lid 3, a)

§ 4, 2°

Artikel 3, lid 3, b)

§ 4, 3°

Artikel 3, lid 3, c)

§ 4, 4°, verwijst naar art. 3

Artikel 3, lid 3, d), verwijst naar artikel 1

§ 4, 5°

Artikel 3, lid 3, e)

§ 4, 5°, a)

Artikel 3, lid 3, e), i)

§ 4, 5°, b)

Artikel 3, lid 3, e), ii)

§ 4, 5° c)

Artikel 3, lid 3, e), iii)

§ 4, 5°, d)

Artikel 3, lid 3, e), iv)

§ 4, 5°, e), verwijst naar art. 18, § 5

Artikel 3, lid 3, e), v), verwijst naar artikel 16, lid 5

§ 4, 6°

Artikel 3, lid 3, f)

§ 5

Artikel 3, lid 4, verwijst naar artikel 4

§ 5, eerste lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

Artikel 3, lid 4, alinea 1

§ 5, tweede lid, verwijst naar art. 6

Artikel 3, lid 4, alinea 1

§ 5, derde lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

Artikel 3, lid 4, alinea 2

§ 5, vierde lid

Artikel 3, lid 4, alinea 2

§ 6

Artikel 3, lid 5

§ 6, eerste lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

Artikel 3, lid 5, alinea 1

§ 6, tweede lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 4, 6°

Artikel 3, lid 5, alinea 2

§ 7

Artikel 3, lid 6, alinea 1

§ 7, eerste lid

Artikel 3, lid 6, alinea 1

§ 7, tweede lid

Artikel 3, lid 6, alinea 1

§ 7, derde lid

Artikel 3, lid 6, alinea 1

§ 8

Artikel 3, lid 6, alinea 2

§ 8, eerste lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 1

Artikel 3, lid 6, alinea 2

§ 8, tweede lid

Artikel 3, lid 6, alinea 2

§ 9

Artikel 17

§ 9, eerste lid, verwijst naar de artt. 5, § 1, § 5 en § 7 ; 8, § 1

Artikel 17, alinea's 1 en 2

§ 9, eerste lid, 1°

Artikel 17, alinea 1, a)

§ 9, eerste lid, 2°

Artikel 17, alinea 1, b)

§ 9, tweede lid

Artikel 17, alinea 2, verwijst naar de artikelen 3, leden 1, 4, 6 ; 6, lid 1

§ 9, derde lid, verwijst naar art. 5, paragraaf 5

Artikel 17, alinea 3, verwijst naar artikel 3, lid 4

Art. 6


§ 1

Artikel 4, lid 1

§ 1, eerste lid, verwijst naar art. 5

Artikel 4, lid 1, alinea 1

§ 1, tweede lid, verwijst naar art. 6, paragraaf 1, eerste lid

Artikel 4, lid 1, alinea 2

§ 2

Artikel 4, lid 2

§ 2, eerste lid, verwijst naar art. 6, paragraaf 1

Artikel 4, lid 2

§ 2, tweede lid

Artikel 4, lid 2

§ 3, verwijst naar art. 6, paragraaf 1

Artikel 4, lid 3

Art. 7


§ 1

Artikel 5, lid 1, verwijst naar artikel 3, lid 5

§ 1, eerste lid, verwijst naar art. 5, § 6, eerste lid

Artikel 5, lid 1, alinea 1

§ 1, eerste lid, 1°, verwijst naar artt. 5, § 4 ; § 4, 6° en § 5, derde lid

Artikel 5, lid 1, alinea 1, a), verwijst naar de artikelen 3, lid 3 ; 3 lid 3, f) en 3, lid 4

§ 1, eerste lid, 2°

Artikel 5, lid 1, alinea 1, b)

§ 1, eerste lid 3°, verwijst naar art. 5, § 1, tweede lid

Artikel 5, lid 1, alinea 1, c), verwijst naar artikel 3, lid 1

§ 1, tweede lid, verwijst naar art. 5, § 6

Artikel 5, lid 1, alinea 2, verwijst naar artikel 3, lid 5

§ 2, verwijst naar art. 5, § 4, 6°

Artikel 5, lid 2

§ 3

Artikel 5, lid 3, alinea's 1 en 2

§ 3, eerste lid, verwijst naar artt. 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 5, lid 3, alinea 1, verwijst naar artikel 6, lid 1, a)

§ 3, tweede lid, verwijst naar art. 8, § 1, eerste lid, 1°

Artikel 5, lid 3, alinea 1, verwijst naar artikel 6, lid 1, a)

§ 3, tweede lid, 1°

Artikel 5, lid 3, alinea 1, a)

§ 3, tweede lid, 2°

Artikel 5, lid 3, alinea 1, b)

§ 3, tweede lid, 3°, verwijst naar art. 7, § 3, tweede lid, 1°

Artikel 5, lid 3, alinea 1, c)

§ 3, derde lid, verwijst naar art. 8, § 1, eerste lid, 1°

Artikel 5, lid 3, alinea 2, verwijst naar artikel 6, lid 1, a)

Art. 8


§ 1

Artikel 6, lid 1

§ 1, eerste lid

Artikel 6, lid 1, alinea 1, verwijst naar artikel 8

§ 1, eerste lid, 1°, verwijst naar art. 7, § 1

Artikel 6, lid 1, alinea 1, a), verwijst naar artikel 5, lid 1

§ 1, eerste lid, 2°, verwijst naar art. 6, § 1

Artikel 6, lid 1, alinea 1, b), verwijst naar artikel 4, lid 1

§ 1, tweede lid, verwijst naar art. 7, § 1 en art. 8, § 1, eerste lid

Artikel 6, lid 1, alinea 2, verwijst naar artikel 5, lid 1

§ 1, derde lid, verwijst naar artt. 5, § 6 ; 6, § 3 ; 7, § 3

Artikel 6, lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 3, lid 5 ; 4, lid 3 ; 5, lid 3

§ 1, vierde lid

Artikel 6, lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 3, lid 5 ; 4, lid 3 ; 5, lid 3

§ 2

Artikel 6, lid 2

§ 2, eerste lid, verwijst naar art. 8, paragraaf 1, eerste lid, 1°

Artikel 6, lid 2, alinea 1

§ 2, tweede lid

Artikel 6, lid 2, alinea 1

§ 2, derde lid, verwijst naar artt. 5 en 6

Artikel 6, lid 2, alinea 2, verwijst naar de artikelen 3 ; 4 ; 4, lid 1

§ 2, vierde lid, verwijst naar art. 6, § 1

Artikel 6, lid 2, alinea 2, verwijst naar de artikelen 3 ; 4 ; 4, lid 1

§ 2, vijfde lid, verwijst naar artt. 8, paragraaf 2, tweede lid en 16, § 1

Artikel 6, lid 2, alinea 3

§ 3, verwijst naar artt. 8, paragraaf 1, eerste lid, 2° en 16, § 1

Artikel 6, lid 3, verwijst naar de artikelen 6, lid 1, alinea 1, b) ; 14, lid 1

§ 4, verwijst naar artt. 8 paragraaf 2, eerste lid en 14, § 1, 2°

Artikel 12, lid 1

Art. 9


§ 1, verwijst naar art. 8, § 1

Artikel 7, lid 1, alinea 1, verwijst naar artikel 6, lid 1

§ 2

Artikel 7, lid 1, alinea's 2, 3 en 4

§ 2, eerste lid, verwijst naar artt. 9, paragraaf 3 en 11

Artikel 7, lid 1, alinea 2, verwijst naar artikel 9

§ 2, tweede lid, verwijst naar artt. 9, paragraaf 3 en 11

Artikel 7, lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 8, lid 3 en 9

§ 2, derde lid, verwijst naar artt. 10, § 3 en 11

Artikel 7, lid 1, alinea 3, verwijst naar de artikelen 8, lid 3 en 9

§ 2, vierde lid

Artikel 7, lid 1, alinea 4

§ 2, vijfde lid

Artkel 7, lid 1, alinea 4

§ 3, verwijst naar artt. 9, paragrafen 1 en 2 ; 8, § 1

Artikel 7, lid 2, verwijst naar de artikelen 6, lid 1 en 7, lid 1

§ 4

Artikel 7, lid 3

§ 4, eerste lid, verwijst naar artt. 9, paragraaf 2 ; 1680, § 1, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 7, lid 3

§ 4, tweede lid

Artikel 7, lid 3

§ 4, derde lid

Artikel 7, lid 3

Art. 10


§ 1, verwijst naar art. 8

Artikel 8, lid 1, verwijst naar artikel 6

§ 1, 1°

Artikel 8, lid 1, a)

§ 1, 2°

Artikel 8, lid 1, b)

§ 1, 3°, verwijst naar art. 11

Artikel 8, lid 1, c), verwijst naar artikel 9

§ 2

Artikel 8, lid 2

§ 3, verwijst naar art. 10, paragraaf 2

Artikel 8, lid 3

§ 4, verwijst naar art. 9, § 1

Artikel 8, lid 4, verwijst naar artikel 7, lid 1

§ 4, 1°

Artikel 8, lid 4, a)

§ 4, 2°

Artikel 8, lid 4, b)

§ 4, 3°

Artikel 8, lid 4, c)

§ 4, 4°

Artikel 8, lid 4, d)

§ 5

Artikel 8, lid 5

§ 5, eerste lid, verwijst naar art. 10, paragrafen 2 en 3

Artikel 8, lid 5, alinea 1

§ 5, tweede lid

Artikel 8, lid 5, alinea 2

§ 6, verwijst naar artt. 10, paragraaf 1 ; 11

Artikel 8, lid 6, verwijst naar de artikelen 8, lid 1 en 9

Art. 11


§ 1

Artikel 9, lid 1

§ 2

Artikel 9, lid 2

§ 2, eerste lid

Artikel 9, lid 2

§ 2, tweede lid

Artikel 9, lid 2

§ 3

Artikel 9, lid 3, alinea's 1 en 2

§ 3, eerste lid

Artikel 9, lid 3, alinea 1

§ 3, tweede lid

Artikel 9, lid 3, alinea 2

§ 4

Artikel 9, lid 3, alinea 3, verwijst naar artikel 9

§ 5

Artikel 9, lid 3, alinea 3, verwijst naar artikel 9

§ 5, eerste lid

Artikel 9, lid 3, alinea 3

§ 5, tweede lid

Artikel 9, lid 3, alinea 3

Art. 12


§ 1, verwijst naar art. 8

Artikel 10, lid 1, verwijst naar artikel 14

§ 2

Artikel 10, lid 2, verwijst naar artikel 8, lid 4 en 5

§ 2, eerste lid, verwijst naar art. 10, §§ 4 en 5

Artikel 10, lid 2, alinea 1, verwijst naar de artikelen 8 en 10

§ 2, tweede lid

Artikel 10, lid 2, alinea 2

§ 3, verwijst naar art. 13

Artikel 10, lid 3, verwijst naar artikel 11

§ 4, verwijst naar artt. 13, 14 en 15

Artikel 10, lid 4, verwijst naar de artikelen 11, 12 en 13

Art. 13


§ 1, verwijst naar art. 8, § 1, laatste lid

Artikel 11, lid 1, verwijst naar artikel 6, lid 1

§ 1, 1°

Artikel 11, lid 1, a)

§ 1, 2°

Artikel 11, lid 1, b)

§ 1, 3°

Artikel 11, lid 1, c)

§ 2

Artikel 11, lid 2

§ 2, eerste lid

Artikel 11, lid 2, alinea 1

§ 2, tweede lid

Artikel 11, lid 2, alinea 2

§ 2, tweede lid, 1°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, a)

§ 2, tweede lid, 2°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, b)

§ 2, tweede lid, 3°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, c)

§ 2, tweede lid, 4°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, d)

§ 2, tweede lid, 5°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, e)

§ 2, tweede lid, 6°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, f)

§ 2, tweede lid, 7°

Artikel 11, lid 2, alinea 2, g)

§ 2, derde lid, verwijst naar artt. 8, § 1, eerste lid, 1° ; 13, paragraaf 2, tweede lid, 1°, 4°, 5° en 6°

Artikel 11, lid 2, alinea 3, verwijst naar de artikelen 6, lid 1, alinea 1, a) en 11, lid 2, alinea 2, a), d), e) en f)

§ 3

Artikel 11, lid 3, verwijst naar de artikelen 11, lid 2 en 20, lid 2

§ 4

Artikel 11, lid 4

§ 4, eerste lid, verwijst naar art. 13, §§ 1, 2 en 3

Artikel 11, lid 4

§ 4, tweede lid, verwijst naar art. 1680 van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 11, lid 4

Art. 14


§ 1

Artikel 12, lid 1

§ 1, eerste lid

Artikel 12, lid 1, alinea 1

§ 1, eerste lid, 1°

Artikel 12, lid 1, alinea 1, a)

§ 1, eerste lid, 2°

Artikel 12, lid 1, alinea 1, b)

§ 1, tweede lid

Artikel 12, lid 1, alinea 2

§ 2, verwijst naar art. 14, paragraaf 1

Artikel 12, lid 2

§ 2, 1°, verwijst naar art. 5, § 7

Artikel 12, lid 2, alinea 1, a), verwijst naar artikel 3, lid 6

§ 2, 2°, verwijst naar artt. 7, § 1 ; 8, § 1

Artikel 12, lid 2, alinea 1, b) en artikel 12, lid 2, alinea 2, verwijst naar de artikelen 5, lid 1 en 6, lid 1

Art. 15


§ 1

Artikel 13, lid 1, verwijst naar artikel 6

§ 1, eerste lid, verwijst naar art. 8

Artikel 13, lid 1

§ 1, tweede lid

Artikel 13, lid 1

§ 1, derde lid

Artikel 13, lid 1

§ 1, derde lid, 1°

Artikel 13, lid 1, a)

§ 1, derde lid, 2°

Artikel 13, lid 1, b)

§ 1, derde lid, 3°

Artikel 13, lid 1, c)

§ 1, derde lid, 4°

Artikel 13, lid 1, d)

§ 2

Artikel 13, lid 2

Art. 16


§ 1

Artikel 14, lid 1

§ 1, eerste lid

Artikel 14, lid 1

§ 1, tweede lid

Artikel 14, lid 1

§ 1, derde lid

Artikel 14, lid 1

§ 2, verwijst naar art. 3

Artikel 14, lid 2, verwijst naar artikel 1

§ 3

Artikel 14, lid 3

§ 4, verwijst naar artt. 16, paragraaf 1 en 14, § 1, eerste lid, 2°

Artikel 12, lid 1

Art. 17


§ 1

Artikel 15, lid 1

§ 2

Artikel 15, lid 2

§ 2, eerste lid

Artikel 15, lid 2

§ 2, tweede lid

Artikel 15, lid 2

§ 3

Artikel 15, lid 3

§ 3, eerste lid, verwijst naar art. 17, paragraaf 1

Artikel 15, lid 3

§ 3, tweede lid, verwijst naar artt. 2, § 1, 1° en 5°, b) van het WIB 92

Artikel 15, lid 3

§ 4

Artikel 15, lid 4

§ 4, eerste lid

Artikel 15, lid 4, alinea 1

§ 4, tweede lid

Artikel 15, lid 4, alinea 1

§ 4, derde lid, verwijst naar art. 10 § 4

Artikel 15, lid 4, alinea 2, verwijst naar artikel 8

§ 4, vierde lid, verwijst naar art. 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek

Artikel 15, lid 4, alinea 2, verwijst naar artikel 8

Art. 18


§ 1

Artikel 16, lid 1

§ 2, verwijst naar artt. 6 en 8

Artikel 16, lid 2, verwijst naar de artikelen 4 en 6

§ 3, verwijst naar artt. 5, § 5 en 6, § 1

Artikel 16, lid 3, verwijst naar de artikelen 3, lid 5 en 4, lid 1

§ 4

Artikel 16, lid 4

§ 4, 1°, verwijst naar art. 6

Artikel 16, lid 4, a), verwijst naar artikel 4

§ 4, 2°, verwijst naar artt. 6 en 8, § 1

Artikel 16, lid 4, b), verwijst naar de artikelen 4 en 6, lid 1

§ 4, 3°, verwijst naar de artt. 8, § 1 en 16

Artikel 16, lid 4, c), verwijst naar de artikelen 6 en 14

§ 5, verwijst naar art. 5

Artikel 16, lid 5, verwijst naar artikel 3

§ 6

Artikel 16, lid 6, verwijst naar artikel 6

§ 6, eerste lid, verwijst naar art. 8

Artikel 16, lid 6, verwijst naar artikel 6

§ 6, tweede lid

Artikel 16, lid 6, verwijst naar artikel 6

§ 7

Artikel 16, lid 7, verwijst naar artikel 6

§ 7, eerste lid, verwijst naar art. 8

Artikel 16, lid 7, verwijst naar artikel 6

§ 7, tweede lid

Artikel 16, lid 7, verwijst naar artikel 6

Art. 19


§ 1, verwijst naar art. 16

Artikel 18, lid 1

§ 2, verwijst naar art. 17

Artikel 18, lid 2, verwijst naar artikel 15

§ 3

Artikel 18, lid 3

§ 3, eerste lid

Artikel 18, lid 3, alinea 1

§ 3, tweede lid

Artikel 18, lid 3, alinea 1

§ 3, derde lid

Artikel 18, lid 3, alinea 2

§ 4, verwijst naar art. 19, paragrafen 2 en 3

Artikel 18, lid 4, verwijst naar de artikelen 18, leden 2 en 3 ; 20, lid 2

§ 5, verwijst naar art. 19, paragraaf 3

Artikel 18, lid 5

Art. 20


§ 1

Artikel 13, lid 3

§ 2

Artikel 13, lid 3

§ 2, eerste lid

Artikel 13, lid 3

§ 2, tweede lid

Artikel 13, lid 3

Art. 21, verwijst naar art 20 van het voorontwerp en art. 458 van het Strafwetboek

Artikel 13, lid 3

Art. 22

NVT

eerste lid

NVT

tweede lid

NVT

derde lid

NVT

Art 23, verwijst naar art. 19, §§ 2 en 3

NVT

Art. 24

NVT

eerste lid

NVT

tweede lid

NVT

derde lid

NVT

Art. 25

Artikel 23

eerste lid

Artikel 23, alinea 1

tweede lid

Artikel 23, alinea 2

^