gepubliceerd op 02 april 2015
Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid
26 MAART 2015. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Instemming wordt verleend aan het samenwerkings-akkoord van 7 januari 2014 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het straf-rechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid.
Art. 3.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 juli 2014.
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid Gelet op artikel 151, § 1, derde lid, van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 11bis, tweede en derde lid, en artikel 92bis, § 4decies, ingevoegd bij de bijzondere wet van ...;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikelen 42 en 63;
Gelet op de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1990 en gewijzigd bij de wet van ...;
Overwegende dat het noodzakelijk is om de samenhang van het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid te verbeteren, met name door de deelname van de gemeenschappen en gewesten in het college van procureurs-generaal te voorzien, evenals van een coördinatie tussen de Federale Staat en de deelstaten, ieder in het kader van zijn bevoegdheden, omtrent het Nationaal Veiligheidsplan en de Kadernota Integrale Veiligheid.
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de eerste minister, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie;
De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door hun regering, in de persoon van de minister-president en de minister van Binnenlands Bestuur;
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister-president;
De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister-president;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de minister-president;
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door de minister-president;
De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door de minister-president;
In functie van hun respectieve bevoegdheden zijn overeengekomen wat volgt : TITEL I. - Algemene doelstelling
Artikel 1.Dit samenwerkingsakkoord beoogt de samenhang van het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid te verbeteren door de deelstaten, wat betreft de materies die onder hun bevoegdheid vallen, veel nauwer te betrekken bij dat beleid. Alle betrokken departementen werken actief mee aan het waarborgen van de veiligheid in de samenleving.
TITEL II. - Deelname van de gemeenschappen en gewesten in de vergaderingen van het college van procureurs-generaal
Art. 2.§ 1. - De door gemeenschappen en gewesten afgevaardigde ministers nemen deel aan de vergaderingen van het College van procureurs-generaal wanneer die vergaderingen betrekking hebben op de bevoegdheden bedoeld in artikel 143quater van het Gerechtelijk Wetboek of wanneer het College van procureurs-generaal samenkomt op vraag van de federale minister van Justitie in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 143bis, § 2, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek en er materies die verband houden met de bevoegdheden van gemeenschappen of gewesten worden besproken.
Ze nemen deel aan de vergaderingen van het College van procureurs-generaal wanneer die betrekking hebben op de vaststelling van de prioriteiten binnen de richtlijnen van strafrechtelijk beleid in het algemeen, met dien verstande dat ze zich elk uitspreken met betrekking tot hun eigen bevoegdheden. § 2. - Deze vergaderingen nemen plaats op uitnodiging van het College, de federale minister van Justitie of op verzoek van de door de gemeenschappen en gewesten afgevaardigde minister. De door de gemeenschappen en gewesten afgevaardigde ministers kunnen vragen dat punten die betrekking hebben op de bevoegdheden bedoeld in § 1 op de agenda van deze vergaderingen worden geplaatst. § 3. - Deze vergaderingen worden voorgezeten door de federale minister van Justitie. § 4. - Het in artikel 143bis, § 7, Ger. W. bedoelde verslag wordt tevens overgemaakt aan de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten.
Art. 3.Het College van procureurs-generaal stelt in de aangelegenheden verband houdende met de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten expertisenetwerken in waarvan magistraten van het federaal parket, de parkettengeneraal, de parketten van de procureur des Konings, de arbeidsauditoraten-generaal en de arbeidsauditoraten deel uitmaken, naast ambtenaren en deskundigen aangewezen door de voor deze materies bevoegde minister(s) van de gemeenschappen en gewesten. Naargelang het geval doet het College van procureurs-generaal een beroep op de reeds bestaande expertisenetwerken die een aangelegenheid verband houdende met de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten bestrijken, stelt het gespecialiseerde werkgroepen in of richt het nieuwe expertisenetwerken op.
Art. 4.Binnen de daartoe door het College van procureurs-generaal opgerichte expertisenetwerken of gespecialiseerde werkgroepen nemen de ambtenaren en deskundigen aangewezen door de in artikel 3 bedoelde materies bevoegde minister(s) van gemeenschappen en gewesten deel aan de werkzaamheden voor het uittekenen van de richtlijnen van strafrechtelijk beleid of de uitvoering van die richtlijnen.
Art. 5.De werking van het College van procureurs-generaal verloopt, wat betreft de opmaak van een coherent strafrechtelijk beleid waarbij rekening gehouden wordt met de bevoegdheden van enerzijds de Federale Staat en anderzijds van de gemeenschappen en gewesten, overeenkomstig de artikelen 143bis en 143quater van het Gerechtelijk Wetboek.
TITEL III Kadernota integrale veiligheid en nationaal veiligheidsplan
Art. 6.De beleidsafstemming tussen de Federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten inzake de kadernota integrale veiligheid en het nationaal veiligheidsplan vindt plaats in het kader van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid. HOOFDSTUK 1. - Kadernota integrale veiligheid
Art. 7.De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie leggen een ontwerpkadernota integrale veiligheid voor aan de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid.
Art. 8.De verschillende leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid kunnen, vanuit hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden, initiatieven voorstellen om op te nemen in de ontwerpkadernota integrale veiligheid.
De verschillende leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid kunnen, in functie van hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden, aanpassingsvoorstellen doen voor de ontwerpkadernota integrale veiligheid.
Art. 9.Een werkgroep, samengesteld uit experts aangeduid door leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid is belast met de voorbereiding van de beslissingen van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid. De voorzitter van de werkgroep wordt aangeduid door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.
Art. 10.De ontwerpkadernota integrale veiligheid wordt door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie ter advies aan het College van procureurs-generaal voorgelegd. Het College onderzoekt de ontwerpkadernota integrale veiligheid tijdens een vergadering in aanwezigheid van de door de gewesten en gemeenschappen afgevaardigde ministers en onder voorzitterschap van de federale minister van Justitie. HOOFDSTUK 2. - Nationaal veiligheidsplan
Art. 11.De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie stellen, zoals wettelijk voorzien, om de vier jaar een Nationaal Veiligheidsplan vast na advies van de minister bevoegd voor verkeer betreffende de elementen van dit plan die betrekking hebben op de verkeersveiligheid. Een ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan, alsmede het advies van de minister bevoegd voor verkeer, worden door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie voorgelegd aan de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en Handhavingsbeleid en dit vooraleer het wordt overgemaakt aan de Federale Politieraad met het oog op een gemotiveerd advies.
Art. 12.De verschillende leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en Handhavingsbeleid kunnen, vanuit hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden, initiatieven voorstellen die zullen worden opgenomen in het ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan.
De verschillende leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid kunnen ook, vanuit hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden, voorstellen tot aanpassing formuleren betreffende het ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan.
Art. 13.Een werkgroep, samengesteld uit deskundigen aangewezen door de leden van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid, is belast met de voorbereiding van de beslissingen van de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en Handhavingsbeleid. De voorzitter van de werkgroep wordt aangeduid door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.
Art. 14.Het ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan wordt door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie ter advies overgemaakt aan de federale politieraad.
Art. 15.Het ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan wordt door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie ter advies aan het College van procureurs-generaal voorgelegd. Het College onderzoekt het ontwerp van Nationaal Veiligheidsplan tijdens een vergadering in aanwezigheid van de door de gewesten en gemeenschappen afgevaardigde ministers en onder voorzitterschap van de federale minister van Justitie.
TITEL IV. - Gemeenschappelijke ondersteuningsdienst
Art. 16.De « Gemeenschappelijke ondersteuningsdienst » van het openbaar ministerie zal ondersteuning bieden aan zowel het federaal als het deelstatelijk strafrechtelijk beleid.
Gedaan te Brussel op, 7 januari 2014.
Voor de Federale Staat : De eerste minister, E. DI RUPO De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest : De minister-president, K. PEETERS De minister van Binnenlands Bestuur, G. BOURGEOIS Voor de Franse Gemeenschap : De minister-president, R. DEMOTTE Voor de Duitstalige Gemeenschap : De minister-president, K.-H. LAMBERTZ Voor het Waalse Gewest : De minister-president, R. DEMOTTE Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De minister-president, R. VERVOORT Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : De minister-president, R. VERVOORT Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De minister-president van Het College, Ch. DOULKERIDIS Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 26 maart 2015.
Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2014-2015 A-86/1 Ontwerp van ordonnantie A-86/2 Verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 13 maart 2015.