Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 20 juli 2023
gepubliceerd op 14 september 2023

Ordonnantie tot invoering van een algemeen kader voor de erkenning van beroepskwalificaties

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2023044136
pub.
14/09/2023
prom.
20/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JULI 2023. - Ordonnantie tot invoering van een algemeen kader voor de erkenning van beroepskwalificaties


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd door richtlijn 2013/55/ EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("IMI-verordening").

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van deze ordonnantie verstaat men onder: 1° gereglementeerd beroep: een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties;met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening.

Wanneer de voorgaande definitie niet van toepassing is, wordt het in paragraaf 2 bedoelde beroep met een gereglementeerd beroep gelijkgesteld; 2° beroepskwalificaties: kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 22, 1°, a), en/of beroepservaring;3° opleidingstitel: een diploma, certificaat of andere titel die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Europese Unie gevolgde beroepsopleiding.Wanneer deze definitie niet van toepassing is, wordt een in paragraaf 3 bedoelde opleidingstitel met een opleidingstitel gelijkgesteld; 4° bevoegde autoriteit: iedere door de lidstaten gemachtigde autoriteit of instelling die bevoegd is bewijsstukken van opleiding en andere documenten of informatie af te geven, of aan te nemen, alsmede aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen zoals bedoeld in deze ordonnantie;5° gereglementeerde opleiding: elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld.De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend; 6° beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of deeltijdse uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;7° aanpassingsstage: de uitoefening van een gereglementeerd beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding.De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling alsmede de status van de migrerende stagiair worden door de bevoegde Brusselse autoriteit vastgesteld; 8° proeve van bekwaamheid: een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -bekwaamheden van de aanvrager die door de bevoegde Brusselse autoriteit wordt verricht of erkend en die tot doel heeft te beoordelen of deze de bekwaamheid bezit om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een gereglementeerd beroep uit te oefenen.Ten behoeve van deze controle stelt de bevoegde Brusselse autoriteit op basis van een vergelijking tussen de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft ontvangen een lijst op van de vakgebieden die niet bestreken worden door het diploma of andere opleidingstitels die de aanvrager overlegt.

Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op de vakgebieden die moeten worden gekozen uit die welke op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te kunnen uitoefenen. Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de beroepsregels die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de betrokken activiteiten van toepassing is. De nadere regelingen voor de proeve van bekwaamheid alsook de status van de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil voorbereiden, worden vastgelegd door de bevoegde Brusselse autoriteit; 9° bedrijfsleider: eenieder die in een onderneming van de bedrijfstak in kwestie een van de volgende functies heeft uitgevoerd: a) hetzij de functie van bedrijfsleider of leider van een filiaal van een onderneming;b) hetzij de functie van plaatsvervanger van de eigenaar of van de bedrijfsleider indien deze functie, wat verantwoordelijkheid betreft, met die van de vertegenwoordigde eigenaar of bedrijfsleider overeenstemt;c) hetzij de functie van lid van het leidinggevend personeel, belast met commerciële en/of technische taken en verantwoordelijk voor één of meer afdelingen van de onderneming;10° bevoegde Brusselse autoriteit: de autoriteit of instelling die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is bewijsstukken van opleiding en andere documenten of informatie af te geven, of aan te nemen, alsmede aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen zoals bedoeld in deze ordonnantie;11° richtlijn: richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;12° lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie, evenals alle andere staten waarop de richtlijn van toepassing is;13° lidstaat van oorsprong: een andere lidstaat of lidstaten waar de aanvrager zijn beroepskwalificaties verworven heeft;14° lidstaat van vestiging: de lidstaat waar de dienstverrichter wettelijk gevestigd is;15° derde land: een staat waarop de richtlijn niet van toepassing is;16° aanvrager: onderdaan van een lidstaat die zijn beroepskwalificaties verworven heeft in een lidstaat of een onderdaan van een derde land die op basis van een andere richtlijn valt onder het toepassingsgebied van de richtlijn en die de erkenning van zijn kwalificaties vraagt met het oog op de uitoefening van een gereglementeerd beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;17° beroepsstage: een periode van beroepsuitoefening onder toezicht, mits dit een voorwaarde voor de toegang tot een gereglementeerd beroep vormt en die ofwel tijdens of na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma kan plaatsvinden;18° Europese beroepskaart: een elektronisch certificaat dat wordt afgegeven hetzij ten bewijze dat de beroepsbeoefenaar aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten in een ontvangende lidstaat of dat de beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een ontvangende lidstaat erkend zijn;19° een leven lang leren: alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek;20° dwingende redenen van algemeen belang: redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, het dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;21° Europees systeem voor de overdracht van studiepunten of ECTS-studiepunten: het in het Europees hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem;22° IMI: het informatiesysteem van de interne markt beheerst door verordening (EU) 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt en tot intrekking van beschikking 2008/49/EG van de Europese Commissie ("IMI-verordening"). § 2. Met een gereglementeerd beroep wordt gelijkgesteld een beroep dat door de leden van een van de in bijlage 1 genoemde verenigingen of organisaties wordt uitgeoefend.

De in het eerste lid bedoelde verenigingen of organisaties hebben met name ten doel een hoog niveau in het betrokken beroepsgebied te bevorderen en te handhaven. Daartoe genieten zij een specifieke erkenning door een lidstaat, geven zij aan hun leden een opleidingstitel af, onderwerpen zij hun leden aan beroepsregels die zij uitvaardigen, en geven zij hen het recht op een titel, afkorting of status die met de opleidingstitel overeenstemt. § 3. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien die lidstaat deze beroepservaring bevestigt.

Art. 4.Als de bevoegde Brusselse autoriteit de toegang of de uitoefening van een gereglementeerd beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest afhankelijk maakt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, legt deze ordonnantie de regels vast op basis waarvan ze, in toepassing van de richtlijn, de in een andere lidstaat of andere lidstaten verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkent voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep.

Deze ordonnantie legt eveneens de regels vast voor de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep, de aanvraag en afgifte van een Europese beroepskaart en de erkenning van beroepsstages volbracht in een andere lidstaat.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de federale overheid en de Gemeenschappen is deze ordonnantie van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat of een derde land dat op basis van een andere richtlijn onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt, met inbegrip van beoefenaars van vrije beroepen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een gereglementeerd beroep willen uitoefenen als werknemer of zelfstandige en in een andere lidstaat hun beroepskwalificaties hebben verworven.

Deze ordonnantie is eveneens van toepassing op onderdanen van een lidstaat die een beroepsstage buiten België hebben voltooid. § 2. Deze ordonnantie is van toepassing op de gereglementeerde beroepen waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is, met inbegrip van de beroepen van rijinstructeur en directeur van een rijschool, onder voorbehoud van paragraaf 3. § 3. Indien voor een bepaald gereglementeerd beroep, met uitzondering van de beroepen van rijinstructeur en directeur van een rijschool, andere specifieke bepalingen die rechtstreeks betrekking hebben op de erkenning van beroepskwalificaties zijn vastgelegd in een afzonderlijk rechtsinstrument van de Europese Unie of een rechtsinstrument van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze ordonnantie niet van toepassing.

Art. 6.§ 1. De erkenning van de beroepskwalificaties door de bevoegde Brusselse autoriteit geeft de begunstigde toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit en stelt hem in staat dit beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die van toepassing op beroepskwalificaties verworven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In afwijking van het eerste lid wordt de gedeeltelijke toegang tot een beroep in de ontvangende lidstaat toegekend onder de voorwaarden vastgelegd in artikel 14. § 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie is het beroep dat de aanvrager in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien hieronder vergelijkbare werkzaamheden vallen. Afdeling 2. - Europese beroepskaart

Onderafdeling 1. - Aanvraag van een Europese beroepskaart om een beroepsactiviteit uit te oefenen in een andere lidstaat

Art. 7.Als de Europese Commissie door middel van een uitvoeringshandeling vastgesteld uit hoofde van artikel 4bis, lid 7, van de richtlijn de Europese beroepskaart heeft ingevoerd voor een bepaald beroep en de voorwaarden ervan heeft vastgelegd, kan de houder van de beroepskwalificatie in kwestie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die dit beroep in een andere lidstaat wenst uit te oefenen een van de volgende mogelijkheden kiezen: 1° de erkenning van deze beroepskwalificatie in de ontvangende lidstaat vragen;2° naargelang het geval aan de bevoegde Brusselse autoriteit de afgifte van een Europese beroepskaart vragen of bij de ontvangende lidstaat een aanvraag tot afgifte van een Europese beroepskaart indienen en alle voorbereidende handelingen voor het IMI-bestand uitvoeren.

Art. 8.§ 1. De houder van een beroepskwalificatie zoals bedoeld in artikel 7 die een beroepsactiviteit wenst uit te oefenen in andere lidstaten kan zijn aanvraag van een Europese beroepskaart indienen middels het door de Europese Commissie ter beschikking gestelde online-instrument, dat voor de betrokken aanvrager automatisch een IMI-bestand aanmaakt.

De aanvrager voegt bij zijn aanvraag alle documenten vereist op basis van de uitvoeringshandelingen vastgelegd door de Europese Commissie op grond van 4bis, lid 7, van de richtlijn. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteit bevestigt binnen een week na ontvangst van de aanvraag dat deze is ontvangen en deelt de aanvrager mee welke documenten ontbreken.

De bevoegde Brusselse autoriteit verstrekt, in voorkomend geval, elk bevestigend attest dat wordt vereist op grond van onderhavige ordonnantie of door de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie in overeenstemming met artikel 7 van de richtlijn.

Ze gaat eveneens na of de aanvrager wettig gevestigd is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en of alle benodigde documenten die voor het opmaken van een Europese beroepskaart zijn afgeleverd geldig en authentiek zijn.

Indien hierover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde Brusselse autoriteit de instantie die de documenten heeft afgeleverd.

Ze kan de aanvrager eveneens verzoeken voor eensluidend verklaarde afschriften van de documenten voor te leggen.

Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de bevoegde Brusselse autoriteit niet opnieuw vragen documenten voor te leggen die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn, § 3. De kosten van de administratieve procedure voor de afgifte van een Europese beroepskaart die door de bevoegde Brusselse autoriteit van de aanvrager kunnen gevraagd worden, zijn redelijk, evenredig en in verhouding met de kosten die de lidstaten van oorsprong en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maken en mogen het aanvragen van een Europese beroepskaart niet ontmoedigen.

Onderafdeling 2. - Afgifte van een Europese beroepskaart om een beroepsactiviteit uit te oefenen in een andere lidstaat

Art. 9.§ 1. Indien de aanvraag van de beroepskaart bedoeld in artikel 7 betrekking heeft op het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid bedoeld in artikel 18, § 5, levert de bevoegde Brusselse autoriteit, na controle van de aanvraag en de bijhorende bewijsstukken, de beroepskaart af binnen een termijn van drie weken die aanvangt: 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid;2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid. De bevoegde Brusselse autoriteit stuurt de Europese beroepskaart vervolgens onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van alle betrokken ontvangende lidstaten. Ze stelt de aanvrager hiervan eveneens in kennis. De Europese beroepskaart heeft een geldigheidsduur van achttien maanden te rekenen vanaf haar afgifte. § 2. De houder van een Europese beroepskaart die diensten in andere lidstaten wenst te leveren dan deze vermeld in zijn oorspronkelijke aanvraag of die diensten wenst te blijven leveren na de oorspronkelijke periode van achttien maanden, stelt de bevoegde Brusselse autoriteit hiervan in kennis. Hij verschaft eveneens alle door deze autoriteit in toepassing van de uitvoeringshandeling aangenomen uit hoofde van artikel 4bis, § 7 van de richtlijn vereiste informatie omtrent wezenlijke veranderingen in de in het IMI-bestand vastgelegde situatie.

De bevoegde Brusselse autoriteit zendt de geactualiseerde Europese beroepskaart naar alle betrokken ontvangende lidstaten. § 3. De Europese beroepskaart blijft geldig zolang de houder ervan het recht behoudt het beroep uit te oefenen op basis van de documenten en de informatie vermeld in het IMI-bestand. § 4. Europese beroepskaarten afgegeven door de andere bevoegde Belgische autoriteiten worden erkend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 10.§ 1. Indien de Europese beroepskaart bedoeld in artikel 7 aangevraagd wordt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, stelt de bevoegde Brusselse autoriteit het voorbereidend dossier op met betrekking tot de aanvraag. Zij gaat de geldigheid en de authenticiteit na van de in het IMI-dossier ter staving opgenomen documenten, binnen een termijn van één maand die aanvangt: 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid;2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid. De bevoegde Brusselse autoriteit zendt vervolgens onverwijld de aanvraag door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken ontvangende lidstaat en brengt de aanvrager op hetzelfde moment op de hoogte van de status van de aanvraag. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteit stuurt de door de ontvangende lidstaat gevraagde informatie of het voor eensluidend verklaard afschrift van een document maximaal binnen twee weken na het verzoek van de ontvangende lidstaat naar deze lidstaat.

Onderafdeling 3. - Onderzoek van een aanvraag van een Europese beroepskaart om een beroepsactiviteit uit te oefenen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gevolgen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Art. 11.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de gevallen waarin de bevoegde Brusselse autoriteit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong van de houder van de beroepskwalificatie een aanvraag voor een beroepskaart krijgt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. In de in artikel 26, 30 en 31 bedoelde gevallen beslist de bevoegde Brusselse autoriteit binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag overgemaakt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong of ze de beroepskaart aflevert of niet. § 3. Indien een aanvraag voor een beroepskaart de tijdelijke en incidentele verrichting van een activiteit beoogt die gevolgen heeft voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid zoals bedoeld in artikel 18, § 5 of waarvoor compenserende maatregelen overeenkomstig artikel 25 kunnen worden opgelegd, beslist de bevoegde Brusselse autoriteit de beroepskaart al dan niet af te leveren of de aanvrager te onderwerpen aan compenserende maatregelen, en dit binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong overgemaakte aanvraag. § 4. De bevoegde Brusselse autoriteit kan beslissen om de termijn bedoeld in paragrafen 2 en 3 met twee weken te verlengen. De beslissing wordt gemotiveerd. Zij wordt meegedeeld aan de aanvrager.

De bevoegde Brusselse autoriteit kan deze eerste verlenging eenmaal hernieuwen met een bijkomende termijn van twee weken indien deze hernieuwing strikt noodzakelijk is, met name om redenen die verband houden met de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten. § 5. In geval van gerechtvaardigde twijfel kan de bevoegde Brusselse autoriteit de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie vragen of vragen om het meesturen van een vooreensluidend verklaard afschrift van een document.

De bevoegde Brusselse autoriteit kan enkel toegang vragen tot documenten in het IMI-bestand die nog geldig zijn.

De vraag om aanvullende informatie of een voor eensluidend verklaard afschrift van documenten verlengt de termijn waarbinnen de bevoegde Brusselse autoriteit haar beslissing moet nemen overeenkomstig paragrafen 2 en 3 niet. Indien de lidstaat van oorsprong of de aanvrager bepaalde informatie niet overmaken, kan dit leiden tot een weigeringsbeslissing. Deze weigering wordt naar behoren gemotiveerd. § 6. Als de bevoegde Brusselse autoriteit geen beslissing neemt binnen de in paragrafen 2 en 3 vastgelegde termijnen of geen proeve van bekwaamheid in de zin van artikel 18, § 5 organiseert, wordt de Europese beroepskaart geacht te zijn afgegeven en wordt zij via het IMI automatisch toegezonden aan de houder van een beroepskwalificatie.

Ten behoeve van vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart geen automatisch recht om een bepaald beroep uit te oefenen als er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest al registratievoorschriften of andere controleprocedures gelden voordat de Europese beroepskaart voor dat beroep werd ingevoerd.

De door de lidstaat van oorsprong overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen wat betreft de Europese beroepskaart vervangen elke aanvraag voor erkenning van beroepskwalificaties.

Art. 12.De Europese beroepskaart vervangt de verklaring die desgevallend wordt gevraagd in toepassing van artikel 18.

De bevoegde Brusselse autoriteit kan geen nieuwe verklaring vragen binnen de achttien maanden volgend op de afgifte ervan.

Onderafdeling 4. - Verwerking en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart

Art. 13.§ 1. De gegevens op de Europese beroepskaart beperken zich tot de gegevens die nodig zijn om na te gaan of de houder ervan het recht heeft het beroep waarvoor ze werd afgegeven uit te oefenen, met name de naam en voornamen van de houder, geboorteplaats en -datum, beroep, opleidingstitels en officiële kwalificaties van de houder, evenals het toepasselijk stelsel, de betreffende bevoegde autoriteiten, het nummer van de kaart, de beveiligingsfuncties en een verwijzing naar een geldig bewijs van identiteit. Informatie met betrekking tot opgedane beroepservaring of compenserende maatregelen waaraan door de houder van de Europese beroepskaart is voldaan, wordt opgenomen in het IMI-bestand. § 2. Onverminderd het vermoeden van onschuld, werkt de aanvraag binnen de grenzen van haar bevoegdheden het IMI-bestand dat betrekking heeft op een Europese beroepskaart bij door er informatie in op te nemen over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op een verbod of beperking op de uitoefening van een professionele activiteit en die invloed hebben op de uitoefening van de werkzaamheden van de houder van een Europese beroepskaart op grond van deze ordonnantie.

Daarbij neemt zij de regels in acht inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 24 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005011333 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie sluiten tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn Financiële diensten op afstand en van de richtlijn Privacy en elektronische communicatie en van het recht van gesanctioneerde en veroordeelde personen.

In het kader van de in het eerste lid bedoelde bijwerking verwijdert de bevoegde Brusselse autoriteit informatie die niet langer noodzakelijk is. De houder van de Europese beroepskaart en de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het betreffende IMI-bestand worden onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze bijwerking.

De inhoud van de bijwerkingen beperkt zich tot: 1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar;2° het beroep in kwestie;3° informatie over de nationale autoriteit of rechtbank die de beperkings- of verbodsbeslissing heeft genomen;4° de reikwijdte van de beperking of het verbod;5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is. § 3. De persoonsgegevens in het IMI-bestand komen voor verwerkingsdoeleinden in aanmerking zolang dat nodig is met het oog op de erkenningsprocedure als zodanig en als bewijs van de erkenning of van de overmaking van de krachtens artikel 18 vereiste verklaring. § 4. De persoonsgegevens in het bijgewerkte IMI-bestand of op de beroepskaart worden verwerkt overeenkomstig de regels betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005011333 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie sluiten tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie.

De persoonsgegevens op de Europese beroepskaart worden verwerkt om de houder van de beroepskaart te identificeren en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten te informeren over eventuele beperkingen met betrekking tot de uitoefening van een beroepsactiviteit.

De in het tweede lid bedoelde persoonsgegevens: 1° worden eerlijk en rechtmatig verwerkt;2° worden verzameld om het doel bedoeld in lid 2 te bereiken;3° zijn toereikend, terzake dienend en niet overmatig uitgaande van het doel bedoeld in lid 2. § 5. De houder van een Europese beroepskaart kan op elk moment, en zonder dat daaraan voor hem kosten zijn verbonden, verzoeken om toegang tot zijn gegevens in het IMI-bestand, overeenkomstig artikel 15 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), of de schrapping van de gegevens opgenomen in het IMI-bestand of de afscherming van het desbetreffende IMI-bestand vragen. De houder wordt van dit recht in kennis gesteld op het moment dat de Europese beroepskaart wordt afgegeven en wordt daaraan vervolgens om de twee jaar herinnerd.

Bij een verzoek tot verwijdering van een IMI-dossier gekoppeld aan een Europese beroepskaart afgegeven voor vestigingsdoeleinden of voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten op grond van artikel 18, § 5, verstrekt de bevoegde Brussels autoriteit in kwestie de houder van de beroepskwalificaties een attest waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend. § 6. Elke bevoegde Brusselse autoriteit belast met het onderzoek van een aanvraag voor een Europese beroepskaart of de afgifte ervan of met een IMI-dossier gekoppeld aan een beroepskaart wordt voor de verwerking van de persoonsgegevens op de Europese beroepskaart en in alle IMI-bestanden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke zoals bedoeld in artikel 4, punt 7 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). § 7. Elke belanghebbende, met inbegrip van de werkgevers en klanten van de houder van de Europese beroepskaart en de overheidsinstanties, kan aan de bevoegde Brusselse autoriteit vragen om de echtheid en geldigheid van een Europese beroepskaart die hem door de kaarthouder wordt voorgelegd, te controleren Afdeling 3. - Gedeeltelijke toegang

Art. 14.4 § 1. De bevoegde Brusselse autoriteit verleent gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: 1° de beroepsbeoefenaar is in zijn lidstaat van oorsprong volledig gekwalificeerd om de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd;2° de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteiten en het gereglementeerde beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegelaten te worden;3° de beroepsactiviteit kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het gereglementeerde beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest omvat. Om na te gaan of aan de voorwaarde vermeld in het eerste lid, 3°, is voldaan, onderzoekt de bevoegde Brusselse autoriteit of de beroepsactiviteit al dan niet autonoom in de lidstaat van oorsprong kan worden uitgeoefend.

Er wordt geval per geval onderzocht of er aan de voorwaarden van het eerste lid voldaan werd en de gedeeltelijke toegang wordt eveneens geval per geval toegekend. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteit kan een gedeeltelijke toegang weigeren als deze weigering door dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is, indien ze nodig is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken. § 3. Aanvragen voor gedeeltelijke toegang worden overeenkomstig hoofdstuk 2 onderzocht als de toegang gevraagd wordt voor het verrichten van tijdelijke en incidentele diensten die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid en overeenkomstig hoofdstuk 3, afdelingen 1 en 3, als de aanvraag gedaan wordt voor vestigingsdoeleinden. § 4. In afwijking van artikel 18, § 5, zevende lid, wordt de beroepsactiviteit uitgeoefend onder de beroepstitel van de lidstaat van oorsprong zodra gedeeltelijke toegang is verleend. De bevoegde Brusselse autoriteit kan eisen dat deze beroepstitel in het Nederlands of het Frans gebruikt wordt.

Beroepsbeoefenaren aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, maken de afnemers van hun diensten duidelijk kenbaar tot welk gebied hun beroepsactiviteiten zich beperken. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op beroepsbeoefenaren wier beroepskwalificaties automatisch worden erkend, met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 2 of 3. HOOFDSTUK 2. - Vrije dienstverrichting

Art. 15.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing wanneer de dienstverrichter zich naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest begeeft om er tijdelijk en incidenteel het in artikel16, eerste lid bedoelde beroep uit te oefenen.

Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting.

Art. 16.Onverminderd specifieke bepalingen van het Unierecht en de artikelen 17 en 18, kan het vrij verrichten van diensten niet beperkt worden om redenen van beroepskwalificatie als aan alle volgende voorwaarden is voldaan: 1° de dienstverrichter is op wettige wijze gevestigd in een lidstaat om er hetzelfde beroep uit te oefenen;2° de dienstverrichter begeeft zich naar een andere lidstaat, indien hij dit beroep tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend in een of meerdere lidstaten, als het beroep niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging.Deze voorwaarde van een jaar beroepsuitoefening is niet van toepassing wanneer het beroep of het onderwijs en de opleiding die toegang verlenen tot het beroep, gereglementeerd zijn.

Als de dienstverrichter zich vestigt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve regels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en ernstige wanprestaties die rechtstreeks en specifiek verband houden met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook de tuchtrechtelijke bepalingen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen.

Art. 17., eerste lid, stelt dienstverrichters gevestigd in een andere lidstaat vrij van de verplichtingen inzake vergunning, inschrijving of aansluiting bij een beroepsorganisatie die aan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde beroepsbeoefenaars worden opgelegd.

Om overeenkomstig artikel 16, tweede lid, toepassing van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken, kan de bevoegde Brusselse autoriteit voorzien in een automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie, voor zover dit de dienstverrichting op geen enkele wijze vertraagt of bemoeilijkt en voor de dienstverrichter geen extra kosten meebrengt. De bevoegde Brusselse autoriteit stuurt een kopie van de in artikel 18, § 1, bedoelde verklaring en eventueel de verlenging ervan, met daarnaast, voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid en de openbare veiligheid genoemd in artikel 18, § 5, een kopie van de in artikel 18, § 2 bedoelde documenten aan de betrokken beroepsorganisatie, hetgeen gelijkstaat met een automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma voor dit doel.

Art. 18.§ 1. Als de dienstverrichter zich voor het eerst van een lidstaat naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest begeeft om er diensten te verrichten, kan de bevoegde Brusselse autoriteit eisen dat hij haar hiervan vooraf, door middel van een schriftelijke verklaring, met daarin de gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid, in kennis stelt. Deze verklaring wordt eenmaal per jaar verlengd indien de dienstverrichter voornemens is om gedurende dat jaar tijdelijke of incidentele diensten te verrichten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De dienstverrichter mag de verklaring met alle middelen aanleveren. § 2. Daarnaast kan de bevoegde Brusselse autoriteit voor de eerste dienstverrichting of indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten gestaafde situatie, eisen dat de verklaring vergezeld gaat van de volgende documenten: 1° een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter;2° een attest dat de houder ervan rechtmatig in een lidstaat gevestigd is om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen, en dat hem op het moment van afgifte van het attest geen beroepsuitoefeningsverbod is opgelegd, ook al is het maar tijdelijk;3° een bewijs van beroepskwalificaties;4° voor gevallen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, 2°, enig bewijsmiddel dat de dienstverrichter de betreffende werkzaamheden in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend;5° voor beroepen in de veiligheidssector, de gezondheidssector en voor beroepen in de onderwijssector waar met minderjarigen wordt gewerkt, een verklaring dat er geen tijdelijk of definitief beroepsuitoefeningsverbod is of dat er geen strafrechtelijke veroordelingen zijn, indien het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dit ook eist van personen die hun beroepskwalificaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben verworven;6° voor beroepen met patiëntveiligheidsimplicaties, een verklaring dat de aanvrager beschikt over de nodige talenkennis om het beroep in de ontvangende lidstaat uit te oefenen;7° voor beroepen betreffende de in bijlage 2 bedoelde werkzaamheden die door een lidstaat overeenkomstig artikel 59, lid 2, van de richtlijn zijn aangemeld, een certificaat aangaande de aard en de duur van de activiteit, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd. § 3. De indiening door de dienstverrichter van een verklaring vereist op grond van paragraaf 1 geeft deze dienstverrichter het recht op toegang tot de dienstenactiviteit of om deze activiteit uit te oefenen op het gehele Brusselse grondgebied. § 4. De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, wanneer voor de betrokken beroepsactiviteit in deze lidstaat een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de beroepstitel gebruikt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te vermijden. Wanneer de betrokken beroepstitel niet bestaat in de lidstaat van vestiging, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van deze lidstaat. § 5. In het geval van gereglementeerde beroepen met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, kan de bevoegde Brusselse autoriteit voor de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren.

Een voorafgaande controle, zoals bedoeld in het eerste lid, is alleen mogelijk indien deze bedoeld is om ernstige schade voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen en voor zover de controle niet meer omvat dan voor dit doel noodzakelijk is.

Binnen een termijn van ten hoogste een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten, vermeld in paragrafen 1 en 2, stelt de bevoegde Brusselse autoriteit de dienstverrichter in kennis van zijn beslissing om: 1° zijn beroepskwalificaties niet te controleren;2° na controle van zijn beroepskwalificaties: a) de dienstverrichter een proeve van bekwaamheid op te leggen;b) de dienstverrichting toe te staan. Bij problemen die een vertraging kunnen meebrengen bij het nemen van een besluit als bedoeld in het derde lid, stelt de bevoegde Brusselse autoriteit de dienstverrichter binnen dezelfde termijn als vermeld in het derde lid in kennis van de reden van de vertraging. Het probleem wordt binnen de maand die volgt op deze kennisgeving opgelost en het besluit wordt genomen binnen een termijn van twee maanden na oplossing van het probleem.

Wanneer de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt en de dienstverrichter dit niet kan compenseren door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daartoe bevoegde instantie, biedt de bevoegde Brusselse autoriteit de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een proeve van bekwaamheid te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competentie heeft verworven. De bevoegde Brusselse autoriteit neemt op basis hiervan een besluit over het toestaan van het verrichten van de diensten. De dienstverrichting moet in ieder geval kunnen plaatsvinden in de maand die volgt op die waarin het overeenkomstig lid 3 genomen besluit is genomen.

Indien de bevoegde Brusselse autoriteit niet reageert binnen de in lid 3 en 4 vermelde termijnen, mag de dienst worden verricht.

In de gevallen waarin de kwalificaties overeenkomstig deze paragraaf zijn gecontroleerd, wordt de dienst verricht onder de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebruikte beroepstitel.

Beroepen die automatische erkenning genieten kunnen niet onderworpen worden aan een voorafgaande controle van de kwalificaties. § 6. Indien de dienstverrichter al een schriftelijke verklaring heeft ingediend bij een andere bevoegde Belgische autoriteit hoeft hij de schriftelijke verklaring zoals bedoeld in paragraaf 1 niet opnieuw in te dienen bij de bevoegde Brusselse autoriteit.

Art. 19.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteit kan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstverrichter, alsmede over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen met betrekking tot de beroepsuitoefening.

Indien de bevoegde Brusselse autoriteit beslist de beroepskwalificaties van een dienstverrichter te controleren, kan ze bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie vragen over de opleidingen van de dienstverrichter, voor zover dit nodig is voor het beoordelen van wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden.

De bevoegde Brusselse autoriteit verstrekt op haar beurt deze informatie overeenkomstig artikel 37. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteit zorgt voor de uitwisseling van alle nodige informatie opdat een klacht van een afnemer van een dienst tegen een dienstverrichter correct kan worden afgehandeld. De afnemer wordt van het resultaat van de klacht in kennis gesteld.

Art. 20.Wanneer de dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging of onder de opleidingstitel van de dienstverrichter, kan de bevoegde Brusselse autoriteit eisen dat de dienstverrichter in aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Unierecht aan de afnemer van de dienst een van de volgende gegevens of al de volgende gegevens verstrekt: 1° wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dit register;2° wanneer voor de betrokken werkzaamheid in de lidstaat van vestiging een vergunning vereist is, de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende instantie;3° alle beroepsorganisaties of soortgelijke organisaties waarbij de dienstverrichter is aangesloten;4° de beroepstitel of, wanneer een dergelijke titel niet bestaat, de opleidingstitel van de dienstverrichter en de lidstaat waar deze werd verleend;5° wanneer de dienstverrichter een onder de btw vallende werkzaamheid uitoefent, het identificatienummer;6° gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid. HOOFDSTUK 3. - Vrijheid van vestiging Afdeling 1 - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels

Art. 21.Deze afdeling is van toepassing op alle beroepen die niet onder afdeling 2 vallen en in onderstaande gevallen waarin de aanvrager, om een bijzondere en uitzonderlijke reden, niet voldoet aan de in afdeling 2 vastgelegde voorwaarden: 1° voor de werkzaamheden opgesomd in bijlage 2, wanneer de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in de artikelen 27, 28 en 29;2° voor aanvragers die voldoen aan de eisen van artikel 3, § 3.

Art. 22.Voor de toepassing van de artikelen 24 en 25, § 6 worden de beroepskwalificaties in de volgende niveaus ingedeeld: 1° een bekwaamheidsattest dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, nadat de aanvrager: a) een opleiding heeft genoten die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma zoals bedoeld onder 2°, 3°, 4° of 5° of nadat de aanvrager een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, of nadat de aanvrager het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend;b) op het niveau van het primair of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten, waaruit blijkt dat de houder over een zekere algemene ontwikkeling beschikt;2° een certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs: a) hetzij van algemene aard, aangevuld met een andere dan de onder 3° bedoelde studiecyclus of beroepsopleiding of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;b) hetzij van technische of beroepsmatige aard, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding zoals bedoeld onder a), of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is;3° een diploma ter afsluiting van: a) een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het onder 4° en 5° bedoelde niveau en ten minste 1 jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat de aanvrager de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is;b) een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat niveau b) verstrekt, die gelijkwaardig is aan het onder a) vermelde opleidingsniveau, indien deze opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid leidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de lidstaat van oorsprong;4° een diploma dat bewijst dat de aanvrager met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is met succes heeft afgesloten;5° een diploma dat bewijst dat de aanvrager met succes een postsecundaire opleiding met een duur van tenminste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is met succes heeft afgesloten.

Art. 23.Met een opleidingstitel bedoeld in artikel 22, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die ofwel elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dit beroep.

Onder dezelfde voorwaarden als die in het eerste lid wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgelegd, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent. Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat. In dit geval wordt de vroeger genoten opleiding door de bevoegde Brusselse autoriteit met het oog op de toepassing van artikel 24 beschouwd als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding.

Art. 24.§ 1. Wanneer de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de bevoegde Brusselse autoriteit onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de aanvragers die hun beroepskwalificaties hebben verworven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de toegang tot en uitoefening van dit beroep toe aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest dat of een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 22 die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van datzelfde beroep op zijn grondgebied.

De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat is aangewezen. § 2. De in paragraaf 1 omschreven toegang tot en uitoefening van een beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het beroep in kwestie tijdens de voorafgaande tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die beschikken over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels die zijn afgegeven door een andere lidstaat die dat beroep niet reglementeert.

De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° zij worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;2° zij tonen aan dat de houder op de uitoefening van het beroep in kwestie is voorbereid. De in het eerste lid bedoelde beroepservaring van een jaar kan echter niet worden geëist wanneer de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt aantoont (aantonen) dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten. § 3. De bevoegde Brusselse autoriteit erkent het overeenkomstig artikel 22 door de lidstaat van oorsprong geattesteerde opleidingsniveau, evenals het certificaat waarmee de lidstaat van oorsprong verklaart dat de opleiding zoals bedoeld in artikel 22, 3°, b° gelijkwaardig is aan het niveau vastgelegd in artikel 22, 3°, a). § 4. In afwijking van paragrafen 1 en 2 en van artikel 25 kan de bevoegde Brusselse autoriteit de toegang tot en de uitoefening van het beroep weigeren aan houders van een bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 22, 1°, wanneer de beroepskwalificatie die voor de uitoefening van het beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereist is een beroepskwalificatie is zoals bedoeld in artikel 22, 5°.

Art. 25.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteit kan in één van de volgende gevallen van de aanvrager eisen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt: 1° als de door de aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden gedekt door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleidingstitel;2° als het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gereglementeerde beroep één of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en als de opleiding vereist in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die gedekt door het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager voorlegt. § 2. Indiende bevoegde Brusselse autoriteit van de mogelijkheid van paragraaf 1 gebruik maakt, moet zij de aanvrager de keuze laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid.

Wanneer de bevoegde Brusselse autoriteit meent dat het voor een bepaald beroep noodzakelijk is van het eerste lid af te wijken en de aanvrager niet de keuze te laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid, stelt zij de andere lidstaten en de Europese Commissie vooraf hiervan in kennis, waarbij zij deze afwijking afdoende motiveert.

Bij gebrek aan een reactie van de Europese Commissie binnen een termijn van drie maanden via een uitvoeringshandeling waarbij ze de bevoegde Brusselse autoriteit vraagt om van de voorgenomen maatregel af te zien, mag de afwijking worden toegepast. § 3. In afwijking van het in paragraaf 2 vastgelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Brusselse autoriteit ofwel een aanpassingsstage, ofwel een proeve van bekwaamheid voorschrijven met betrekking tot beroepen waarvoor de uitoefening precieze kennis van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepasselijke recht veronderstelt en/of waarvan het verstrekken van advies of het verlenen van bijstand op het gebied van dit recht een essentieel en constant element vormt.

Dit geldt ook voor de gevallen genoemd in artikel 21, 2°.

In het geval bedoeld in artikel 21, 1° mag de bevoegde Brusselse autoriteit een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid opleggen indien de aanvrager voornemens is als zelfstandige dan wel als bedrijfsleider beroepsactiviteiten uit te oefenen waarvoor kennis en toepassing van de specifieke in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldende voorschriften noodzakelijk zijn, mits de bevoegde Brusselse autoriteit ook van de aanvragers die hun beroepskwalificaties hebben verworven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de kennis en toepassing van deze regelgeving eist als voorwaarde om dergelijke activiteiten uit te oefenen.

In afwijking van het in paragraaf 2 vastgelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Brusselse autoriteit hetzij een aanpassingsstage hetzij een proeve van bekwaamheid voorschrijven in een van de volgende gevallen: 1° de houder van een beroepskwalificatie zoals bedoeld in artikel 22, 1° dient een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties in, terwijl de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste beroepskwalificatie een beroepskwalificatie is zoals bedoeld in artikel 22, 3° ;2° de houder van een beroepskwalificatie zoals bedoeld in artikel 22, 2° dient een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties in, terwijl de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste beroepskwalificatie een beroepskwalificatie is zoals bedoeld in artikel 22, 4° of 5°. Indien de houder van een beroepskwalificatie zoals bedoeld in artikel 22, 1°, een verzoek tot erkenning van zijn beroeopskwalificaties indient, terwijl de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste beroepskwalificatie een beroepskwalificatie is zoals bedoeld in artikel 22, 4°, kan de bevoegde Brusselse autoriteit zowel een aanpassingsstage als een proeve van bekwaamheid voorschrijven. § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "vakgebieden die wezenlijk verschillen" verstaan vakgebieden waarvan de kennis, vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua inhoud wezenlijk afwijkt van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleiding. § 5. Paragraaf 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

Onder het in het eerste lid bedoelde evenredigheidsbeginsel moet het volgende verstaan worden: indien de bevoegde Brusselse autoriteit overweegt van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te vragen, moet zij met name eerst nagaan of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een levenslang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een lidstaat of derde land, het in paragraaf 4 bedoelde wezenlijk verschil geheel of gedeeltelijk kunnen overbruggen. § 6. De beslissing van de bevoegde Brusselse autoriteit tot oplegging van een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid wordt naar behoren gemotiveerd. De aanvrager krijgt de volgende informatie: 1° het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de onderverdeling in artikel 22;2° de wezenlijke verschillen bedoeld in paragraaf 4 en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties welke zijn verworven door beroepservaring of levenslang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd. § 7. Wanneer de bevoegde Brusselse autoriteit beslist de aanvrager een proeve van bekwaamheid op te leggen, organiseert ze deze binnen een termijn van ten hoogste zes maanden na deze beslissing. Afdeling 2 - Erkenning van beroepservaring

Art. 26.Wanneer de toegang tot of uitoefening van een van de in bijlage 2 vermelde werkzaamheden afhankelijk wordt gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en -bekwaamheid, beschouwt de bevoegde Brusselse autoriteit het feit dat de werkzaamheid in kwestie voorafgaandelijk in een andere lidstaat is uitgeoefend als genoegzaam bewijs van die kennis en bekwaamheid. Deze werkzaamheid moet overeenkomstig de artikelen 27, 28 en 29 zijn uitgeoefend.

Art. 27.Bij werkzaamheden van lijst I van bijlage 2 moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend: 1° hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;2° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;3° hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend;5° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als lid van het leidinggevend personeel, waarvan gedurende ten minste drie jaar belast met technische taken en verantwoordelijk voor ten minste een afdeling van de onderneming, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. In de in het eerste lid, 1° en 4°, bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Brusselse autoriteit zijn beëindigd.

Het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op de werkzaamheden van groep EX 855 van de ISIC-nomenclatuur, Kapsalons.

Art. 28.Bij werkzaamheden van lijst II van bijlage 2 moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend: 1° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;2° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;3° hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend;5° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;6° hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. In de in het eerste lid, 1° en 4°, bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Brusselse autoriteit zijn beëindigd.

Art. 29.Bij werkzaamheden van lijst III van bijlage 2 moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend: 1° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;2° hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;3° hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste drie jaar als werknemer heeft uitgeoefend;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. In de in het eerste lid, 1° en 3°, bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde Brusselse autoriteit zijn beëindigd. Afdeling 3 - Automatische erkenning op basis

van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen

Art. 30.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een gemeenschappelijk opleidingskader verstaan een voor de uitoefening van een specifiek beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteit verbindt aan de op basis van een gemeenschappelijk opleidingskader verworven opleidingstitels dezelfde gevolgen als aan de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verworven opleidingstitels, indien het gemeenschappelijk opleidingskader door de Europese Commissie is ingevoerd via een uitvoeringshandeling vastgelegd in artikel 49bis, § 4, van de richtlijn. § 3. Een Brusselse beroepsorganisatie of een bevoegde Brusselse autoriteit kan de inrichting van een gemeenschappelijk opleidingskader overeenkomstig artikel 49bis, § 3, van de richtlijn, voorstellen aan de Europese Commissie. § 4. De bevoegde Brusselse autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om een gemeenschappelijk opleidingskader vast te stellen, alsook van de verplichting om automatische erkenning aan uit hoofde van dit gemeenschappelijk opleidingskader verworven beroepskwalificaties te verlenen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er zijn geen onderwijs- of opleidingsinstellingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een dergelijke opleiding voor het betrokken beroep kunnen aanbieden;2° de invoering van het gemeenschappelijk opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs- en opleidingsstelsel;3° er zijn wezenlijke verschillen tussen het gemeenschappelijk opleidingskader en de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleiding die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.

Art. 31.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een gemeenschappelijke opleidingsproef verstaan een gestandaardiseerde proeve van bekwaamheid die in alle deelnemende lidstaten beschikbaar is en voorbehouden is voor houders van bepaalde beroepskwalificaties. § 2. De houder van een beroepskwalificatie die onderworpen wordt aan een gemeenschappelijke opleidingsproef ingevoerd door een uitvoeringshandeling van de Europese Commissie, vastgelegd in artikel 49ter, § 4, mag, indien hij slaagt voor deze proef in een lidstaat, het beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder dezelfde voorwaarden uitoefenen als de houders van in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verworven beroepskwalificaties. § 3. Een Brusselse beroepsorganisatie of een bevoegde Brusselse autoriteit kan de Europese Commissie de inrichting van een gemeenschappelijke opleidingsproef overeenkomstig artikel 49ter, § 3, van de richtlijn voorstellen. § 4. De bevoegde Brusselse autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om de gemeenschappelijke opleidingsproef te organiseren en van de verplichting om automatische erkenning te verlenen aan beroepsbeoefenaars die geslaagd zijn voor de gemeenschappelijke opleidingsproef indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het betreffende beroep is niet gereglementeerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef beperkt in onvoldoende mate ernstige risico's voor de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van belang zijn;3° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef zou de toegang tot het beroep aanzienlijk minder aantrekkelijk maken in vergelijking met de eisen toegepast in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 4 - Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging

Art. 32.§ 1. Wanneer de bevoegde Brusselse autoriteit overeenkomstig dit hoofdstuk over een aanvraag tot uitoefening van het betreffende gereglementeerde beroep beslist, kan zij de in paragraaf 6 opgesomde documenten eisen.

De in paragraaf 6, 4°, 5° en 6°, bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn.

De bevoegde Brusselse autoriteit draagt er zorg voor dat de inhoud van de verstrekte informatie geheim blijft. § 2. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Brusselse autoriteit de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in deze andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels. § 3. In geval van gegronde twijfel, wanneer een opleidingstitel is afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat en een opleiding omvat die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de bevoegde Brusselse autoriteit bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan of: 1° de opleidingscyclus aan de instelling in kwestie officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is;2° de opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend indien de opleiding in zijn geheel was gevolgd in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is;3° de opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is. § 4. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Brusselse autoriteit de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een bevestiging vragen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten. § 5. Wanneer de bevoegde Brusselse autoriteit eist dat aanvragers die hun beroepskwalificaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben verworven voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep een eed of gelofte afleggen en de formule van deze eed of gelofte niet door onderdanen van de andere lidstaten kan worden gebruikt, ziet zij erop toe dat de betrokkenen een passende en gelijkwaardige formule kunnen gebruiken. § 6. In overeenstemming met paragraaf 1 kunnen de volgende documenten worden opgevraagd: 1° nationaliteitsbewijs;2° kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep in kwestie plus eventueel een bewijs van de beroepservaring van de persoon in kwestie.De bevoegde Brusselse autoriteit kan van de aanvrager eisen informatie omtrent zijn opleiding te verstrekken, voor zover dat noodzakelijk is om vast te stellen of er eventuele wezenlijke verschillen met de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vereiste opleiding bestaan, zoals bedoeld in artikel 25. Indien de aanvrager deze informatie niet kan verstrekken, richt de bevoegde Brusselse autoriteit zich tot het contactpunt, de bevoegde autoriteit of iedere andere relevante instelling van de lidstaat van oorsprong; 3° voor de in artikel 26 bedoelde gevallen: een verklaring aangaande de aard en de duur van de werkzaamheden, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instelling in de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene;4° een bevoegde Brusselse autoriteit die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van een dergelijk beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van lidstaten die het beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan;5° indien de bevoegde Brusselse autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen een document aangaande de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de aanvrager eist, aanvaardt zij als genoegzaam bewijs het document dat in de lidstaat van oorsprong wordt geëist.Indien de lidstaat van oorsprong dergelijke documenten niet eist, aanvaardt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een getuigschrift afgegeven door een bevoegde autoriteit van deze lidstaat; 6° indien de bevoegde Brusselse autoriteit voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen een van de volgende bewijzen eist, aanvaardt zij als genoegzaam bewijs een getuigschrift terzake afgegeven door de banken en verzekeringsmaatschappijen van een andere lidstaat: a) een bewijs van de financiële draagkracht van de aanvrager;b) een bewijs dat de aanvrager is verzekerd tegen de financiële risico's die verband houden met de beroepsaansprakelijkheid volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de voorwaarden en de omvang van deze garantie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;7° indien de bevoegde Brusselse autoriteit dit ook van aanvragers die hun beroepskwalificaties verworven hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest eist, een attest waarin wordt bevestigd dat er geen tijdelijk of definitief verbod op beroepsuitoefening dan wel geen strafrechtelijke veroordeling is. Als de documenten vermeld in het eerste lid, 4° niet afgegeven worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst, worden ze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - door de betrokkene afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of overheidsautoriteit of eventueel tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in de lidstaat van oorsprong of herkomst, die een attest verstrekt waaruit blijkt dat de verklaring onder ede of de plechtige verklaring is afgelegd. § 7. Met betrekking tot de in paragraaf 6, 4° en 5° bedoelde documenten moet de bevoegde Brusselse autoriteit de gevraagde documenten binnen twee maanden verstrekken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

Art. 33.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteit bevestigt binnen een maand de ontvangst van het dossier van de aanvrager en deelt in voorkomend geval mee welke documenten ontbreken. § 2. De procedure voor de behandeling van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, moet uiterlijk drie maanden na de indiening van het volledige dossier van de aanvrager door een met redenen omkleed besluit van de bevoegde Brusselse autoriteit worden afgesloten. Deze uiterste datum kan echter met een maand worden verlengd voor beroepen die onder afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk vallen. HOOFDSTUK 4. - Wijze van uitoefening van het beroep

Art. 34.§ 1. Beroepsbeoefenaars die erkenning van beroepskwalificaties hebben verkregen, moeten beschikken over de taalkennis die vereist is voor de uitoefening van het beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. De controles die tot doel hebben de taalkennis na te gaan, zijn beperkt tot de kennis van één officiële Belgische landstaal. § 3. De controles die erop gericht zijn de talenkennis bedoeld in paragraaf 1 na te gaan, mogen worden opgelegd als er ernstige en concrete twijfel bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen.

Er mogen slechts controles worden uitgevoerd na de afgifte van een Europese beroepskaart overeenkomstig artikel 11 of, in voorkomend geval, na de erkenning van een beroepskwalificatie. § 4. De bevoegde Brusselse autoriteit die de controle uitvoert, verzekert zich ervan dat deze evenredig is met de uit te oefenen activiteit.

Art. 35.Onverminderd artikel 18 ziet de bevoegde Brusselse autoriteit erop toe dat de betrokkenen het recht hebben gebruik te maken van opleidingstitels die hen verleend zijn in de lidstaat van oorsprong, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze lidstaat.

De bevoegde Brusselse autoriteit kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend. Wanneer een opleidingstitel van de lidstaat van oorsprong in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan worden verward met een titel waarvoor in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de bevoegde Brusselse autoriteit voorschrijven dat de begunstigde de opleidingstitel van de lidstaat van oorsprong voert in een door haar aangegeven passende vorm.

Art. 36.§ 1. Indien voor de toegang tot een gereglementeerd beroep in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een beroepsstage moet worden volbracht, erkent de bevoegde Brusselse autoriteit, wanneer zij een verzoek om toelating om het gereglementeerde beroep uit te oefenen onderzoekt, beroepsstages die in een andere lidstaat gevolgd zijn, mits de stage in overeenstemming is met de in paragraaf 2 bedoelde richtsnoeren, en houdt zij rekening met in een derde land gevolgde beroepsstages.

De duur van het deel van de beroepsstage die in het buitenland mag worden gevolgd, mag door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering echter tot een redelijke periode beperkt worden, rekening houdend met de bijzonderheden van elk gereglementeerd beroep. § 2. De erkenning van de beroepsstage vervangt geen van de voorwaarden opgelegd voor het slagen in een proef om toegang te krijgen tot het beroep in kwestie.

De bevoegde Brusselse autoriteit publiceert richtsnoeren voor de organisatie en de erkenning van beroepsstages die in een andere lidstaat of in een derde land worden gevolgd, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage. HOOFDSTUK 5. - Administratieve samenwerking

Art. 37.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteiten werken nauw samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong bij de toepassing van de richtlijn. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde informatie. § 2. De bevoegde Brusselse autoriteiten wisselen informatie uit met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die genomen zijn, en over alle andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van activiteiten in het kader van de richtlijn met inachtneming van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 24 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005011333 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie sluiten tot omzetting van de richtlijn Privacy en Elektronische communicatie.

In het omgekeerde geval, op aanvraag van de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat, gaat de bevoegde Brusselse autoriteit de juistheid van deze feiten vermeld in het eerste lid na, bepaalt ze de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en stelt ze de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat in kennis van de consequenties die zij daaruit trekt ten aanzien van de verstrekte informatie. § 3. Voor de toepassing van paragrafen 1 en 2 gebruikt de bevoegde autoriteit het IMI.

Art. 38.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteiten stellen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten ten laatste binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen door middel van een waarschuwing via het IMI in kennis van de identiteit van beroepsbeoefenaars die krachtens deze ordonnantie een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dit verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse bewijzen voor het bewijs van hun beroepskwalificaties. § 2. De verwerking van persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1 vindt plaats met inachtneming van de regels betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. § 3. De beroepsbeoefenaars over wie een waarschuwing naar de andere lidstaten is verzonden, worden door de bevoegde autoriteiten onmiddellijk zelf schriftelijk in kennis gesteld van het waarschuwingsbesluit alsook van elke beslissing die hiermee in verband staat.

De kennisgeving vermeldt ook de beroepsmogelijkheden.

Als de beroepsbeoefenaar beroep aantekent tegen de waarschuwingsbeslissing, moet dit beroep en de uitkomst ervan door de bevoegde autoriteiten aan de andere lidstaten worden meegedeeld.

Art. 39.§ 1. De bevoegde Brusselse autoriteit zorgt ervoor dat alle vereisten, procedures en formaliteiten inzake aangelegenheden die onder deze ordonnantie vallen, eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen kunnen worden afgewikkeld.

De in het eerste lid vermelde verplichting belet de bevoegde Brusselse autoriteit niet om in een latere fase voor eensluidend verklaarde afschrift en te vragen indien zij gegronde twijfel heeft en indien dit strikt noodzakelijk is. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid.

De procedures bedoeld in artikel 18, § 4 en in artikel 33 beginnen te lopen op het ogenblik dat een burger een aanvraag doet of desgevallend ontbrekende documenten voorlegt aan de bevoegde Brusselse autoriteit.

Het verzoek om voor eensluidend verklaarde afschriften, zoals bedoeld in paragraaf 1, wordt niet beschouwd als een vraag om ontbrekende documenten. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 40.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan wijzigingen aanbrengen aan de bijlagen van deze ordonnantie, teneinde ze in overeenstemming te brengen met de toekomstige wijzigingen in de Europese regelgeving.

Art. 41.De wet van 12 februari 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/02/2008 pub. 02/04/2008 numac 2008011094 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties type wet prom. 12/02/2008 pub. 08/07/2009 numac 2009000284 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. - Duitse vertaling sluiten tot instelling van het algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties, gewijzigd bij de wetten van 25 december 2016 en 29 augustus 2021, wordt opgeheven.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 20 juli 2023.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN den BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement: Gewone zitting 2022-2023 A-722/1 Ontwerp van ordonnantie A-722/2 Verslag Integraal verslag: Bespreking: vergadering van woensdag 19 juli 2023 Aanneming : vergadering van donderdag 20 juli 2023.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^