Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 15 maart 2013
gepubliceerd op 22 maart 2013

Ordonnantie houdende wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2013031159
pub.
22/03/2013
prom.
15/03/2013
ELI
eli/ordonnantie/2013/03/15/2013031159/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 2013. - Ordonnantie houdende wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Aan artikel 11, § 2, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening wordt een punt 5 toegevoegd dat luidt als volgt : « 5. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen kan slechts een eensluidend advies uitbrengen dat door of krachtens dit Wetboek is vereist indien minstens twee derde van haar leden aanwezig zijn.

Zolang het aanwezigheidsquorum niet bereikt is, kunnen nieuwe vergaderingen worden samengeroepen met dezelfde agenda. In dat geval, wordt de termijn waarbinnen het eensluidend advies moet worden uitgebracht met vijftien dagen verlengd. Is het aanwezigheidsquorum niet bereikt binnen deze verdagingstermijn, dan wordt het advies geacht positief te zijn. ».

Art. 3.Artikel 11, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de volgende zin : « Eensluidende adviezen die door of krachtens dit Wetboek zijn vereist, worden evenwel geformuleerd bij tweederde meerderheid van de aanwezige leden. ».

Art. 4.Artikel 98, § 2/2, van hetzelfde Wetboek wordt geschrapt.

Art. 5.In artikel 98, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « in het in § 2/2 bedoelde plan voor erfgoedbeheer » vervangen door de woorden « in een beheersplan voor erfgoed bedoeld in hoofdstuk VIbis van titel V ».

Art. 6.Artikel 175, 4°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « wanneer zij betrekking heeft op een goed dat, in zijn totaliteit of voor een gedeelte, ingeschreven is op de bewaarlijst of beschermd is of waarvan de procedure tot inschrijving of bescherming lopend is, of de handelingen of werken al dan niet betrekking hebben op de delen van het goed inschreven op de bewaarlijst of beschermd, of die het voorwerp uitmaken van een procedure tot inschrijving of bescherming; ».

Art. 7.In artikel 177, § 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Wanneer het eensluidend advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen gepaard gaat met voorwaarden, dan worden deze duidelijk en nauwkeurig opgesomd in het bepalend gedeelte van dit advies. ».

Art. 8.In artikel 177, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « beschermd goed of aan een op de bewaarlijst ingeschreven goed » vervangen door de woorden « goed dat is ingeschreven op de bewaarlijst, beschermd is of waarvan de inschrijving of de bescherming gaande is ».

Art. 9.In artikel 206 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 10° wordt geschrapt;b) er wordt een 12 ° toegevoegd dat luidt als volgt : « 12° sensibilisering : elke maatregel die als doel heeft het bewustzijn van het publiek voor de bescherming van het onroerend erfgoed op te wekken of te vergroten, inzonderheid middels educatie- en informatieprogramma's en iedere andere maatregel om de opleiding te bevorderen voor de verschillende beroepen en ambachten die een rol spelen in het behoud van het onroerend erfgoed en om het wetenschappelijk onderzoek ter zake aan te moedigen.».

Art. 10.In artikel 240, § 1, tweede lid, worden de woorden « in de zin van de artikelen 98, § 2/2 en 206, 10° » vervangen door de woorden « in de zin van hoofdstuk VIbis ».

Art. 11.Artikel 240 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een vijfde paragraaf die luidt als volgt : « § 5. - Binnen de perken van de begrotingskredieten, kan het Gewest zelf iedere sensibiliseringsmaatregel organiseren in de zin van artikel 206, 12° of optreden ter ondersteuning van initiatieven die uitgaan van derden. De Regering kan bovendien subsidies toekennen voor enige andere sensibiliseringsmaatregel in de voormelde zin, georganiseerd door een natuurlijke of rechtspersoon. De Regering is gemachtigd zowel de inhoudelijke als de procedurele regels vast te leggen voor de toekenning van deze subsidies. ».

Art. 12.In titel V van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VIbis ingevoegd dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIbis. - Beheersplan voor erfgoed Afdeling I. - Algemeen

Art. 242/1.§ 1. - De Regering kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een derde, een beheersplan voor erfgoed vaststellen dat, voor een geheel, een gebouw met meerdere verdiepingen of een landschap dat beschermd is of ingeschreven staat op de bewaarlijst, de te verwezenlijken doelstellingen voor het behoud, de middelen en werken om hiertoe te komen en de globale beheersvoorwaarden vaststelt met het oog op een harmonisch behoud van dit goed dat behoort tot het betrokken onroerend vastgoed.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, dient te worden verstaan onder : 1° geheel : elke groep van onroerende goederen die, naast de kenmerken bepaald in artikel 206, 1°, b), tevens een herhaling of een aanzienlijke coherentie van de voornaamste architecturale elementen vertoont;2° gebouw met meerdere verdiepingen : elk gebouw dat beschikt over meerdere verdiepingen en een herhaling of een aanzienlijke coherentie van de voornaamste architecturale elementen vertoont en afhangt van meerdere eigenaars;3° landschap : elk werk van de natuur of van de mens of elk gecombineerd werk van de natuur en de mens dat, naast de kenmerken bepaald in artikel 206, 1°, c), tevens een herhaling of een aanzienlijke coherentie van de voornaamste elementen vertoont. § 2. - De Regering bepaalt de vorm, de inhoud en de procedure betreffende de indiening door een derde van een aanvraag voor de opmaak van een beheersplan voor erfgoed.

Indien de aanvraag uitgaat van meer dan één persoon, vermeldt de aanvraag de persoon die alle aanvragers vertegenwoordigt en bij wie keuze van woonplaats wordt gedaan voor het vervolg van de procedure.

Binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag, stuurt de administratie, indien het dossier volledig is, per aangetekende zending een ontvangstbewijs op naar de aanvrager. In het omgekeerde geval, laat zij hem op dezelfde wijze weten dat het dossier niet volledig is, met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens; de administratie bezorgt het ontvangstbewijs binnen de twintig dagen nadat zij deze documenten of gegevens ontvangen heeft. Afdeling II. - Inhoud

Art. 242/2.- Het beheersplan voor erfgoed is een globaal beheersinstrument met het oog op een samenhangend, harmonisch en eenvormig behoud van het betrokken onroerend erfgoed.

Het bevat een globale studie van het beoogde goed, houdt rekening met de grondige analyses die hierover zijn gemaakt en bepaalt : 1° de algemene doelstellingen voor het behoud van het goed in de zin van artikel 206, 2° ;2° de middelen waarvan gebruik gemaakt dient te worden om deze doelstellingen te verwezenlijken;3° de handelingen en werken die verricht mogen worden in uitvoering van het plan en daardoor vrijgesteld zijn van de voorafgaande verkrijging van een stedenbouwkundige vergunning;4° wanneer het zelf geen vrijstelling verleent van stedenbouwkundige vergunning met toepassing van het 3°, de voorwaarden waaronder handelingen en werken aangevat of uitgevoerd mogen worden, waarbij deze vrijgesteld zijn hetzij van een stedenbouwkundige vergunning, hetzij van het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, van het advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, van de speciale maatregelen van openbaarmaking en/of van het advies van de overlegcommissie;5° de eventuele afwijkingen die voor het desbetreffende goed toegestaan worden op de eisen inzake energieprestaties, in de zin van de ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, nadat een afweging is gemaakt tussen het belang om het erfgoed in stand te houden, enerzijds, en de doelstelling om de energieprestaties en het binnenklimaat van het goed te verbeteren, anderzijds;6° de handelingen en werken die in aanmerking komen voor subsidies met toepassing van artikel 240, § 1 en, in voorkomend geval, de subsidies of verhoogde subsidiëringspercentages in de gevallen die het vermeldt in afwijking van de in uitvoering van deze bepaling vastgelegde regels. Afdeling III. - Uitwerkingsprocedure

Art. 242/3.- Ongeacht de aanvraag uitgaat van een derde of de procedure wordt ingeleid door de Regering, stelt de administratie een omstandig verslag op over het belang van de opmaak van een beheersplan, en indien dit belang erkend wordt, over het voorwerp en de draagwijdte ervan alsook over het voorwerp en de omvang van de voorstudies bedoeld in artikel 242/5, derde lid, 2°, in functie van de beoogde handelingen en werken, van de aard van het betrokken onroerend goed en van de te gebruiken technische elementen.

Art. 242/4.- De aanvraag van een derde om een beheersplan voor erfgoed op te maken en/of het verslag bedoeld in artikel 242/3 wordt om advies voorgelegd aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Indien de aanvraag uitgaat van een derde, gebeurt deze raadpleging binnen de vijfenveertig dagen nadat het ontvangstbewijs van het volledige dossier is verstuurd.

De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen brengt haar advies uit binnen vijfenveertig dagen na de kennisgeving van de adviesaanvraag. Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Binnen negentig dagen na ontvangst van het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen of na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn, spreekt de Regering zich uit over de aanvraag en bepaalt zij desgevallend de uitvoeringsregels van het beheersplan voor erfgoed. Indien de aanvraag uitgaat van een derde, deelt de Regering haar beslissing per aangetekend schrijven aan de aanvrager mee.

Art. 242/5.- De Regering werkt het ontwerpbeheersplan voor erfgoed uit op basis van de door haar bepaalde regels en stelt desgevallend een milieueffectenrapport op overeenkomstig de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's, onder voorbehoud van de in deze afdeling opgenomen bijzondere bepalingen.

In dit verband kan gebruik gemaakt worden van de informatie die is verzameld naar aanleiding van de goedkeuring van het besluit tot bescherming of inschrijving op de bewaarlijst en van de nuttige informatie betreffende de effecten op het leefmilieu verzameld naar aanleiding van de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning.

Het ontwerpbeheersplan voor erfgoed omvat volgende elementen, al naar gelang van hun relevantie in het licht van de vooropgestelde ingrepen : 1° een intentienota met uitdrukkelijke toelichting omtrent het voorwerp en de doelstellingen van het beheersplan voor erfgoed;2° de voorstudies : a) een beschrijving van de uiterlijke toestand van het goed en van de vastgestelde ongeordendheden;b) een historische, wetenschappelijke, technische en materiële analyse van het goed waarop de handelingen en werken betrekking hebben;c) de omschrijving van de principes en van de opties waarop de ingrepen gestoeld zijn;d) een studie betreffende de stabiliteit wanneer de handelingen en werken deze kunnen aantasten;e) wanneer de door het plan beoogde handelingen en werken een impact hebben op de energieprestatie van de betrokken gebouwen, een evaluatie van de verbetering van deze prestaties in het licht van de doelstellingen van de ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;3° de volgende plannen en overzichten : a) de algemene plannen met betrekking tot de ingrepen;b) een nauwkeurige staat van de bestaande architecturale of vegetatieve elementen, wanneer deze vervangen, gedemonteerd of gewijzigd worden;c) de gedetailleerde uitvoeringsplannen met aanduiding van de omvang en de exacte lokalisatie van elke categorie van werken;4° een nauwkeurige beschrijving van de werken en van de voorziene technieken met volgende preciseringen : a) elke categorie van werken en binnen elke categorie van werken is het nodig iedere post te beschrijven, te lokaliseren en te hernemen onder een afzonderlijke nummering;b) elke post moet zo nauwkeurig mogelijk omschreven worden voor wat betreft : - de aard van de aangewende materialen of beplanting; - de gebruikte technieken; 5° desgevallend een actieplan en een spreidingsplan van de ingrepen.

Art. 242/6.- De Regering onderwerpt het ontwerpbeheersplan voor erfgoed en het eventueel vereiste milieueffectenrapport aan het openbaar onderzoek op het grondgebied van de gemeente of van de gemeenten waar het betrokken goed gelegen is, en dit overeenkomstig de regels die gelden voor openbare onderzoeken met betrekking tot aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen.

Indien het project onderworpen is aan de opmaak van een voorafgaand milieueffectenrapport, vindt het openbaar onderzoek, in afwijking van artikel 11 van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's, plaats volgens de in het eerste lid bedoelde regels met betrekking tot het openbaar onderzoek.

Na het verstrijken van de onderzoekstermijn, beschikken de gemeente of de gemeenten waar het betrokken goed gelegen is, over een termijn van dertig dagen om een advies uit te brengen. Na die termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Art. 242/7.- Wanneer er afwijkingen worden toegestaan krachtens artikel 242/2, tweede lid, 5°, wordt het plan om advies voorgelegd aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer op het ogenblik dat het aan het openbaar onderzoek onderworpen wordt. Het Brussels Instituut voor Milieubeheer brengt zijn advies uit binnen vijfenveertig dagen volgend op de kennisgeving van de adviesaanvraag door de Regering. Na het verstrijken van deze termijn, wordt de procedure voortgezet.

Art. 242/8.- Na het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen te hebben ingewonnen volgens de regels bedoeld in de artikelen 11, § 3, en 177, § 2, vaardigt de Regering definitief het beheersplan voor erfgoed uit en bepaalt zij, desgevallend, de subsidiëringsregels, zoals bedoeld in artikel 242/2, tweede lid, 6°.

In afwijking van artikel 177, § 2, brengt de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen haar advies uit binnen vijfenveertig dagen volgend op de kennisgeving van de aanvraag door de Regering.

In het geval dat het advies van de Commissie ten dele ongunstig is, maar de essentie van het project niet in vraag stelt, kan de procedure worden voortgezet mits aanpassing van het project aan dit advies.

Art. 242/9.- Het beheersplan voor erfgoed treedt in werking binnen de door de Regering bepaalde termijn of, bij gebrek hieraan, een maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Afdeling IV. - Wijzigingsprocedure

Art. 242/10.- De Regering beslist over de wijziging van een beheersplan voor erfgoed bij met redenen omkleed besluit.

Art. 242/11.- De wijzigingsprocedure is onderworpen aan de bepalingen van afdeling III. Afdeling V. - Gevolgen

Art. 242/12.- De bepalingen van het beheersplan voor erfgoed die betrekking hebben op de elementen bedoeld in artikel 242/2, tweede lid, 3° tot 6°, hebben verordenende waarde.

De overige bepalingen van het plan zijn indicatief. Afdeling VI. - Informatie met betrekking tot de uitvoering van het

plan

Art. 242/13.- De eigenaars, gebruikers of derden zijn ertoe gehouden de administratie monumenten en landschappen te informeren over de uitvoering van de handelingen en werken die zijn toegestaan door het beheersplan voor erfgoed en dit minstens een maand voor het begin van de uitvoering ervan. Afdeling VII. - Uitvoeringsbesluiten

Art. 242/14.- De Regering hecht haar goedkeuring aan de uitvoeringsbesluiten voor dit hoofdstuk, waarin zij desgevallend preciseringen vastlegt in verband met de vorm van de hierin beoogde adviezen van de adviesorganen, de procedure met betrekking tot het onderzoek van de ingediende aanvragen om van start te gaan met de opmaak van een beheersplan voor erfgoed evenals de modaliteiten aangaande de door de administratie uitgeoefende controle op de uitvoering van deze plannen en van de handelingen en/of werken die erdoor toegestaan zijn. ».

Art. 13.Artikel 249, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 5° dat luidt als volgt : « 5° alle andere sensibiliseringsmaatregelen die verband houden met archeologische peilingen, opgravingen en ontdekkingen. ».

Art. 14.In artikel 298 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse versie wordt het eerste lid vervangen door de volgende tekst : « Voor de goederen die behoren tot het onroerend erfgoed dat volledig of deels beschermd is of ingeschreven op de bewaarlijst, en die hoofdzakelijk gebruikt worden als woning en niet worden verhuurd, of die uitsluitend gebruikt worden als voorziening inzake scholen, cultuur, sport, sociale aangelegenheden, gezondheid, erkende erediensten of lekenmoraal, geldt vrijstelling van onroerende voorheffing, in de volgende mate : »;2° het vierde lid wordt geschrapt.

Art. 15.Artikel 300, 6°, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de volgende woorden : « of om de verordenende voorschriften na te leven van een beheersplan voor erfgoed bedoeld in hoofdstuk VIbis van Titel V. ».

Art. 16.Artikel 58 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de als volgt opgestelde nieuwe leden : « De Regering kan, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 54 en bij een met redenen omkleed besluit, beslissen om een bijzonder bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk op te heffen.

In dat geval, verzoekt ze de gemeenteraad om daartoe over te gaan overeenkomstig de bepalingen in deze afdeling en legt ze de termijnen vast waarbinnen de gemeenteraad haar ter goedkeuring de beslissing moet voorleggen om het bijzonder bestemmingsplan op te heffen, een openbaar onderzoek op te starten en het volledige dossier over te maken ter goedkeuring van de beslissing om overeenkomstig artikel 61 over te gaan tot de opheffing.

Indien de gemeenteraad het verzoek van de Regering heeft afgewezen of de opgelegde termijnen niet heeft nageleefd, kan de Regering in zijn plaats het bijzonder bestemmingsplan opheffen volgens de in deze afdeling voorziene procedure. ».

Art. 17.In artikel 59, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een eerste lid wordt toegevoegd, luidend : « Onverminderd de in deze afdeling bepaalde procedure, zijn de artikelen 43 tot 47, betreffende de evaluatie van de milieueffecten van de ontwerpen van bijzondere bestemmingsplannen, van toepassing bij hun opheffing.»; 2° in het eerste lid, dat voortaan het tweede lid is, worden de woorden « een plan van de beoogde perimeter in geval van een gedeeltelijke opheffing, het verslag over de milieueffecten als dat verslag vereist wordt » ingevoegd tussen de woorden « bijzonder bestemmingsplan op te heffen, vergezeld van » en de woorden « een verslag waarin de opheffing van het bijzonder bestemmingsplan wordt verantwoord.»; 3° in fine van het eerste lid, dat voortaan het tweede lid is, wordt de volgende zin toegevoegd : « In het geval bedoeld in artikel 58, laatste lid, wordt het verslag dat de opheffing van het bijzonder bestemmingsplan verantwoordt in plaats van de wijziging ervan opgesteld door de Regering.». HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de ordonnantie van 14 mei 2009 tot wijziging van de ordonnantie van 13 mei 2004 houdende ratificatie van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening

Art. 18.Artikel 123 van de ordonnantie van 14 mei 2009 tot wijziging van de ordonnantie van 13 mei 2004 houdende ratificatie van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt : « Artikel 112 wordt evenwel van kracht één jaar na de bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad. ». HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's

Art. 19.Volgende wijzigingen worden aangebracht aan de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's : 1° Artikel 5, § 1, wordt aangevuld met een littera c), luidend als volgt : « c) die een beheersplan voor erfgoed uitmaken bedoeld in hoofdstuk VIbis van titel V van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening.». 2° Aan artikel 6, § 2, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De adviezen worden overgemaakt binnen dertig dagen na de aanvraag. Bij ontstentenis, worden de adviezen geacht ervan uit te gaan dat het plan of programma niet van die aard is aanzienlijke gevolgen te kunnen hebben voor het milieu. Ten minste de helft van de termijn van dertig dagen valt buiten de periodes van de schoolvakanties. ». 3° Artikel 10, § 2, tweede lid wordt aangevuld met een 7°, luidend als volgt : « 7° voor het beheersplan voor erfgoed bedoeld in hoofdstuk VIbis van titel V van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, behalve indien dit Instituut de uitwerker is van het voorstel om een beheersplan voor erfgoed op te maken, in welk geval de te raadplegen autoriteit de Raad voor het Leefmilieu is.». HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud

Art. 20.In artikel 50, § 3, vierde lid van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, worden de woorden « in toepassing van artikel 98, § 2/2 of 175, 4°, van het BWRO » vervangen door de woorden « in toepassing van hoofdstuk VIbis van titel V van het BWRO of van artikel 175, 4° van dit Wetboek ». HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding

Art. 21.Deze ordonnantie treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 6 treedt in werking de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 maart 2013.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota Gewone zitting 2012/2013 Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, nr. A-335/1. - Verslag, nr. A-335/2.

Integraal verslag : bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 1 februari 2013.

^