Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 14 december 2017
gepubliceerd op 24 januari 2018

Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende de oprichting van een Brusselse Deontologische Commissie

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2017032097
pub.
24/01/2018
prom.
14/12/2017
ELI
eli/ordonnantie/2017/12/14/2017032097/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


14 DECEMBER 2017. - Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende de oprichting van een Brusselse Deontologische Commissie (1)


De Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze gezamenlijke ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 39 en 135 van de Grondwet.

TITEL II. - Definities

Art. 2.Deze ordonnantie is van toepassing op de volgende openbare mandatarissen : 1° elk lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en elk lid van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;2° elk andere openbaar mandataris bedoeld in de gezamenlijke ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van (datum) betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen. TITEL III. - Over de Commissie HOOFDSTUK 1. - Oprichting

Art. 3.Er wordt een Brusselse Deontologische Commissie voor de in artikel 2 bedoelde openbare mandatarissen ingesteld, hierna « de Commissie » genoemd.

De Commissie is een vast orgaan van het Parlement.

De kredieten die noodzakelijk zijn voor de werking van de Commissie worden ingeschreven in de begroting van het Parlement. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten en bevoegdheden

Art. 4.§ 1. De Commissie heeft als taak om, op vraag van een in artikel 2 bedoeld openbaar mandataris, advies te geven over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten die hem betreft bij de uitoefening van zijn openbaar mandaat. Deze adviezen worden vertrouwelijk behandeld.

De Commissie kan ook, op vraag van een minister of een staatssecretaris, adviezen uitbrengen, over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten die hem betreft.

Deze adviezen worden vertrouwelijk behandeld.

De Commissie heeft als taak om adviezen te formuleren aangaande een specifiek geval van belangenconflict van een in artikel 2 bedoelde openbaar mandataris, op eigen initiatief of op schriftelijk en gemotiveerd verzoek door de helft van de erkende politieke fracties die vertegenwoordigd zijn in het Bureau in uitgebreide samenstelling waarvan een helft in elke taalgroep of door 30 Brusselse volksvertegenwoordigers waarvan ten minste een derde volksvertegenwoordigers van elke taalgroep. § 2. De Commissie heeft als taak algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve in specifieke gevallen die een of meer in artikel 2 bedoelde openbare mandatarissen met name betreffen, op het vlak van deontologie, ethiek en belangenconflicten, op eigen initiatief, op verzoek van de Voorzitter van het Parlement of op verzoek van de helft van de erkende politieke fracties die vertegenwoordigd zijn in het Bureau in uitgebreide samenstelling waarvan een helft in elke taalgroep of van 30 Brusselse volksvertegenwoordigers waarvan ten minste een derde volksvertegenwoordigers van elke taalgroep.

De Commissie heeft als taak om algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve in specifieke gevallen die een of meer openbare mandatarissen met name of personen als bedoeld in artikel 2 betreffen, op het vlak van deontologie, ethiek en belangenconflicten op verzoek van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. § 3. De Commissie heeft eveneens als taak vertrouwelijke adviezen of aanbevelingen van algemene of bijzondere aard te formuleren betreffende een in artikel 2, 1° bedoelde mandataris, op gemotiveerd verzoek van elke natuurlijke of rechtspersoon, betreffende elke vraag op het vlak van ethiek, deontologie of een belangenconflict. § 4. Voor het onderzoek van de aanvragen bedoeld in de §§ 1 en 3, mag de Commissie, op voorstel van de magistraat belast met de behandeling van het dossier, aan de in artikel 2 bedoelde openbare mandataris op wie deze adviesaanvraag betrekking heeft, een kopie vragen van de individuele aangifte van mandaten en bezoldigingen, ingevoerd op grond van het Reglement van het Parlement of van de gezamenlijke ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van (datum) betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen, op grond van artikel 25 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, alsook een bij de eedaflegging vertrouwelijk ingediende opgave van belangen waarin worden opgenomen : 1° de andere op de datum van de eedaflegging uitgeoefende beroepsbezigheden die aanleiding geven tot een bezoldiging of toelage;2° de tijdens de laatste vijf jaar uitgeoefende beroepsbezigheden die aanleiding hebben gegeven tot een bezoldiging of toelage;3° de op de datum van de benoeming en tijdens de laatste vijf jaar uitgeoefende bezigheden als consultant;4° de deelnemingen aan de leidende organen van een private instelling of een vennootschap op de datum van de benoeming of tijdens de laatste vijf jaar;5° de rechtstreekse participaties in het kapitaal van een vennootschap op de datum van de benoeming;6° de vrijwillige functies die een belangenconflict zouden kunnen doen ontstaan en die uitgeoefend worden op de datum van de benoeming. De opgave preciseert het bedrag van de bezoldigingen, vergoedingen of toelagen die de in artikel 2 bedoelde mandataris heeft ontvangen voor de in 1° tot 5° vermelde elementen.

De magistraat belast met het onderzoek van het dossier, is de enige die toegang heeft tot deze informatie. Hij brengt verslag uit aan de Commissie over de elementen die nuttig zijn voor het onderzoek naar de gegrondheid van de aanvraag, en hij bewaart de vertrouwelijkheid van de belangenverklaring. De magistraat deelt aan de Commissie enkel de informatie mee die strikt noodzakelijk is voor het onderzoek van de verzoeken bedoeld in §§ 1 en 3.

Art. 5.De Commissie heeft ook een sanctiebevoegdheid ten opzichte van : 1° de openbare mandatarissen bedoeld in artikel 2, 2° die de bepalingen niet naleven van de gezamenlijke ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van (datum) betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 8 van de voormelde ordonnantie;2° de openbare mandatarissen bedoeld in artikel 2, 1° die de bepalingen niet naleven van artikel 8, punt 9, 1° tot 6° van het Reglement van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 6.De Commissie stelt een ontwerp van Deontologische Code op, uiterlijk drie maanden na haar installatie.

De Code bevat regels van deontologische en ethische aard, regels in geval van belangenconflicten en alle richtlijnen die de Commissie nuttig acht op het vlak van deontologie en ethiek, alsook van belangenconflicten die van toepassing zijn op de openbare mandatarissen bedoeld in artikel 2.

De Commissie kan bijzondere regels uitvaardigen voor de twee categorieën van mandatarissen bedoeld in artikel 2.

De Commissie kan de Code aanvullen of bij amendement wijzigen naargelang de adviezen en de aanbevelingen die in het kader van artikel 4 worden uitgebracht. HOOFDSTUK 3. - Samenstelling en onverenigbaarheden

Art. 7.De Commissie bestaat uit 14 leden, benoemd voor een periode van vijf jaar, en kan één keer worden vernieuwd, door het Parlement met een meerderheid van twee derde van de stemmen waarvan een gewone meerderheid in elke taalgroep en waarbij twee derde van de leden aanwezig moet zijn. De benoeming gaat in op de dag van de in het tweede lid bedoelde bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Er kan ten vroegste vijftien dagen na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad overgegaan worden tot de benoemingen. Deze bekendmaking vindt ten vroegste drie maanden voor de vacature plaats.

Elke benoeming wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.§ 1. Om door de Commissie te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat ten minste aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° in België gedurende ten minste vijf jaar de functie te hebben uitgeoefend hetzij : a) van raadsheer, procureur-generaal, eerste advocaat-generaal of advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie;b) van staatsraad of auditeur-generaal, adjunct-auditeur-generaal of eerste auditeur of eerste referendaris bij de Raad van State;c) van rechter of referendaris bij het Grondwettelijk Hof;d) van voorzitter, procureur-generaal of raadsheer bij het Hof van Beroep;e) van voorzitter van een rechtbank van eerste aanleg;f) van gewoon hoogleraar, buitengewoon hoogleraar, hoogleraar of geassocieerd hoogleraar in de rechten in een Belgische universiteit;2° ten minste gedurende vijf jaar lid van het Brussels Parlement zijn geweest en er op het moment van benoeming in de Commissie ten minste sedert vijf jaar geen lid meer van zijn;3° ten minste gedurende vijf jaar, openbaar mandataris zijn geweest zoals bedoeld in artikel 2, 2°, maar ten minste sedert vijf jaar niet langer op het moment van benoeming in de Commissie. § 2. De Commissie telt onder haar leden : - zeven leden die voldoen aan de in § 1, 1°, vastgelegde voorwaarden waarvan minstens één Nederlandstalige en één Franstalige; minstens drie van deze leden voldoen aan de in de litterae a) tot e) vastgelegde voorwaarden; - drie leden die voldoen aan de in § 1, 2°, vastgelegde voorwaarden; - vier leden die voldoen aan de in § 1, 3°, vastgelegde voorwaarden.

Twee leden onder de zeven leden die voldoen aan de in § 1, 2° en 3°, vastgelegde voorwaarden zijn Nederlandstalig.

Bij de aanstelling van de in § 1, 1° bedoelde commissieleden wordt erop toegezien dat ze geen enkel openbaar mandaat uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Bij de aanstelling van de in § 1, 2° en 3° bedoelde commissieleden wordt erop toegezien dat ze zo goed mogelijk de diversiteit van de in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement aanwezige politieke strekkingen vertegenwoordigen.

De in § 1, 2° en 3° bedoelde Franstalige en Nederlandstalige leden tellen respectievelijk in hun midden ten minste een lid afkomstig van de meerderheid en een lid afkomstig van de gewestelijke oppositie.

Ten hoogste twee derde van de leden van de Commissie is van hetzelfde geslacht.

Op het moment van hun benoeming hebben de leden van de Commissie hun woonplaats op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 9.De hoedanigheid van commissielid is onverenigbaar met het uitoefenen van een openbaar mandaat als bedoeld in artikel 2. De hoedanigheid van commissielid is eveneens onverenigbaar met een mandaat als lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, lid van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, lid van de Kamer of van de Senaat, lid van een gemeenschaps- of gewestparlement, of met elk lokaal openbaar mandaat.

Onverminderd het eerste lid, is de hoedanigheid van commissielid verenigbaar met de hoedanigheid van lid van de Deontologische Commissie op grond van de wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200333 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie sluiten houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie of het Samenwerkingsakkoord van 13 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waalse Gewest houdende oprichting van een Commissie voor Beroepsregels en Ethiek of lid van de Deontologische Commissie van het Vlaams Parlement.

Art. 10.In geval van ontslag, verhindering gedurende meer dan drie opeenvolgende vergaderingen of overlijden van een commissielid, wordt door het Parlement in een vervanger voorzien voor de resterende duur van het mandaat, met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 6 tot 9.

Het vervangend lid, aangewezen overeenkomstig het eerste lid, kan nog worden aangesteld voor een periode van vijf jaar, die één keer kan worden vernieuwd, overeenkomstig artikel 7. HOOFDSTUK 4. - Organisatie

Art. 11.De leden verkiezen uit de in artikel 7, § 1, 1°, a) tot e) bedoelde leden, een voorzitter, alsook een Bureau, dat bestaat uit de voorzitter en drie ondervoorzitters uit elk van de 3 in artikel 7, § 1, 1°, 2° en 3° bedoelde categorieën leden. Een lid van het Bureau is Nederlandstalig.

Art. 12.De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

Art. 13.De Commissie stelt een verslag van haar activiteiten op en stelt dit jaarlijks voor het Parlement voor. De adviezen geformuleerd op vraag van een openbare mandataris over een specifieke kwestie worden anoniem weergegeven in het activiteitenverslag.

Art. 14.De commissieleden ontvangen zitpenningen voor hun deelname aan vergaderingen van de Commissie, waarvan het bedrag wordt vastgelegd op 120 euro bruto voor de leden en 300 euro bruto voor de voorzitter.

Het bedrag van de zitpenningen wordt jaarlijks geïndexeerd in functie van de evolutie van de index van de consumptieprijzen.

Art. 15.Bij de Commissie wordt een secretariaat ingesteld dat belast is met de technische en administratieve taken die de voorzitter van de Commissie of de Commissie eraan toevertrouwt. HOOFDSTUK 5. - Procedure

Art. 16.De Commissie neemt een schriftelijke aanvraag tot advies of aanbeveling als bedoeld in artikel 4 in behandeling die ter attentie van de voorzitter van de Commissie, per aangetekend schrijven wordt gericht of afgegeven wordt aan het Parlement.

Art. 17.§ 1. De Commissie wordt door de voorzitter bijeen- geroepen, zo vaak als nodig is en met de frequentie die nodig is om de adviezen en aanbevelingen die haar worden voorgelegd of die ze uit eigen beweging aanvat op grond van artikel 4 te onderzoeken.

De zittingen van de Commissie zijn niet openbaar. Op straffe van ontslag van rechtswege zijn de commissieleden gebonden aan de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden. § 2. De Commissie komt minstens één keer per jaar samen, onder andere om aanbevelingen op te stellen en haar jaarverslag goed te keuren.

Art. 18.De Commissie kan slechts geldig beraadslagen als minstens de helft van de leden aanwezig is. De Commissie neemt haar besluiten bij meerderheid van stemmen, waarbij de stem van de voorzitter beslissend is bij staking van stemmen.

Art. 19.De openbaar mandataris, of de minister of staatssecretaris of het lid van het Verenigd College, die overeenkomstig artikel 4, § 1, advies vraagt over een specifieke kwestie die hem betreft, kan vragen om door de Commissie te worden gehoord.

De Commissie kan elke persoon horen die ze nuttig acht en een beroep doen op deskundigen.

Art. 20.Het Bureau neemt met betrekking tot de in artikel 4, § 1, derde lid bedoelde aanvragen tot advies of aanbeveling vooreerst een beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag, gebaseerd op de toereikendheid van de motivering met betrekking tot het vermoedelijke belangenconflict en de motivering dient te worden ondersteund door een reeks overeenstemmende aanwijzingen. Indien de aanvraag ontvankelijk is, stelt de Commissie een magistraat aan die ermee belast wordt het dossier te behandelen en verslag uit te brengen aan de Commissie.

De Commissie dient de betrokken mandataris te horen en kan tevens een beroep doen op elke persoon die zij nodig acht te horen. Indien de aanvraag gegrond is, geeft de Commissie een advies aan de in artikel 2 bedoelde mandataris op wie deze aanvraag betrekking heeft.

Art. 21.Het Bureau neemt met betrekking tot de in artikel 4, § 3 bedoelde aanvragen tot advies of aanbeveling, vooreerst een beslissing over de ontvankelijkheid, rekening houdend met het aantal personen dat het verzoek steunt en de toereikendheid van de motivering, ondersteund door een reeks overeenstemmende aanwijzingen. Anonieme of aanstootgevende verzoeken of waarvan het onderwerp duidelijk niet ernstig is, zijn niet ontvankelijk, net als verzoeken betreffende punten die uitsluitend behoren tot het privéleven, of betreffende het privéleven van de openbare mandatarissen in het algemeen.

Indien de aanvraag ontvankelijk is en betrekking heeft op een bijzonder geval, stelt de Commissie een magistraat aan die ermee belast wordt het dossier te behandelen en verslag uit te brengen aan de Commissie. Zij hoort de betrokken mandataris en kan tevens een beroep doen op elke persoon die zij nodig acht te horen. Indien de aanvraag gegrond is, geeft de Commissie een advies aan de in artikel 2, 1° bedoelde mandataris op wie deze aanvraag betrekking heeft.

Art. 22.§ 1. De Commissie geeft haar advies binnen zestig dagen na de aanhangigmaking, behalve indien zij, vóór het verstrijken van deze termijn, een gemotiveerde beslissing neemt tot het verlengen ervan. § 2. De adviezen worden per aangetekend schrijven aan de betrokken openbare mandataris, of de betrokken minister of staatssecretaris of het lid van het Verenigd College, of, in voorkomend geval, aan het Parlement of de Regering bezorgd. § 3. Deze algemene adviezen en aanbevelingen worden, tien dagen na de goedkeuring ervan, bekendgemaakt op de website van het Parlement.

De adviezen die een bijzonder geval betreffen en die niet vertrouwelijk zijn, worden anoniem bekendgemaakt. In afwijking, kunnen die adviezen nominatief worden bekendgemaakt wanneer de betrokken persoon zijn voorafgaande toestemming heeft gegeven.

De vertrouwelijke adviezen worden niet bekendgemaakt.

Art. 23.Wanneer de Commissie of een van de leden ervan bij de uitoefening van hun ambt kennis krijgen van een misdaad of van een wanbedrijf, dienen ze daarvan dadelijk bericht te geven aan de Procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden en aan deze magistraat alle inlichtingen, processen-verbaal en akten te bezorgen die ermee verband houden, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.

Art. 24.Indien aan de Commissie een specifieke kwestie met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde mandataris wordt voorgelegd, die reeds aan een van de andere in artikel 9 bedoelde deontologische Commissies voorafgaandelijk werd voorgelegd, schort ze de uitspraak op in afwachting van een beslissing van de andere Commissie.

Overgangsbepaling

Art. 25.Wanneer de in artikel 4, § 4 bedoelde aanvragen tot opgave van belangen betrekking hebben op in het laatste lid van § 4 bedoelde bezoldigingen, vergoedingen of tegemoetkomingen die ontvangen werden vóór de inwerkingtreding van deze gezamenlijke ordonnantie, is de instemming van de in artikel 2 bedoelde betrokken mandataris vereist voor dat deel van de belangenopgave.

Art. 26.Deze ordonnantie treedt in werking dezelfde dag als de gezamenlijke ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van (datum) betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 december 2017.

Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting en de Externe Betrekkingen, D. GOSUIN Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, P. SMET Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring, C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2016-2017. Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. - Voorstel van gezamenlijke ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, B-89/1. - Advies van de Raad van State, B-89/2.

Gewone zitting 2017-2018.

Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. - Verslag, B-89/3. - Amendementen na verslag, B-89/4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 1 december 2017.

^