Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 09 juli 2007
gepubliceerd op 10 september 2007

Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations en houdende wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende milieuvergunningen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007011400
pub.
10/09/2007
prom.
09/07/2007
ELI
eli/ordonnantie/2007/07/09/2007011400/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JULI 2007. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations en houdende wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende milieuvergunningen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations.

Art. 3.Artikel 10, eerste lid, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende milieuvergunningen wordt als volgt aangevuld : « 5° Voor de uitbating van een tankstation zoals gedefinieerd in artikel 2, 3°, van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations, een attest van het Fonds vermeld in het voornoemde samenwerkingsakkoord, behalve wanneer de aanvraag betrekking heeft op een van de handelingen vermeld in artikel 7, § 2. »

Art. 4.Artikel 55 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende milieuvergunningen wordt als volgt aangevuld : « 7° Het ontvankelijk tegemoetkomingsverzoek voor de sluiting van een tankstation bij het Fonds vermeld in het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations. »

Bijlage Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations Gelet op artikel 173 van de gecoördineerde Grondwet;

Gelet op de wet van 5 mei 1888, betreffende de inspectie van de gevaarlijke, insalubere en hinderlijke inrichtingen, alsmede het toezicht op machines en stoomtoestellen;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het decreet van de Vlaamse Raad van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, in het bijzonder rubriek 32-7 van de bij die wet gevoegde tabel, ingevoegd bij de wet van 24 december 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, en meer in het bijzonder op de artikelen 6, § 1, II, 1°, 2° en 3°, § 1, VI, lid 5, 8° en 92bis, § 1;

Gelet op de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het decreet van de Vlaamse Raad van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;

Gelet op de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations;

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën en de Minister van Economie en Energie;

Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar minister-president en van de minister bevoegd voor Leefmilieu;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President en van de Minister bevoegd voor Leefmilieu;

Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in de persoon van haar Minister-President en van de Minister bevoegd voor Leefmilieu;

Kwamen het volgende overeen :

Artikel 1.§ 1.. Artikel 2, 3°, van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations wordt vervangen als volgt : « 3° Tankstation : elke brandstofverdeelinstallatie voor motorvoertuigen, zijnde een installatie voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare brandstoffen bestemd voor de voeding van hun motoren, die als verkooppunt voor het publiek wordt of werd uitgebaat.

Vallen niet onder het begrip « tankstation », alle brandstofverdeelinstallaties die voor een ander gebruik worden of werden aangewend zoals de verdeling van vloeibare brandstoffen voor een ander gebruik dan voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen en de verdeling van vloeibare brandstoffen voor motorvoertuigen met het oog op andere handelsdoeleinden dan verkoop aan het publiek, zoals de verdeling van vloeibare brandstoffen bestemd voor de voeding van een wagenpark in eigen beheer of voor eigen gebruik ». § 2. Artikel 2, 18°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt : « Sanering bij wijze van overgangsmaatregel: een sanering van verontreinigde sites of terreinen waarop de bodemsaneringswerken ten laatste aangevat zijn op 26 september 2004, of indien het tankstation gesloten is vóór 1 januari 1993, ten laatste zes maanden na de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations ».

Art. 2.In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een artikel 2bis toegevoegd luidend als volgt : « Art 2bis. § 1. Gedurende de periode, zoals bedoeld in de artikelen 14, § 2, 1°, 5, 2° en 15, § 2, mag geen enkele milieuvergunning voor de uitbating of indienststelling van een tankstation afgeleverd worden op een terrein waarvoor een ontvankelijke aanvraag tot tussenkomst in het kader van sluiting, al dan niet bij wijze van overgangsmaatregel, werd ingediend.

Evenwel geldt dit verbod niet indien het mandaat van het Fonds eindigt alvorens de sanering beëindigd is of wanneer de erkenning van het Fonds opgeheven wordt. § 2.. Aan een milieuvergunningsaanvraag voor de uitbating van een tankstation dient een attest van het Fonds toegevoegd te zijn, behalve indien deze aanvraag een uitbreiding, een toevoeging of een wijziging beoogt van een bestaande uitbatingsvergunning voor een tankstation.

Het attest van het Fonds preciseert of het terrein voorwerp heeft uitgemaakt van een ontvankelijke aanvraag voor tussenkomst in het kader van sluiting van een tankstation, alsook in voorkomend geval de gedekte periode van het verbod zoals bedoeld in § 1.

Elke aanvraag voor een attest van het Fonds dient per aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst ingediend te worden. Het Fonds reikt het attest uit per aangetekend schrijven aan de aanvrager binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag ».

Art. 3.Artikel 10, 2°, tweede lid, van hetzelfde samenwerkingsakkoord, wordt vervangen als volgt : « Het Fonds doet daartoe een beroep op de Bevoegde Federale Administratie die gebruik kan maken van de gegevens van het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten ».

Art. 4.Artikel 12, § 2, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt : « Kunnen van de tussenkomst van het Fonds genieten : de exploitant, de eigenaar of de feitelijke gebruiker. De eigenaar kan slechts van de tussenkomst van het Fonds genieten op voorwaarde dat op het moment van de indiening van de aanvraag voor tussenkomst op het terrein geen tankstation wordt uitgebaat.

In geval van een sanering bij wijze van overgangsmaatregel in combinatie met een sluiting kunnen ook de vroegere eigenaars, de vroegere exploitanten of de vroegere feitelijke gebruikers een aanvraag tot tussenkomst indienen ».

Art. 5.Artikel 13, § 1, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « De personen zoals bedoeld in artikel 12, § 2, van het samenwerkingsakkoord die hun recht op tussenkomst bij het Fonds willen laten gelden, beschikken over een bijkomende termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations, om per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een aanvraag tot tussenkomst bij het Fonds in te dienen. Deze termijn is voorgeschreven op straffe van verval ».

Art. 6.§ 1.. Artikel 14, § 2, 1°, 5, van hetzelfde samenwerkingsakkoord, wordt vervangen als volgt : « De verbintenis om het verontreinigd terrein niet te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken voor de uitbating van een tankstation voor een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf de datum van de sluiting van het tankstation en die verbintenis ten aanzien van derde-verkrijgers afdwingbaar te maken middels een kettingbeding.

Indien de aanvraag betrekking heeft op een tankstation dat gesloten werd vóór 1 januari 1993 kan de termijn van 15 jaar nooit verstrijken vóór een document werd afgeleverd, opgesteld door de bevoegde gewestelijke overheid zoals bedoeld in artikel 17, § 3, 1°, 3, van het samenwerkingsakkoord, na niet bindend advies van het Fonds, waarin vermeld wordt dat de uitbating van een tankstation de bodemsanering niet hindert ». § 2.. Artikel 14, § 2, 2°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt : « 2° In hoofde van de eigenaar : De verbintenis om het verontreinigd terrein na bodemsanering niet te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken voor de uitbating van een tankstation gedurende een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf de datum van de sluiting van het tankstation en die verbintenis ten aanzien van derde-verkrijgers afdwingbaar te maken middels een kettingbeding.

Indien de aanvraag betrekking heeft op een tankstation dat gesloten werd vóór 1 januari 1993 kan de termijn van vijftien jaar nooit verstrijken vóór een document werd afgeleverd, opgesteld door de bevoegde gewestelijke overheid zoals bedoeld in artikel 17, § 3, 1°, 3, van het samenwerkingsakkoord, na niet bindend advies van het Fonds waarin vermeld wordt dat de uitbating van een tankstation de bodemsanering niet hindert ». § 3.. Voor zover de wetgeving betreffende de milieuvergunning van de bevoegde gewestelijke overheid niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 2, dient een hypotheek gevestigd te worden ten gunste van het fonds, tot garantie van de in § 2, 2°, vermelde verbintenis.

Art. 7.§ 1.. Artikel 15, § 2, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de aanvraag betrekking heeft op een tankstation dat gesloten werd vóór 1 januari 1993 kan de termijn van 15 jaar nooit verstrijken vóór een document werd afgeleverd, opgesteld door de bevoegde gewestelijke overheid zoals bedoeld in artikel 17, § 3, 1°, 3, van het samenwerkingsakkoord, na niet bindend advies van het Fonds, waarin vermeld wordt dat de uitbating van een tankstation de bodemsanering niet hindert ». § 2. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een artikel 15, § 4, toegevoegd luidend als volgt : « § 4. Voor saneringen bij wijze van overgangsmaatregel komen enkel de kosten voor de bodemsaneringswerken die uitgevoerd werden na 1 januari 2000, in aanmerking voor terugbetaling door het Fonds ».

Art. 8.Artikel 16, § 1, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt aangevuld met het volgende lid : « De personen zoals bedoeld in artikel 12, § 2, van het samenwerkingsakkoord die hun recht op tussenkomst bij het Fonds willen laten gelden, beschikken over een bijkomende termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord, van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations, om per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een aanvraag tot tussenkomst bij het Fonds in te dienen. Deze termijn is voorgeschreven op straffe van verval. »

Art. 9.§ 1. Artikel 17, § 3, 1°, 3, eerste lid, van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen als volgt : « De verbintenis om controle vanwege het Fonds op de realisatie van de bodemsanering toe te staan en met het oog daarop elk beschrijvend bodemonderzoek, nader onderzoek, risicostudie of karakterisatieonderzoek en elk bodemsaneringsproject of saneringsplan, vooraleer het voor goedkeuring aan de bevoegde gewestelijke overheid voor te leggen, ter voorafgaandelijke goedkeuring aan het Fonds voor te leggen en zo nodig de aanbevelingen van het Fonds op te volgen.

Indien de aanvraag betrekking heeft op een sanering bij wijze van overgangsmaatregel is deze voorafgaandelijke goedkeuring niet vereist ». § 2. Artikel 17, § 3, 2°, 2, van hetzelfde samenwerkingsakkoord, wordt vervangen als volgt : « De verbintenis om het door de exploitant van het tankstation voorgelegde beschrijvend bodemonderzoek, nader onderzoek, risicostudie of karakterisatieonderzoek en het voorgestelde bodemsaneringsproject of saneringsplan tijdig te beoordelen en goed of af te keuren, en zulks uiterlijk binnen een termijn van twee maand na de voorlegging van voornoemde documenten, bij gebreke waarvan het geacht wordt stilzwijgend te zijn goedgekeurd.Deze verbintenis vervalt indien het een sanering bij wijze van overgangsmaatregel betreft ».

Art. 10.Aan het artikel 19 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een vierde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Art 19. De federale minister die energie onder zijn bevoegdheid heeft duidt één effectief waarnemer en één plaatsvervangend waarnemer aan. De waarnemer wordt op elke vergadering van de Interregionale Bodemsaneringscommissie uitgenodigd ».

Art. 11.§ 1. De bepalingen van artikel 2 treden slechts in voege voor zover de wetgeving betreffende de milieuvergunning van de bevoegde gewestelijke overheid in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 2. § 2. Artikel 2 van dit samenwerkingsakkoord is slechts van toepassing op milieuvergunningsaanvragen voor de uitbating van een tankstation die ingediend worden bij de bevoegde overheden meer dan dertig kalenderdagen nadat de wetgeving betreffende de milieuvergunning van de bevoegde gewestelijke instantie in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 2.

Brussel, op 9 februari 2007, in acht originele exemplaren.

Voor de federale staat : De Vice-Eerste Minister en Minister bevoegd voor Financiën, D. REYNDERS De Minister bevoegd voor Economie en Energie, M. VERWILGHEN Voor het Vlaamse Gewest : De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De minister bevoegd voor het Leefmilieu, K. PEETERS Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, E. DI RUPO De Minister bevoegd voor het Leefmilieu, B. LUTGEN Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister bevoegd voor het Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

^