gepubliceerd op 25 augustus 2022
Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
6 JULI 2022. - Ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 12, § 1, van de Nieuwe Gemeentewet, gewijzigd bij de ordonnantie van 25 januari 2018, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « Het bedrag van het presentiegeld ligt tussen een minimum van 100,00 euro bruto en een maximum van 200,00 euro bruto aan de referentie-index 108,09. Het bedrag wordt automatisch geïndexeerd bij overschrijding van de spilindex, door de afgevlakte gezondheidsindex, volgens het indexeringsstelsel dat van toepassing is op de wedden van de openbare sector, de pensioenen en de uitkeringen. De gemeenteraad kan een ander bedrag van het presentiegeld voor de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen vaststellen binnen de grenzen van voormeld minimum en maximum. ».
Art. 3.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnantie van 1 maart 2018, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : « § 1. Er zijn maximum : - 5 schepenen, onder wie ten minste 2 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten tot 29.999 inwoners ; - 6 schepenen, onder wie 3 vrouwen en 3 mannen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999 inwoners ; - 7 schepenen, onder wie ten minste 3 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999 inwoners ; - 8 schepenen, onder wie ten minste 4 vrouwen en 4 mannen in de gemeenten met 100.000 tot 199.999 inwoners ; - 9 schepenen, onder wie ten minste 4 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten met 200.000 inwoners en meer.
De gemeenteraad kan beslissen het in het eerste lid vastgestelde aantal schepenen te verminderen. De in hetzelfde lid vastgestelde pariteitsregels zijn mutatis mutandis van toepassing op het aantal door de gemeenteraad vastgestelde schepenen.
In afwijking van het tweede lid bestaat het college van burgemeester en schepenen naast de burgemeester uit ten minste 4 schepenen, waarvan 2 vrouwen en 2 mannen. ».
Art. 4.In artikel 19 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de ordonnantie van 25 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste paragraaf wordt vervangen als volgt : « § 1.De Regering bepaalt de regels betreffende de berekening van de wedde van de burgemeesters, rekening houdend met het inwonersaantal van de gemeente. De wedde van de burgemeester wordt uitgedrukt als een percentage van de parlementaire vergoeding van de leden van het federaal Parlement, met uitsluiting van de forfaitaire onkostenvergoeding, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, alsook andere vergoedingen. » ; 2° in paragraaf 2, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, luidend : « In afwijking van het eerste lid, 1°, indien de gemeenteraad beslist om het aantal schepenen, vastgesteld in artikel 16, § 1, eerste lid, te verminderen overeenkomstig het tweede lid van hetzelfde artikel, bedraagt de wedde van de schepenen 75 % van de wedde van de burgemeester.».
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 19/1 ingevoegd, luidend : «
Art. 19/1.§ 1. De burgemeester en de schepenen krijgen ten laste van de gemeente een uittredingsvergoeding : 1° nadat het mandaat beëindigd is naar aanleiding van de algehele vernieuwing van het gemeentebestuur en de mandataris geen nieuw mandaat als burgemeester of schepen opneemt ;2° nadat het uitvoerend mandaat beëindigd is naar aanleiding van de vermelde einddatum van het mandaat op de akte van voordracht en de mandataris geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt ;3° als het uitvoerend mandaat eindigt wegens ontslag om medische redenen.Ontslag om medische redenen wordt bewezen aan de hand van een door een arts afgegeven getuigschrift van langdurige arbeidsongeschiktheid. § 2. De betrokkene heeft recht op een maand uittredingsvergoeding per gepresteerd jaar, met een maximum van twaalf maanden. Als de lokale uitvoerende mandataris verschillende opeenvolgende mandaten heeft uitgeoefend, wordt er alleen rekening gehouden met de ontvangen jaarwedde van het laatst uitgeoefende mandaat.
De uittredingsvergoeding wordt maandelijks uitbetaald. § 3. De uittredingsvergoeding vervalt : 1° als de betrokkene een ander beroepsinkomen geniet ;2° als de betrokkene overlijdt, vanaf de maand volgend op het overlijden. Een vervangingsinkomen wegens werkloosheid, pensionering of arbeidsongeschiktheid is ook een ander beroepsinkomen in de zin van het eerste lid, 1°.
In afwijking van het eerste lid, 1°, verkrijgt de betrokkene op zijn verzoek dat het verschil wordt bijgepast als dat ander beroepsinkomen lager is dan de uittredingsvergoeding. § 4. Om de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 1, of het bij te passen verschil, vermeld in paragraaf 3, derde lid, te kunnen genieten, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord in waaruit blijkt dat hij gedurende de periode in kwestie geen beroepsinkomen genoot of een lager beroepsinkomen genoot dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 2. ».
Art. 6.Artikel 72 van dezelfde wet, gewijzigd bij de ordonnanties van 17 juli 2003, 27 februari 2014, 12 juli 2018 en 17 juli 2020, wordt aangevuld met een bepaling onder 9°, luidend : « 9° de leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Vlaams Parlement en van het Europees Parlement. ».
Art. 7.§ 1. Deze ordonnantie treedt inwerking bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024. § 2. In afwijking van paragraaf 1 treedt artikel 6 in werking op de tiende dag volgend op de datum van de bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad.
Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen de burgemeesters en schepenen die tevens lid zijn van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Vlaams Parlement of van het Europees Parlement op het ogenblik dat artikel 6 in werking treedt, die twee mandaten uitoefenen tot de vernieuwing van de gemeenteraden die volgt uit de gemeenteraadsverkiezingen van 2024.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 juli 2022.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2021-2022 A-485/1 Ontwerp van ordonnantie A-485/2 Verslag A-485/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 1 juli 2022.