gepubliceerd op 11 maart 2024
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 24 januari 2024, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 februari 2024, heeft de strafuitvoeringsrechtbank van de Rechtbank van « Schenden de artikelen 464/1 en 464/30 W.Sv., de artikelen 12 en 14 Grondwet, al dan niet in samen(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 24 januari 2024, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 februari 2024, heeft de strafuitvoeringsrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 464/1 en 464/30 W.Sv., de artikelen 12 en 14 Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en artikel 16 Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1, lid 1 van het eerste aanvullend protocol bij het EVRM, in de interpretatie dat zij zouden toelaten dat een persoon, aan wie door een later veroordeelde beklaagde een onroerend goed overgedragen wordt voor/lopende een opsporingsonderzoek en/of gerechtelijk onderzoek, na een definitieve uitspraak op strafgebied als "malafide derde" in de zin van voormelde wetsartikelen beschouwd wordt, met de omstandigheid dat deze derde zelf ook mee vervolgd werd in de strafprocedure, waarin beklaagde veroordeeld werd, maar zelf niet veroordeeld werd. ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 8161 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut