gepubliceerd op 06 september 2022
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee vonnissen van 30 juni 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 11 juli 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaandere « (1) Schenden artikel 1, § 2, 5°, en 12bis, § 1, van het Wetboek van de Belgische nation(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij twee vonnissen van 30 juni 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 11 juli 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « (1) Schenden artikel 1, § 2, 5°, en 12bis, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet in zoverre, als bewijs van kennis van één van de drie landstalen, een minimale kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen zowel op mondeling vlak als op schriftelijk vlak wordt vereist terwijl de meeste volwassen analfabeten een kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen op schriftelijk vlak niet kunnen behalen zodat de meeste volwassen analfabeten, ook als zij op mondeling vlak kennis hebben van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen, uitgesloten worden van de mogelijkheid om de Belgische nationaliteit te verkrijgen door nationaliteitsverklaring hoewel er geen redelijk verband bestaat tussen het beschikken over een schriftelijke vaardigheid gelijk aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen en de wil tot en de mogelijkheid van integratie ? (2) Schenden artikel 1, § 2, 5°, en 12bis, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet in zoverre, als bewijs van kennis van één van de drie landstalen, een minimale kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen zowel op mondeling vlak als op schriftelijk vlak wordt vereist terwijl de meeste volwassen analfabeten een kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen op schriftelijk vlak niet kunnen behalen zodat de meeste volwassen analfabeten, ook als zij op mondeling vlak kennis hebben van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen en op schriftelijk vlak kennis die gelijk is aan het niveau A1 van dat referentiekader, uitgesloten worden van de mogelijkheid om de Belgische nationaliteit te verkrijgen door nationaliteitsverklaring hoewel er geen redelijk verband bestaat tussen het beschikken over een schriftelijke vaardigheid gelijk aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen en de wil tot en de mogelijkheid van integratie ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7832 en 7833 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, F. Meersschaut