gepubliceerd op 06 april 2022
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 28 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 maart 2022, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volge « Schendt artikel 21, § 3, tweede en derde lid, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rus(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 28 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van    het Hof is ingekomen op 8 maart 2022, heeft de Franstalige    Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 21, § 3, tweede en derde lid, van de 
wet van 13 juni    1966Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					13/06/1966
				
				
					pub. 
					20/10/2009
				
				
					numac 
					2009000693
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Wet betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden. - Officieuze coördinatie in het Duits 
				
			
		
	sluiten betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders,    bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig    verzekerden, zoals gewijzigd bij artikel 3, 3°, van het koninklijk    besluit nr. 205 van 29 augustus 1983, de artikelen 10 en 11 van de    Grondwet in zoverre het wordt geïnterpreteerd in die zin dat het de    Federale Pensioendienst de mogelijkheid biedt om de bedragen die ten    onrechte werden geïnd door een sociaal verzekerde die een buitenlands    voordeel niet heeft aangegeven volledig terug te vorderen, terwijl een    sociaal verzekerde die een ander voordeel dan een buitenlands voordeel    niet heeft aangegeven, in voorkomend geval, op het ogenblik van de    terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen, aan de    Federale Pensioendienst een verjaringstermijn van zes maanden of drie    jaar, naar gelang van het geval, kan tegenwerpen ? Vormt het feit dat    die twee categorieën van sociaal verzekerden die zich nochtans in    fundamenteel vergelijkbare situaties bevinden verschillend worden    behandeld, een objectief onverantwoorde discriminatie die onevenredig    is met de nagestreefde doelstelling ?    of, anders gesteld :    Schendt artikel 21, § 3, tweede en derde lid, van de 
wet van 13 juni    1966Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					13/06/1966
				
				
					pub. 
					20/10/2009
				
				
					numac 
					2009000693
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Wet betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden. - Officieuze coördinatie in het Duits 
				
			
		
	sluiten betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders,    bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig    verzekerden, zoals gewijzigd bij artikel 3, 3°, van het koninklijk    besluit nr. 205 van 29 augustus 1983, de artikelen 10 en 11 van de    Grondwet in zoverre het wordt geïnterpreteerd in die zin dat het de    Federale Pensioendienst de mogelijkheid biedt om onverschuldigd    betaalde bedragen die hun oorsprong vinden in een buitenlands voordeel    volledig terug te vorderen, zonder toepassing van een    verjaringstermijn, op voorwaarde dat de terugvordering wordt gedaan    binnen een termijn van zes maanden (of drie jaar) te rekenen vanaf de    kennisgeving van de buitenlandse beslissing, door de buitenlandse    instelling, aan de uitbetalingsinstelling, terwijl een sociaal    verzekerde die een ander dan een buitenlands voordeel niet heeft    aangegeven, aan de Federale Pensioendienst een verjaringstermijn van    zes maanden (of drie jaar) kan tegenwerpen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7770 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux