gepubliceerd op 22 oktober 2021
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 september 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 september 2021, heeft de Vrederechter van het kanton Andenne de vol « Schendt artikel 4, tweede lid, van afdeling 3 ' Regels betreffende de pacht in het bijzonder ' va(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 15 september 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 september 2021, heeft de Vrederechter van het kanton Andenne de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 4, tweede lid, van afdeling 3 ' Regels betreffende de pacht in het bijzonder ' van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 5 van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 52, vijfde lid, van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie volgens welke het een verpachter, in het geval van een schriftelijke pachtovereenkomst, de mogelijkheid biedt om, bij het verstrijken van drie verlengingen, van rechtswege en onmiddellijk een einde te maken aan de pacht, terwijl een dergelijke mogelijkheid niet bestaat voor de verpachter, in het geval van een mondelinge pachtovereenkomst, aangezien de genoemde mondelinge pachtovereenkomst geacht wordt een derde periode van negen jaar te zijn ingegaan op de datum van inwerkingtreding van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht ? »; « Schenden de artikelen 4, tweede lid, van afdeling 3 ' Regels betreffende de pacht in het bijzonder ' van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 5 van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, en artikel 52, vijfde lid, van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek en het algemeen beginsel van de niet-retroactiviteit van de wetten en het algemeen rechtsbeginsel van de rechtszekerheid, in de interpretatie volgens welke de pachter die een schriftelijke pachtovereenkomst heeft gesloten, blootgesteld is aan de beëindiging van rechtswege van de pachtovereenkomst, die zich onmiddellijk en van rechtswege kan voordoen vanaf de inwerkingtreding van het decreet, dat wil zeggen vanaf 1 januari 2020, en na een termijn van zesendertig jaar die overeenstemt met een eerste periode en drie verlengingen, zodanig dat de pachter die een schriftelijke pachtovereenkomst heeft gesloten, niet het voordeel van enige overgangsregeling geniet en terwijl de pachter die een mondelinge pachtovereenkomst heeft gesloten, in een vergelijkbare situatie dat voordeel wel geniet krachtens een, voor het overige onweerlegbaar vermoeden, lijkt het, volgens hetwelk een lopende mondelinge pachtovereenkomst geacht wordt een derde periode van negen jaar te zijn ingegaan op de datum van inwerkingtreding van het decreet van het Waalse Parlement van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, zodanig dat een dergelijke pachtovereenkomst niet vóór 31 december 2037 van rechtswege zal kunnen eindigen ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 7636 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 7570 en 7571.
Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof werd in die zaak de bij artikel 87, § 1, van dezelfde bijzondere wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot twintig dagen.
De griffier, P.-Y. Dutilleux