Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 10 juni 2021

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 april 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 mei 2021, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel d « - Schendt artikel 12 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 november (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021202835
pub.
10/06/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 22 april 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 mei 2021, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schendt artikel 12 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 november 2017 houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in zoverre het bepaalt dat de vrijstelling van de onroerende voorheffing die kan worden toegepast op het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die uitsluitend worden gebruikt als plaats voor het openbaar uitoefenen van een eredienst van een erkende godsdienst of van de morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing geen betrekking heeft op de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die worden gebruikt als woning of die zijn uitgerust voor zulk een gebruik - bijvoorbeeld een pastorie -, artikel 143, § 1, van de Grondwet en artikel 1ter van de bijzondere wet van 16 juni [lees : januari] 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, in samenhang gelezen met de artikelen 174, 175, tweede lid, 176, tweede lid, en 177, tweede lid, van de Grondwet, doordat het : . de uitoefening, door de federale wetgever, van diens bevoegdheden inzake financiering van de erkende erediensten zou bemoeilijken en . tot gevolg zou hebben, méér dan het belasten van een bron van inkomsten (de onroerende goederen die dienstdoen als pastorie), de begroting van een andere onderverdeling van de Staat (de gemeente), die bestaat uit ontvangsten uit andere belastingen, rechtstreeks te bezwaren en aldus afbreuk te doen aan haar budgettaire autonomie ? - Schendt artikel 12 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 november 2017 houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in zoverre het bepaalt dat de vrijstelling van de onroerende voorheffing die kan worden toegepast op het kadastraal inkomen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen die uitsluitend worden gebruikt als plaats voor het openbaar uitoefenen van een eredienst van een erkende godsdienst of van de morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing geen betrekking heeft op de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die worden gebruikt als woning of die zijn uitgerust voor zulk een gebruik, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 19 van de Grondwet, doordat het, wat betreft de mogelijkheden tot vrijstelling van de onroerende voorheffing van het kadastraal inkomen van de betrokken onroerende goederen, enerzijds, de onroerende goederen die uitsluitend worden gebruikt als plaats voor het openbaar uitoefenen van een eredienst van een erkende godsdienst of van de morele dienstverlening op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, en die voldoen aan de andere voorwaarden die zijn vastgelegd bij de bepaling die het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag, en, anderzijds, de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die gebruikt worden als woning of die zijn uitgerust voor zulk een gebruik, en die dienstdoen als woonplaats voor de bedienaar van de eredienst die zijn functie vervult in het onroerend goed dat krachtens die bepaling is vrijgesteld of die daartoe bestemd zijn, verschillend behandelt, terwijl die twee categorieën van onroerende goederen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de eredienst en rechtstreeks of onrechtstreeks worden ' gesubsidieerd ' door de Belgische Staat ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7577 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^