gepubliceerd op 11 januari 2021
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 5 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 december 2020, heeft de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling A « Schenden de artikelen 2, lid 1 en 18, § 1, 2° van het Wetboek BTW, samen gelezen met artikel(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 5 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 december 2020, heeft de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2, lid 1 en 18, § 1, 2° van het Wetboek BTW, samen gelezen met artikel 44, § 1, 2° van dit Wetboek, en geïnterpreteerd in het licht van artikel 132, 1., c) van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en van het beginsel van fiscale neutraliteit, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, indien zij zo worden geïnterpreteerd dat de diensten van terbeschikkingstelling van zorgpersoneel steeds onderworpen is aan het gewone BTW-tarief, doordat patiënten verzorgd door beroepsbeoefenaars die werden uitgezonden door ondernemingen die geen overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten met de zorginstelling (de meerprijs veroorzaakt door) de BTW doorgerekend zullen krijgen, en in de alle andere gevallen (verzorging door een uitzendkracht uitgezonden door een onderneming die wel een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten, dan wel verzorging door een beroepsbeoefenaar die als werknemer, zelfstandige, via een vennootschap werkt) niet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7476 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut