Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 05 januari 2021

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 26 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 december 2020, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de v « Schenden het eerste en het vijfde lid van artikel 69, § 1, van de Algemene kinderbijslagwet (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020205622
pub.
05/01/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 26 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 december 2020, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schenden het eerste en het vijfde lid van artikel 69, § 1, van de Algemene kinderbijslagwet van 22 [lees : 19] december 1939, zo geïnterpreteerd dat zij het de moeder mogelijk maken om, in geval van invaliditeit, de in artikel 50ter van dezelfde wet bedoelde bijslag, van rechtswege, te genieten zodra aan de voorwaarden is voldaan, maar datzelfde recht, ten aanzien van de vader, afhankelijk stellen van een beslissing zonder enige retroactiviteit van de familierechtbank, in voorkomend geval wegens een lacune, de artikelen 10, tweede en derde lid, 11 en 23, 6°, van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 26, lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 ? Schendt het vijfde lid van artikel 69, § 1, van de Algemene kinderbijslagwet van 22 [lees : 19] december 1939, zo geïnterpreteerd dat het het de vader in geen geval mogelijk maakt een retroactieve werking van de beslissing van de familierechtbank te genieten, terwijl de moeder voor de in het geding zijnde periode de sociale bijslag niet heeft geïnd, zodat het rechtgevend kind de sociale bijslag niet toegekend zal krijgen daar het was gedomicilieerd bij de ouder die niet het recht op een dergelijke bijslag opent, in voorkomend geval wegens een lacune, de artikelen 10, tweede lid, 11 en 23, 6°, van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 26, lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7474 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^