gepubliceerd op 26 augustus 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 7 juli 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 juli 2020, heeft de Vrederechter van het kanton Dendermonde de volgende pr « Schenden de artikelen 122, 4° van het Decreet van 24 februari 2017 betreffende onteigening voor h(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij vonnis van 7 juli 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het    Hof is ingekomen op 8 juli 2020, heeft de Vrederechter van het kanton    Dendermonde de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Schenden de artikelen 122, 4° van het Decreet van 24 februari 2017    betreffende onteigening voor het algemeen nut (het ' Vlaams    Onteigeningsdecreet ') en 124 van datzelfde decreet, afzonderlijk of    in samenlezing, de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet in    samenlezing met artikel 1 van het Eerste Aanvullende Protocol bij het    Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in de toepassing of de    interpretatie dat voor onteigeningsprocedures waarvan    - de administratieve fase vóór de inwerkingtreding van het Vlaams    Onteigeningsdecreet werd afgerond bij toepassing en onder gelding van    de Wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende    omstandigheden inzake de onteigeningen ten algemenen nutte,    - doch de gerechtelijke fase verloopt bij toepassing en onder gelding    van het Vlaams Onteigeningsdecreet,    het niet meer aan de bodemrechter zou toekomen om te verifiëren of al    dan niet correct toepassing werd gemaakt van de Wet van 26 juli 1962    betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake    de onteigeningen ten algemene nutte en van de door die Wet van 26 juli    1962 gestelde vereiste van ' onontbeerlijke onmiddellijke    inbezitneming ',    terwijl artikel 16 van de Grondwet bepaalt dat niemand van zijn    eigendom kan ontzet worden dan in de gevallen en op de wijze bij de    wet bepaald ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7417 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut