Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 28 mei 2020

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 2 maart 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2020, heeft de Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende pr - « Schendt artikel 108, 1° en 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskund(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202302
pub.
28/05/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 2 maart 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2020, heeft de Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : - « Schendt artikel 108, 1° en 2°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, (zoals het van kracht was tot 30 april 2019) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het een verschil in behandeling creëert tussen de werknemers die ervoor hebben gekozen hun beroepsactiviteit voort te zetten na de wettelijke pensioenleeftijd zonder hun pensioen te hebben aangevraagd en die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid, en die welke, na eveneens te zijn blijven werken na de wettelijke pensioenleeftijd zonder hun pensioen te hebben aangevraagd, ziek worden na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt, in zoverre aan de eerstgenoemden het recht op uitkeringen wordt ontzegd vanaf de eerste dag van de maand na die waarin zij de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt, krachtens artikel 108, 1°, terwijl de laatstgenoemden het recht op uitkeringen pas verliezen vanaf de eerste dag van de tweede maand na die waarin de arbeidsongeschiktheid zich heeft voorgedaan, en dat krachtens artikel 108, 2° ? »; - « Schendt artikel 108, 1°, van de wet betreffende de [verplichte verzekering voor] geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, (zoals het van kracht was tot 30 april 2019) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het een verschil in behandeling creëert tussen de arbeidsongeschikte werknemers die de wettelijke pensioenleeftijd niet hebben bereikt en die gedurende hun periodes van arbeidsongeschiktheid aanspraak kunnen maken op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten laste van de bevoegde socialezekerheidsinstelling, en de werknemers die ervoor hebben gekozen hun beroepsactiviteit voort te zetten na de wettelijke pensioenleeftijd zonder hun pensioen te hebben aangevraagd, die arbeidsongeschikt worden en gedurende die arbeidsongeschiktheid de wettelijke pensioenleeftijd bereiken, aangezien aan die laatsten het voordeel van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen wordt ontzegd vanaf de eerste dag van de maand na die waarin zij de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt terwijl zij, zoals de andere werknemers, via hun loon zijn blijven bijdragen tot het stelsel van de sociale zekerheid, en omdat zij worden gedwongen, teneinde een vervangingsinkomen te genieten, hun recht op een pensioen zeer snel te doen gelden waardoor hun bijgevolg de mogelijkheid wordt ontnomen om te blijven bijdragen met het oog op een verhoging van dat pensioen via een voortzetting van hun bezoldigde activiteit ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7374 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^