Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 22 mei 2020

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 februari 2020, heeft de Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijv « Voert artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, al dan niet (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202155
pub.
22/05/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 14 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 februari 2020, heeft de Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Nijvel, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voert artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2, § 2, 2, § 2bis, en 2, § 7, van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, in die zin geïnterpreteerd dat zij het recht op een vermindering van de arbeidstijd ten belope van 1/5 van een ambt met volledige prestaties van 20 uur en het recht op een loopbaanonderbrekingsuitkering enkel openen voor de leerkrachten die vast zijn benoemd voor een werklast van minstens 4/5 en die, wegens die vaste benoeming, op 30 juni, zijnde aan het einde van het schooljaar, hun theoretische werklast van 4/5 behouden tijdens de maanden juli en augustus (ondanks het gebrek aan prestaties), een met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet strijdige discriminatie in tussen die eerstgenoemde leerkrachten en, anderzijds, de leerkrachten die voltijds (20 uur) zijn tewerkgesteld door het feit dat zij een tijdelijke aanstelling en een vaste benoeming cumuleren, maar die, in tegenstelling tot de eerstgenoemden, wegens het stelselmatig beëindigen van hun tijdelijke aanwerving op 30 juni van het schooljaar, dan geen minimale tewerkstelling van 4/5 in juli en in augustus meer kunnen aantonen, en aan wie dan het recht op deeltijds (1/5) ouderschapsverlof zou worden ontzegd vanaf 1 juli voor de rest van de gevraagde periode, enkel om reden dat hun tijdelijke aanwerving werd beëindigd op 30 juni terwijl zij vanaf 1 september zal hebben kunnen worden verlengd ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7369 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^