gepubliceerd op 25 maart 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 11 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 februari 2020, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de vo « Schendt artikel 36, § 2, 3°, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de onde(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 11 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 februari 2020, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 36, § 2, 3°, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, vóór de wijziging ervan bij de wet van 26 maart 2018, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, met toepassing van die bepalingen, de werknemers die zijn ontslagen vóór de periode van 13 maanden die voorafgaat aan de sluiting van de onderneming, maar die vóór de sluiting een gerechtelijke procedure hebben ingesteld, recht hebben op de tegemoetkoming van het Fonds voor sluiting van de ondernemingen, en de werknemers die zijn ontslagen vóór de periode van 13 maanden die voorafgaat aan de sluiting van de onderneming en die met toepassing van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek aan de onderneming een verjaringstuitende zending tot ingebrekestelling hebben gericht, en die een gerechtelijke procedure hebben ingesteld na de sluiting doch vóór de verjaring, geen aanspraak kunnen maken op het voordeel van de tegemoetkoming van het Fonds ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7362 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux