gepubliceerd op 12 maart 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij drie vonnissen van 20 januari 2020, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 6 februari 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vla « Schenden de artikelen 35ter, § 1 en 35ter, § 2, eerste lid, a) t.e.m. c) van de Oppervl(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij drie vonnissen van 20 januari 2020, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 6 februari 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 35ter, § 1 en 35ter, § 2, eerste lid, a) t.e.m. c) van de Oppervlaktewaterenwet, waarin de waterheffing op grond van de reguliere formule wordt berekend voor heffingsplichtigen, bedoeld in artikel 35quinquies en artikel 35septies Oppervlaktewaterenwet, die ofwel (1) aangesloten zijn op het openbaar hydrografisch net en verplicht zijn hun afvalwater zelf te zuiveren en in oppervlaktewater te lozen, ofwel (2) beschikken over een lozingsvergunning met normen voor lozen in de gewone oppervlaktewateren en die lozen in de openbare riolering die niet aangesloten is op een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, of een openbare of privaatrechtelijke effluentleiding die uitmondt in oppervlaktewater, of (3) waarvan de inrichting niet gelegen is in de zone van vijftig meter rond het stelsel van de openbare riolering en collectoren dat aangesloten is op een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie of wordt aangesloten op een openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie op basis van het zoneringsplan, de artikelen 10 en 11 Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, in zoverre geen onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de exploitant die beschikt over een milieuvergunning waarvan alle componenten met betrekking tot de lozingssituatie werden uitgevoerd en anderzijds de exploitant die beschikt over een milieuvergunning, maar waarvan het onderdeel van de vergunning dat betrekking heeft op de lozingssituatie gedurende de betrokken heffingsperiode nog niet operationeel is en bijgevolg niet uitvoerbaar is ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7356, 7357 en 7358 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, F. Meersschaut