gepubliceerd op 10 maart 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling « Schenden de artikelen 471, 472, 477, 486, 487, 488, 489, 490, 491, 492, 493, 494, 495, 496, 497, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 15 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 471, 472, 477, 486, 487, 488, 489, 490, 491, 492, 493, 494, 495, 496, 497, 498, 499, 500, 501, 502 en 503 van het WIB 1992, in samenhang gelezen met artikel 255 van hetzelfde Wetboek, de artikelen 10, 11, 16 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in zoverre de eigenaar van een onroerend goed die de onroerende voorheffing verschuldigd is, over geen enkel rechtsmiddel beschikt tegen een definitief geworden kadastraal inkomen, niettegenstaande een of meer eigendomsmutaties sinds de kennisgeving van het kadastraal inkomen en bij gebrek aan een algemene perequatie sinds 1980, en dat terwijl datzelfde inkomen elk jaar als grondslag dient voor de vestiging van de onroerende voorheffing ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7344 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux