Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 03 oktober 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 24 juli 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 augustus 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, « 1° Schendt artikel 171, 6°, tweede streepje, van het WIB 1992, zoals het van toepassing was gedur(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019204382
pub.
03/10/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 24 juli 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 augustus 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1° Schendt artikel 171, 6°, tweede streepje, van het WIB 1992, zoals het van toepassing was gedurende het aanslagjaar 2000, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre het voorziet in een belasting tegen een afzonderlijke aanslagvoet voor de belastingplichtigen die baten verkrijgen zoals bedoeld in artikel 23, § 1, 2°, van het WIB 1992, die betrekking hebben op gedurende een periode van meer dan twaalf maanden geleverde diensten die, door toedoen van de overheid, niet zijn betaald in het jaar van de prestaties maar die in eenmaal zijn vergoed, terwijl het die afzonderlijke aanslagvoet uitsluit voor de belastingplichtigen die baten verkrijgen die betrekking hebben op diensten die geleverd zijn gedurende een periode die niet langer is dan twaalf maanden, en die door toedoen van de overheid niet zijn betaald in het jaar van de prestaties maar die in eenmaal zijn vergoed ? »; « 2° Schendt artikel 171, 6°, tweede streepje, van het WIB 1992, zoals het van toepassing was gedurende het aanslagjaar 2000, geïnterpreteerd in die zin dat, om de afzonderlijke aanslagvoet te genieten, de belastingplichtigen die baten verkrijgen zoals bedoeld in artikel 23, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek wegens prestaties die zijn verricht in het kader van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek, op precieze en gedetailleerde wijze elk van hun tussenkomsten moeten bewijzen voor iedere aanstelling die zij hebben gehad, waarbij het er niet toe doet dat zij worden betaald in een later jaar dan het jaar van hun aanstelling, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 16 van de Grondwet en 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7242 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^