gepubliceerd op 15 maart 2019
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij twee vonnissen van 4 februari 2019, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 7 februari 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank va « Schenden de artikelen 3, § 3, en 37 van het Wetboek van internationaal privaatrecht de artik(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij twee vonnissen van 4 februari 2019, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 7 februari 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 3, § 3, en 37 van het Wetboek van internationaal privaatrecht de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het kind van Somalische afkomst dat vluchteling is en dat in België is geboren uit gehuwde ouders die eveneens vluchtelingen zijn, niet de juridische mogelijkheid heeft om dezelfde naam te dragen als zijn oudere broers en zussen die in Somalië uit dezelfde gehuwde ouders zijn geboren, tenzij een beroep wordt gedaan op een administratieve procedure voor de minister van Justitie, zonder de zekerheid dat die procedure tot een goed einde wordt gebracht, met de kostprijs die zij met zich meebrengt, de verloren tijd en de mogelijke hinder van twee opeenvolgende naamsveranderingen ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7116 en 7117 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux