Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 28 februari 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 januari 2019, heeft de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van « Schendt artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek zoals vervangen door artikel 16 van de wet van 1 j(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019200876
pub.
28/02/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 30 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 januari 2019, heeft de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek zoals vervangen door artikel 16 van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan en aangevuld bij artikel 370 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) en bij artikel 35 van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank zoals het vóór de inwerkingtreding ervan is vervangen bij artikel 43 van de wet van 8 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake justitie (I) en bij artikel 15 van de wet van 18 december 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, het Consulair Wetboek, de wet van 5 mei 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder en de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde, de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en onder meer artikel 8 daarvan, in zoverre artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek géén vorderingsrecht toekent aan de bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn om de erkenning te betwisten wanneer de erkenner overleden is zonder in rechte te zijn opgetreden, terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is terwijl een dergelijk vorderingsrecht wél wordt toegekend in artikel 318 § 2, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek aan de bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn van de overleden echtgenoot die niet in rechte is opgetreden terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7092 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^