Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 28 augustus 2018

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 juni 2018 in zake J.-M. J. tegen de vennootschap van publiek recht « Société de Transport en Commun de Charleroi », waarvan de expeditie ter griffie « Is een verschil in behandeling tussen een minderjarige aan wie een administratieve sanctie is opg(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018204286
pub.
28/08/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 22 juni 2018 in zake J.-M. J. tegen de vennootschap van publiek recht « Société de Transport en Commun de Charleroi », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 juni 2018, heeft de Politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is een verschil in behandeling tussen een minderjarige aan wie een administratieve sanctie is opgelegd met toepassing van het decreet van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest, dat geen specifieke bepaling(en) betreffende minderjarigen bevat, en een minderjarige aan wie een administratieve sanctie is opgelegd met toepassing van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen of de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, die voorzien in een eigen regeling voor minderjarigen wat betreft de personen die een beroep kunnen instellen tegen de administratieve beslissing, de kosteloosheid van het beroep, de bevoegdheid van de rechtbank die moet kennisnemen van het beroep, de bijstand van een advocaat en de maatregelen voorafgaand aan een financiële sanctie, gerechtvaardigd in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 6966 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^